ECLI:NL:RBAMS:2024:5377

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
13/322653-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne en deelname aan een criminele drugsorganisatie

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele drugsorganisatie en het medeplegen van de invoer van 2.263,4 kilogram cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 1 april 2020 tot en met 6 april 2020, opzettelijk deze grote hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. Het bewijs was voornamelijk gebaseerd op SkyECC-berichten, die de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en de invoer van de drugs aantoonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerde organisatie die zich bezighield met de handel in verdovende middelen, en dat hij een actieve rol speelde in de communicatie en coördinatie van de drugstransporten.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie, evenals van witwassen van luxe goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 december 2021 in Almere, samen met een ander, een machinepistool, een pistool en munitie voorhanden had, en dat hij ook exclusieve merkkleding en accessoires bezat die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes jaar en negen maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en de noodzaak om streng op te treden tegen georganiseerde drugshandel en wapenbezit. De verdachte werd schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het medeplegen van de invoer van cocaïne, deelname aan een criminele organisatie, en het voorhanden hebben van wapens en witwassen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Strafrecht
Parketnummer: 13/322653-21
Datum uitspraak: 2 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [land] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2024, 1 juli 2024 (inhoudelijke behandeling) en 2 september 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. A.M. Lobregt en mr. S.A. van de Vliet (hierna: de officier van justitie), en van wat de (gemachtigde) raadsman van de verdachte, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, naar voren heeft gebracht.
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de (mede)verdachten [medeverdachte 1] (13/316890-21), [medeverdachte 2] (13/319490-21) en [medeverdachte 3] (13/278787-21)

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 6 april 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, zulks al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet
en/of
opzettelijk heeft/hebben bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (onder meer)
(ongeveer) 2263,4 kilogram cocaïne althans (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 6 april 2020, te Rotterdam en/of te Amsterdam en/of te Almere en/of Lelystad en/of te Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van 2263,4 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (opzettelijk) (onder meer):
  • een cryptotelefoon met de applicatie Sky-ECC voorhanden gehad en/of
  • een (encrypted Sky-ECC) groepschat aangemaakt en/of aan (encrypted Sky-ECC) groepschats deelgenomen die vrijwel uitsluitend betrekking heeft/hebben op de (internationale) handel in verdovende middelen en/of
  • in de chatgroep bericht(en) gestuurd om de uithaler(s) van informatie en/of inlichtingen te voorzien over het lossen en/of het verplaatsen (naar de loods aan het [adres 1] ) en/of het wegen en/of het verdelen van de verdovende middelen en/of
  • in de chatgroep bericht(en) gestuurd om de uithaler(s) aan te moedigen en/of aan te sturen en/of te berispen en/of
  • foto’s van de zakken waarin de verdovende middelen verborgen zaten en/of foto’s van verdovende middelen in de chatgroep te sturen en/of door te sturen naar een of meer anderen en/of
  • (encrypted Sky-ECC) chatgesprekken gevoerd met betrekking tot het bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen;
2. hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 12 januari 2020 tot en met 2 juni 2020, te Antwerpen en/of Willebroek en/of Meerhout en/of Lier, althans in België, en/of te Amsterdam en/of Rotterdam en/of te Amsterdam en/of te Almere en/of Lelystad en/of te Hoofddorp, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband met natuurlijke personen, te weten (onder meer):
  • [medeverdachte 1] en/of
  • [medeverdachte 3] en/of
  • [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in (onder meer)
  • artikel 10 Opiumwet en/of
  • artikel 10a Opiumwet;
3. hij op of omstreeks 8 december 2021 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
  • een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Glock, type 17 gen 5, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 5, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (ten minste) 55 patronen (merk Sellier & Bellot en/of Magtech), van het kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
4. hij op of omstreeks 8 december 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
  • diverse exclusieve merkschoenen en/of
  • diverse exclusieve merkkleding en/of
  • diverse exclusieve accessoires en/of ander(e) goeder(en)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1 Medeplegen (verlengde) invoer cocaïne
De verdachte wordt onder 1 primair (eerste alternatief) kort samengevat ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 6 april 2020 in Rotterdam, samen met anderen, 2.263,4 kg cocaïne Nederland heeft ingevoerd.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair eerste alternatief ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken. Hij heeft samengevat aangevoerd dat het SkyECC-account [account 1] niet aan de verdachte kan worden gekoppeld zodat de SkyECC-berichten niet kunnen dienen als bewijs. Het ontbreekt aan elke andere vorm van onderbouwing dat de verdachte betrokken was bij de invoer. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van cocaïne. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het medeplegen van de invoer. Hetgeen de verdachte aan handelingen zou hebben verricht, kan niet worden aangemerkt als een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht. De berichten die hij zou hebben verstuurd, zijn beperkt in omvang en zien voornamelijk op het voorhanden hebben van een Nokia. Zij bevatten nutteloze informatie waarvan iedereen al lang op de hoogte was; de inhoud van de berichten zag op het meenemen van powerbanks en een slaapzak.
