ECLI:NL:RBDHA:2017:16291
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van vestigingsalternatief voor Iraakse asielzoeker in Bagdad
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2017, betreft het een Iraakse asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De rechtbank behandelt de vraag of de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie terecht een vestigingsalternatief in Bagdad heeft tegengeworpen. De eiser, afkomstig uit Dibis in de provincie Ta’min, heeft zijn aanvraag ingediend op 2 oktober 2014, maar deze is afgewezen op 2 december 2016. De staatssecretaris stelt dat er in Dibis geen uitzonderlijke situatie meer is en dat de eiser zich in Bagdad kan vestigen. De rechtbank oordeelt dat de goede procesorde zich verzet tegen het standpunt van de staatssecretaris, omdat deze niet eerder op het beleid heeft gewezen. De rechtbank laat het nieuwe beleid buiten beschouwing en concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft aangetoond dat de eiser zich in Bagdad kan vestigen. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat de eiser niet kan worden tegengeworpen dat hij zich in Bagdad kan vestigen, omdat hij daar nooit heeft gewoond en de omstandigheden voor hem ongunstig zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag voor de verblijfsvergunning terecht heeft afgewezen.