ECLI:NL:RBDHA:2017:13952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
09/827378-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een terroristisch misdrijf door middel van een tweet verwijzend naar ISIS

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2017 een tweet heeft geplaatst waarin hij dreigde met een terroristisch misdrijf. De tweet verwees naar een 'ISIS bom' die zou zijn geplaatst in Den Haag, wat bij een deel van de bevolking ernstige vrees heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het feit, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft daarnaast besloten tot plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gevolgd, die beiden van mening waren dat de verdachte niet strafbaar was, maar dat behandeling noodzakelijk was. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen teruggegeven aan de verdachte, en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

ZITTING HOUDENDE TE AMSTERDAM

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827378-17
Datum uitspraak: 13 november 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Minks en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Grabowsky, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2017 te Den Haag, althans te Nederland, de inwoners van Den Haag, althans de bewoners van de [plaats] te Den Haag en/of een of meer anderen, heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, te weten moord en/of doodslag te begaan met een terroristisch oogmerk, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, immers heeft hij verdachte opzettelijk:
-(op 23 juni 2017) getwitterd dat er een ISIS bom is geplaatst in Den Haag aan de Lozerlaan (met een afbeelding van een bom met een timer, althans een voorwerp gelijkende op een bom met een timer), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij op 23 juni 2017 een tweet heeft geplaatst, waarin hij heeft gedreigd met een terroristisch misdrijf.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het bewijs van het tenlastegelegde feit geen verweer gevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Nu de verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde overeenkomstig artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van het feitelijk handelen, te weten:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 34 t/m 36;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 november 2017.
Overweging ten aanzien van de bedreiging met een terroristisch misdrijf
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met een terroristisch misdrijf is vereist dat de uitvoering van de bedreiging een terroristisch misdrijf zou opleveren en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde(n) de redelijke vrees kon ontstaan dat het terroristisch misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
De wetgever heeft in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaald welke misdrijven als terroristische misdrijven hebben te gelden. Gemeenschappelijk daaraan is dat zij moeten zijn begaan met een terroristisch oogmerk. In artikel 83a Sr is dit omschreven als “het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.”
De rechtbank is van oordeel dat de tweet die de verdachte heeft geplaatst, waarin dreigend wordt verwezen naar een ‘ISIS bom’ met een afbeelding van een bom duidelijk wijst op een aanstaande bomaanslag (het teweegbrengen van een ontploffing als bedoeld in artikel 83 Sr met terroristisch oogmerk ex artikel 157 Sr jo 176a Sr) in een met naam genoemde straat in Den Haag. Het plaatsen van een dergelijke openbare tweet leidt in het huidige tijdsgewricht in de regel tot collectieve stress onder de bevolking omdat (bom)aanslagen van, of in naam van, IS in West-Europa bepaald niet denkbeeldig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is de bedreiging daarmee van zodanige aard en onder zodanige omstandigheden gedaan dat in elk geval bij een deel van de bevolking van Den Haag de redelijke vrees kon ontstaan dat er daadwerkelijk een ontploffing zou volgen en blijkens de tweet en de verklaring van de verdachte was zijn oogmerk ook daarop gericht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte door in deze tijd en maatschappelijke situatie deze tweet met daarin een verwijzing naar ISIS te plaatsen, het oogmerk moet hebben gehad om in elk geval een deel van de bevolking van Den Haag ernstige vrees aan te jagen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte de inwoners van Den Haag heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 23 juni 2017 te Den Haag de inwoners van Den Haag heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, immers heeft hij opzettelijk op 23 juni 2017 getwitterd dat er een ISIS bom is geplaatst in Den Haag aan de Lozerlaan (met een afbeelding van een bom met een timer).

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en hij heeft daarom gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages van A.M.M. van der Reijken (psychiater) van 23 september 2017 en van drs. R.K.F. Lemmens (klinisch psycholoog) van 23 september 2017, elk ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
In het rapport van Van der Reijken wordt geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie en aan een gebrekkige ontwikkeling, te weten autisme en een verstandelijke beperking. Daarnaast is er mogelijk sprake van een posttraumatische stressstoornis. In het rapport van Lemmers wordt geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een psychose NAO (waarschijnlijk in het kader van schizofrenie), een verstandelijke beperking en mogelijk autisme. Deze problematiek was volgens beide deskundigen ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. De verdachte hoorde stemmen in zijn hoofd en heeft onder invloed van die stemmen gehandeld; verdachtes gedrag werd volledig gestuurd door zijn ziekelijke overtuigingen dat hijzelf met de dood werd bedreigd. De verdachte moet daarom volgens de deskundigen ten aanzien van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar worden geacht.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van het psychiatrisch en psychologisch onderzoek met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusie en legt die ten gronde aan haar oordeel.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend wegens de ten tijde van het plegen van dat feit aanwezige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De motivering van de maatregel van artikel 37 Sr

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte goed moet worden behandeld; een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar is daarom passend.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De psychiater concludeert in voornoemd rapport dat het recidiverisico op dreiging met gewelddadig gedrag hoog is. Medicatie, de bestrijding van de psychose, dagbesteding, beschermd wonen en het voorkomen van eenzaamheid zijn belangrijke factoren bij het verlagen van het recidiverisico. De psycholoog concludeert in voornoemd rapport eveneens dat het risico op recidive van gewelddadig gedrag bij ongewijzigd beleid en omstandigheden hoog is. Een gestructureerde, gesloten omgeving zoals die in een psychiatrisch ziekenhuis, waar de verdachte gerichte en medicamenteuze behandeling kan krijgen, kan dit risico aanzienlijk inperken.
De psychiater en de psycholoog concluderen beiden dat wanneer de verdachte weer thuis bij zijn moeder zou gaan wonen en een ambulante behandeling zou krijgen, de kans van slagen klein is. De behandeling kan dan ook het beste worden gerealiseerd binnen een forensisch psychiatrische afdeling. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar krachtens artikel 37 Sr daarom volgens de deskundigen geïndiceerd.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 17 oktober 2017. De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de psychiater en de psycholoog om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.
Op basis van bovengenoemde rapporten is de rechtbank van oordeel dat, om herhaling bij de verdachte te voorkomen, behandeling en begeleiding in een verplicht kader noodzakelijk is. De rechtbank is - gelet op de inschatting van het recidiverisico door de deskundigen tegen de achtergrond van het bewezen verklaarde feit - van oordeel dat bij gebrek aan een dergelijk kader daadwerkelijk gevaar bestaat voor anderen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van de maatregel, bedoeld in artikel 37 Sr, te weten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (zoals FPA De Boog waar de verdachte nu verblijft) voor de duur van één jaar, geboden is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is voldaan aan de wettelijke eisen, te weten dat het bewezenverklaarde feit de verdachte wegens een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de veiligheid van anderen de maatregel eist.

7.De inbeslaggenomen goederen

Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst (bijlage A) vermelde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 39 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
bedreiging met een terroristisch misdrijf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte
nietstrafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 7 genummerde voorwerpen, te weten:
1. mobiele telefoon
2. usb-stick
3. iPad
4. externe schijf
5. iPod
6. PC
7. Samsung telefoon;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Lensink, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2017.
Bijlage:
A. Beslaglijst

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH3R017064, van de politie eenheid Den Haag, Opsporing District C/Cter (onderzoek IKAI), met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 78).