Het oordeel van de rechtbank
Identificatie SkyECC-accounts
Het bewijs bestaat voor een groot deel uit ontsleutelde SkyECC-berichten. De rechtbank zal daarom eerst oordelen of is bewezen dat de SkyECC-accounts die aan de verdachte en zijn medeverdachten worden toegeschreven ook aan hen zijn toe te dichten.
[medeverdachte 2] – [account 2] en [account 3]
Op grond van de bewijsmiddelen kan ten aanzien van de SkyECC-accounts [account 2] en [account 3] het volgende worden vastgesteld en geconcludeerd. Het SkyECC-account [account 2] was actief van 23 november 2019 tot 15 december 2020. De gebruiker had de bijnaam Pequeňo , Pequeňo team beton en Peque=f1o . Er waren twee IMEI-nummers aan dit account gekoppeld die achtereenvolgens van 22 november 2019 tot en met 27 februari 2020 ( [IMEI nr 1] ) en aansluitend vanaf 28 februari 2020 tot 15 december 2020 ( [IMEI nr 2] ) actief zijn geweest. IMEI staat voor International Mobile Equipment Identity. Elke mobiele telefoon heeft een uniek IMEI-nummer en is zo te herkennen.
In chatgroep [chatgroep 1] heeft de gebruiker van het account [account 2] de andere deelnemers van deze groep laten weten dat hij op 26 februari 2020 een afspraak had bij de reclassering. De reclassering heeft aan de politie bevestigd dat medeverdachte [medeverdachte 2] op die dag inderdaad een afspraak had.
[medeverdachte 2] is op 30 maart 2020 om 03.08 uur aangehouden op de Vrijheidsdreef in Almere. Uit onderzoek is gebleken dat het toestel met IMEI-nummer [IMEI nr 2] om 03.11 uur bij de Vrijheidsdreef in Almere was. De telefoon was vervolgens tussen 30 maart 2020 tot 23 juni 2020 niet meer actief. [medeverdachte 2] heeft van 30 maart 2020 tot en met 23 juni 2020 gedetineerd gezeten in het detentiecentrum Schiphol . Het toestel met genoemd IMEI-nummer is op 23 juni 2020 weer actief geworden en bevond zich toen op Schiphol.
Uit onderzoek is verder gebleken dat de telefoons met IMEI-nummers [IMEI nr 1] en [IMEI nr 2] ’s avonds laat en ’s morgens vroeg regelmatig gebruikmaakten van cell-id’s die zijn gevestigd op de [adres 2] en dat is in de buurt van het woonadres van [medeverdachte 2] ( [adres 3] ).
Uit vluchtgegevens blijkt dat het IMEI-nummer [IMEI nr 1] vanaf 15 december 2019 20.19 uur tot 2 januari 2020 gebruikmaakte van MCC (Mobile Country Code) 746 in Suriname. [medeverdachte 2] stond op 15 december 2019 op de passagierslijst van een vlucht van Nederland naar Suriname en op 2 januari 2020 op de lijst voor een vlucht van Suriname naar Nederland.
De gebruiker van het SkyECC-account [account 3] had (ook) de bijnamen Pequeňo * en Peque=F1o * en wordt door andere SkyECC-gebruikers ook zo aangeduid.
Op 24 maart 2020 heeft [verdachte] ( [account 1] ) aan [naam 1] ( [account 4] ) in chatgroep [chatgroep 2] laten weten ‘broer u heeft de broeders hun werk telefoon erin gezet, die zijn alleen als we op een klus gaan broer. (…)’. Vervolgens is onder meer het account [account 2] toegevoegd. Uiteindelijk bestond de groep uit de accounts [account 4] , [account 1] , [account 5] , [account 6] , [account 2] en [account 3] .
Op 28 maart 2020 berichtte [verdachte] ( [account 1] ) in chatgroep [chatgroep 3] aan [naam 1] ( [account 4] ) ‘u heeft van pequeno zijn werk telefoon in de chat gevoegd’ terwijl [account 3] zich al in de groep bevond. Daarna is [account 2] aan de groep toegevoegd. Uiteindelijk bestond deze groep uit [account 4] , [account 1] , [account 6] , en [account 7] .
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande feiten en omstandigheden voldoende identificerend zijn om tot de conclusie te komen dat zowel het SkyECC-account [account 2] als [account 3] (de ‘werktelefoon’) aan [medeverdachte 2] is toe te schrijven.
[medeverdachte 1] – [account 8] , [account 6] en [account 5]
Op grond van de bewijsmiddelen kan ten aanzien van de SkyECC-accounts [account 8] , [account 6] en [account 5] het volgende worden vastgesteld en geconcludeerd. Het account [account 8] was actief in de periode van 27 september 2019 tot 30 september 2020. De gebruiker van het account gebruikte de bijnaam Piccelo . Het account [account 6] was actief in de periode van 13 oktober 2019 tot 30 maart 2020. De gebruiker van dit account had de bijnamen: MR. piccolo , MR. Piccalo , [bijnaam 1] en iphone8 . Het account [account 5] was actief in de periode van 28 februari 2020 tot en met 4 oktober 2020 en maakte gebruik van de bijnamen MR.PICCALO * en MR.PICCALO* werk tel . De bijnamen van de drie genoemde accounts komen (vrijwel) overeen.
Het SkyECC-account [account 8] was aan het IMEI-nummer [IMEI nr 3] gekoppeld, het SkyECC-account [account 6] was aan de IMEI-nummers [IMEI nr 4] , [IMEI nr 5] , [IMEI nr 6] en [IMEI nr 7] gekoppeld en het SkyECC-account [account 5] was aan het IMEI-nummer [IMEI nr 8] gekoppeld. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] was gekoppeld aan twee van de hiervoor genoemde IMEI-nummers van het account [account 6] ( [IMEI nr 5] en [IMEI nr 6] ).
Uit vluchtgegevens blijkt dat de telefoons met de IMEI-nummers [IMEI nr 3] en [IMEI nr 4] zich op drie vluchten van en naar Suriname hebben bevonden. Het gaat om de vluchten van Nederland naar Suriname op 27 september 2019 en 29 december 2019 en de vlucht van Suriname naar Nederland op 6 januari 2020. Uit de passagierslijsten van deze vluchten blijkt dat er maar één persoon is die op alle drie vluchten heeft gezeten en dat is medeverdachte [medeverdachte 1] .
Op 17 september 2019 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op het adres [adres 4] woont, maar ook bij zijn vriendin verblijft: ‘Ik slaap bij mijn vriendin goed en bij de [locatie 1] .’ Zijn vriendin is [naam 2] . Zij stond tot 21 augustus 2020 op het adres [adres 5] ingeschreven. De IMEI-nummers die gekoppeld zijn aan de SkyECC-accounts [account 8] en [account 6] hebben in de periode van 17 september 2019 tot en met 30 september 2019 en de periode van 13 oktober 2019 tot en met 5 maart 2020 zeer regelmatig gebruikgemaakt van cell-id’s in de omgeving van de [adres 6] , wat in de nabijheid van het adres [adres 5] is. In de periode 15 februari 2019 tot en met 19 juli 2019 had [medeverdachte 1] detentieverlof. Gedurende die verloven maakte het IMEI-nummer [IMEI nr 4] contact met een zendmast in de omgeving van [locatie 2] in Amsterdam-Zuidoost. Dat is in de nabijheid van het adres [adres 7] waar [medeverdachte 1] gedurende het detentieverlof (bij zijn oom) verbleef.
Het SkyECC-account [account 5] heeft bijnamen waaronder MR.PICCALO * werk die overeenkomen met de bijnamen die horen bij de SkyECC-accounts [account 8] en [account 6] . Aan dit account waren het IMEI-nummer [IMEI nr 9] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gekoppeld. Dit nummer maakte in de periode van 23 februari 2020 tot 21 augustus 2020 gebruik van cell-id’s in de nabijheid van het adres [adres 5] , het woonadres van [naam 2] , de vriendin van [medeverdachte 1] .
Van 23 februari 2020 tot en met 4 oktober 2020 uur is de simkaart met het International mobile subscriber identity (IMSI)-nummer [IMSI nr 1] gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en aan de mobiele telefoon met IMEI-nummer [IMEI nr 9] . Tot en met 18 augustus 2020 maakte dit IMSI-nummer aan het begin en eind van de dag vaker dan andere registraties gebruik van cell-id’s die zich bevinden op de [adres 6] . Echter vanaf 19 augustus 2020 maakte deze telefoon voornamelijk gebruik van cell-id’s die zich bevinden op de zendmastlocatie [adres 8] terwijl de telefoon daarvoor niet eerder van deze cell-id’s gebruikmaakte. Deze telefoon maakte dus sinds de vriendin van [medeverdachte 1] , [naam 2] , vanaf 21 augustus 2020 staat ingeschreven op het adres [adres 9] gebruik van de zendmastlocatie [locatie 3] . Deze zendmast is gelegen op ongeveer 450 meter van het adres [adres 9] .
In de hiervoor genoemde chatgroep [chatgroep 2] waarin [verdachte] ( [account 1] ) aan [naam 1] heeft laat weten dat [naam 1] aanvankelijk alleen de ‘werk’telefoons van de ‘broeders’ aan de chatgroep heeft toegevoegd en dat de werktelefoons alleen gebruikt worden voor als ze op een klus gaan en dat de ‘broeders’ deze telefoons nu niet bij zich hebben, waren op dat moment de accounts [account 5] ( MR.Piccalo * en MR.Piccalo* werk tel ) en [account 3] ( Peque=F1o en Pequeňo ) toegevoegd, althans dit waren de accounts die berichten ontvingen als iemand in de chatgroep een bericht stuurde. Vanaf 24 maart 2020 om 19.02 uur ontvingen ook de accounts [account 6] en [account 2] berichten. Gezien de eerdere opmerkingen van [naam 1] en [verdachte] over de werktelefoons en het feit dat de accounts van [medeverdachte 1] ( [account 6] ) en [medeverdachte 2] ( [account 2] ) vanaf 19.02 uur berichten ontvingen, is het aannemelijk dat de accounts [account 6] en [account 2] later zijn toegevoegd aan de chatgroep. En gelet op de overeenkomende gebruikersnamen en de opmerkingen over de werktelefoons is de conclusie dat SkyECC-account [account 5] de ‘werktelefoon’ van [medeverdachte 1] bijgenaamd MR.Piccalo* werk tel was zoals SkyECC-account [account 3] de ‘werktelefoon’ van [medeverdachte 2] was.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande feiten en omstandigheden voldoende identificerend zijn om tot de conclusie te komen dat de SkyECC-account [account 8] , [account 6] en [account 5] aan [medeverdachte 1] zijn toe te schrijven.
[verdachte] – [account 1]
Op grond van de bewijsmiddelen kan ten aanzien van het SkyECC-account [account 1] het volgende worden vastgesteld en geconcludeerd. Het SkyECC-account [account 1] was actief in de periode van 9 oktober 2019 tot 3 april 2020. De gebruiker van het account had Koef als bijnaam. Uit onderzoek is gebleken dat het account [account 1] vanaf 9 oktober 2019 tot en met 28 februari 2020 gekoppeld was aan een telefoon met IMEI-nummer [IMEI nr 10] en vervolgens tot 3 april 2020 aan een telefoon met IMEI-nummer [IMEI nr 11] gekoppeld is geweest. Het account [account 1] heeft in de gehele periode dat het werd gebruikt (9 oktober 2019 tot en met 3 april 2020) van dezelfde simkaart met IMSI-nummer [IMSI nr 2] gebruikgemaakt.
Uit locatiegegevens van het telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI nr 10] is gebleken dat dit toestel zich van 21 december 2019 tot en met 2 januari 2020 in Suriname heeft bevonden. Er mag worden aangenomen dat de gebruiker de telefoon in het vliegtuig heeft meegenomen. De vlucht [vluchtnummer] van 3 januari 2020 is de enige vlucht die overeenkomt met de historische gegevens van het IMEI-nummer, waarbij op 3 januari 2020 de MCC-code van Spanje is gebruikt. Het was ook de enige vlucht uit Suriname die die dag op Schiphol is geland, en die over Spanje is gevlogen. [verdachte] stond op de passagierslijst van deze vlucht.
Op 3 april 2020 is [verdachte] aangehouden en is bij hem een iPhone in beslag genomen. De iPhone had het IMEI-nummer [IMEI nr 11] . [verdachte] heeft verklaard dat hij de eigenaar is van deze iPhone. Uit onderzoek volgt dat dit toestel al vanaf 9 oktober 2019 gebruikmaakte van de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI nr 2] . Dit IMSI-nummer straalde zendmasten aan op twee adressen die aan [verdachte] zijn te linken: de [adres 13] , het adres van de moeder van zijn dochter en het adres [adres 18] , een adres dat is gedeeld via Snapchat. De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande van uit dat [verdachte] de gebruiker van deze telefoon is geweest in de gehele periode van 9 oktober 2019 tot en met 3 april 2020.
In de chatgroep [chatgroep 4] heeft op 4 maart 2020 een ‘gesprek’ plaatsgevonden tussen de gebruikers van de SkyECC-accounts [account 1] , [account 4] en [account 9] . [account 4] stuurde het bericht ‘Prof leg die pap klaar in ams 150K’. ‘Prof’ is de bijnaam van het de gebruiker van het account [account 9] . De gebruiker van het account [account 1] stuurde vervolgens dat hij alleen een tijd en een locatie nodig had en vroeg om een ‘toke’ of ‘code’. Deze gebruiker stuurde de locatie McDonald’s Holendrecht, en stuurde vervolgens ‘Donker grijze DS3.’ Uit verschillende registraties in de politie-informatiesystemen is gebleken dat [verdachte] van een donkergrijze Citroen DS3 met kenteken [kenteken 1] gebruikmaakte. Hij is onder meer op 11 februari 2020 en op 10 maart 2020 geregistreerd als bestuurder van deze auto.
Uit de historische gegevens van de IMEI-nummers [IMEI nr 10] en [IMEI nr 11] blijkt dat aan deze twee IMEI-nummers één telefoonnummer ( [telefoonnummer 3] ) was gekoppeld. Het desbetreffende nummer maakte tot en met 13 december 2019, in de nachtelijke en vroege ochtenduren, gebruik van cell-id’s die zijn gevestigd op de [locatie 4] en [adres 10] . Vanaf 17 januari 2020 tot 3 april 2020 maakte het genoemde telefoonnummer in de nachtelijke en vroege ochtenduren gebruik van cell-id’s die zijn gevestigd op de [adres 11] . Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] zich in de periode van 2015-2020 veelvuldig heeft opgehouden in de buurt van Almere en Lelystad. Het BRP-adres van [verdachte] in de periode van 2019-2020 was [adres 12] . De zendmastlocatie [adres 11] bevindt zich in de omgeving (ongeveer 650 meter) van de [adres 13] . Het adres [adres 13] betreft een adres waarop [verdachte] destijds ook regelmatig verbleef; het is het adres van de moeder van zijn dochter.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande feiten en omstandigheden voldoende identificerend zijn om tot de conclusie te komen dat het SkyECC-account [account 1] is toe te schrijven aan [verdachte] .
[medeverdachte 3] – [account 10] en [account 11]
Op grond van de bewijsmiddelen kan ten aanzien van de SkyECC-accounts [account 10] en [account 11] het volgende worden vastgesteld en geconcludeerd. Het SkyECC-account [account 10] startte op 23 oktober 2019 en was actief tot 30 september 2020. De bijnamen van de gebruiker van het account waren Torro , Torro only en Torro team beton . Het account werd gebruikt in telefoons met de IMEI-nummers [IMEI nr 12] en [IMEI nr 13] . Aan beide IMEI-nummers was over de gehele periode het telefoonnummer [telefoonnummer 4] gekoppeld.
In de nachtelijke uren maakte het IMEI-nummer [IMEI nr 12] het vaakst gebruik van de cell-id die zich bevindt op de zendmastlocatie [adres 14] . De locatie van de meest gebruikte cell-id is nabij het adres van medeverdachte [medeverdachte 3] op de [adres 19] .
Op 13 september 2020 heeft op de [locatie 5] een aanrijding plaatsgevonden met een Audi. In deze auto werden op de bestuurderstoel en bijrijdersstoel een aantal telefoons aangetroffen, waaronder de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nr 13] . Op 16 september 2020 heeft [medeverdachte 3] zich bij de politie gemeld. Hij vertelde dat hij zich moest komen melden omdat hij op 13 september 2020 een ongeluk had gehad waarbij hij een paal had geraakt.
Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI nr 12] aanwezig was op vluchten naar en van Suriname op 15 december 2019 en 10 januari 2020. [medeverdachte 3] stond op beide passagierslijsten.
Het SkyECC-account [account 11] was actief van 23 februari 2020 tot 4 juli 2020. Het IMEI-nummer dat bij dit account hoorde, was [IMEI nr 14] . De gebruiker van dit account had eveneens de bijnaam Torro . In de nachtelijke uren maakte het IMEI-nummer [IMEI nr 14] het meeste gebruik van de cell-id die zich bevindt op de zendmastlocatie [adres 14] , in de buurt van het adres van [medeverdachte 3] .
De SkyECC-accounts [account 10] en [account 11] zaten in meerdere groepen maar zij reageerden in chats nooit op elkáár. Op [geboortedag] 2020 heeft de gebruiker van het account [account 11] in chatroep [chatgroep 5] laten weten dat hij onderweg is. Vervolgens stuurde de gebruiker van het Sky-account [account 5] ( [medeverdachte 1] ) ‘Witte Up’. [medeverdachte 3] maakte gebruik van een witte Volkswagen Up.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande feiten en omstandigheden voldoende identificerend zijn om tot de conclusie te komen dat de SkyECC-accounts [account 10] en [account 11] aan [medeverdachte 3] zijn toe te schrijven.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd de hiervoor genoemde SkyECC-accounts aan de verdachten kunnen worden toegeschreven. Dat brengt mee dat zij kunnen worden gezien als de gebruikers van deze accounts en de berichten met die accounts hebben verstuurd.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt dat de verschillende Sky-accounts aan de verdachten kunnen worden toegeschreven door het volgende. Op 12 januari 2020 heeft [account 1] de chatgroep de ‘ [chatgroep 6] ’ aangemaakt. Deze groep bestaat uit de accounts [account 1] , [account 6] en [account 10] , [account 2] . [account 1] heeft die dag bericht ‘Heren, wij zijn over en wij zullen alles moeten fixen samen (…).’ Op 17 maart 2020 heeft de politie de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangetroffen in een auto. In de auto werd een propje gevonden waarop staat [account 10] . De accounts zijn dus afzonderlijk van elkaar aan de verschillende verdachten te koppelen en samen vormen die accounts de groep ‘ [chatgroep 6] ’, en de verdachten zijn op 17 maart 2020 ook als groep gezamenlijk aangetroffen. Hieruit blijkt dat zij elkaar kennen en (zeer) regelmatig contact met elkaar hebben.
Daarnaast blijkt uit de chats in het dossier dat er sprake is van een samenwerking met de gebruikers van de accounts [account 12] en [account 4] . De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 23 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7847 geoordeeld dat het SkyECC-account [account 12] , waarvan de gebruiker ook wel Egyptian , [bijnaam 2] , [bijnaam 2] of [bijnaam 2] wordt genoemd, kan worden toegeschreven aan [naam 3] . De rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 25 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5836, geoordeeld dat [naam 1] de gebruiker is van SkyECC-account [account 4] .
Medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. [1]
De reikwijdte van het bestanddeel ‘binnen het grondgebied brengen’ in artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet is ruimer dan in het dagelijks spraakgebruik. Uit de tekst van dat artikel in verbinding met artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt immers dat als strafbare vormen van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, dus na de feitelijke invoer. In dit verband pleegt te worden gesproken van de ‘verlengde invoer’ van verdovende middelen. [2]
Bij de beoordeling of het gaat om het medeplegen van de (verlengde) invoer van verdovende middelen wordt het accent sterk gelegd op de feitelijke bijdrage van de verdachte en de hiervoor genoemde beoordelingsfactoren (intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte). [3]
Uit het dossier volgt dat de verdachte niet fysiek betrokken is geweest bij het ten laste gelegde transport in die zin dat hij zelf verdovende middelen heeft ingevoerd. Beoordeeld moet daarom worden of de verdachte op een andere wijze een rol heeft gespeeld en zo ja hoe die rol moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die in de bijlage staan de overtuiging gekregen dat de verdachte het onder 1 (primair eerste alternatief) ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen (in het bijzonder de SkyECC-berichten) volgt samengevat het volgende.
Op 13 maart 2020 wordt in de haven van Santos in Brazilië de zeecontainer [containernummer 1] aan boord van containerschip MSC Anchorage geladen. In de container zit een lading verpakt als L-lysine (een aminozuur dat als voedingssupplement vrij verkrijgbaar is bij drogisterijen) die voor een bedrijf in Sint Petersburg bestemd is. De MSC Anchorage vaart via de Braziliaanse havenplaatsen Rio de Janeiro en Salvador naar de haven van Rotterdam.
Op 1 april 2020 stuurt Amigo in de chatgroep [chatgroep 7] , die (uiteindelijk) bestaat uit [naam 1] , [naam 3] , [verdachte] , ‘Amigo’, ‘Rapido’ of ‘Seiko’, ‘Agroo’ en ‘Bogo’ om 17.47 uur het bericht ‘we gaan 9 uur na binnen met tp.’ TP staat voor transport. Rapido informeert om 17.50 uur waar die ‘tp’ hen dropt. Amigo antwoordt ‘Ddn’. De DDN (Delta Dedicated North)-terminal betreft een gedeelte van de ECT-terminal in de haven van Rotterdam. Amigo merkt op dat ‘tp’ met voedingspakketten komt en merkt op ‘en 1 man van Shooter’. Rapido informeert om 17.53 uur waar die ‘tp ons precies zetten’ gaat. Amigo antwoordt ‘hij dropt jullie op ddn waar kan broer’. Hij merkt vervolgens op ‘dan gelijk lege bak zoek en erin gaan lekker slapen tot we loca hebben’ en dat er ook voedingspakketten zijn. Zij moeten kennelijk overnachten in een lege container (bak) tot er een locatie bekend is. Amigo bericht om 17.58 uur ‘doe aub je best en switch aub die bak broer je gaat blij worden insha Allah’. Om 18.37 uur merkt hij op ‘dit is de shooter broeders’ en wordt [verdachte] aan de groep toegevoegd. Amigo informeert om 20.43 uur ‘Hoelaat kunnen onze jongens na binnen’. [verdachte] schrijft om 20.48 uur ‘we wachten alleen op een adres broer’. [naam 1] stuurt om 20.50 uur een foto van een scherm waarop het adres van McDonald’s Rotterdam Charlois te zien is. Hij merkt op dat ze daar zo om half tien afspreken. Even later stuurt hij een foto van twee zegels. Hij schrijft ‘komt nog een oranje hapag zegel bij dan hebbe jullie 3 zegels bij die witte douane zegel gaat op de bak waar spullen uit komen en dan op de switch bak waar spullen daarna in gaan als het mscbak is gaat er gele op als het hapag bak is gaat er oranje op’. Rapido laat om 21.10 uur weten dat ze er zijn. [verdachte] bericht om 21.14 uur dat Agroo over twee minuten ook op de locatie is. Een minuut later bericht [naam 1] ‘we hebben met 5 min zegels zijn ze klaar en rijd onze jonge ze van denhaag naar daar’. [verdachte] laat om 21.16 uur weten dat hij denkt dat het een goed idee is om nu veel te eten. [naam 1] merkt vervolgens op ‘ja broers beste extra energie’. [verdachte] schrijft om 21.25 uur ‘liever te veel dan te weinig broeders’. Om 21.54 uur stuurt [naam 1] een foto van een vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken 2] op naam van [bedrijf 1] . In het onderzoek Cherokee is vastgesteld dat [naam 4] met zijn bedrijf [bedrijf 2] van deze vrachtwagen gebruikmaakt. En vervolgens merkt hij op ‘bij de mercedes voorbij mac staat de truck broers ga alvast daarheen broers met ze alle’. Agroo laat om 22.15 uur weten dat hij in de truck is. [naam 1] bericht [naam 3] om 22.53 uur dat ze bij de truck zijn, ‘bij Invisble’. Hij merkt op ‘Agroo is daar nu en komt nog een jonge van ons nu’. Agroo schrijft om 23.19 uur dat ze nu met z’n drieën zijn en nu vertrekken. Amigo informeert om 23.31 uur ‘heb je sky en nokia aangenomen broer’? Agroo antwoordt dat hij de iPhone en de Nokia bij zich heeft. [verdachte] reageert direct met ‘oké top, hou de telefoons goed in de gaten broer, zo snel mogelijk reageren’. Nadat Agroo laat weten dat ‘Soldaat heeft tell niet geladen’ merkt Amigo op ‘geen probleem doe em uit, gebruik die in nood, of met powerbank opladen of via truck opladen’. [verdachte] vult om 23.42 uur aan ‘ja in de lader zetten en uitmaken dan laad het sneller op’. Hij vraagt vervolgens aan Agroo of die ‘ook een powerbank bij zich heeft’ waarop Agroo bevestigend antwoordt.
Op 2 april 2020 om 00.21 uur stuurt [naam 3] ‘Seikootje goed luisteren jullie gaan zo met tp naar binnen hij zet jullie bij ddn 1 tegenover de stekke daar jij leidt jij kent de weg’. En vervolgens stuurt hij ‘doe je rugzak strak om nu meteen en 1 extra tas alles zit erin jullie gaan 4 man sterk je loods ze er doorheen en abi assist telefonisch zo dadelijk waar nodig’. [verdachte] vraagt direct daarna ‘begrepen???’. Agroo laat weten dat dit het geval is en vraagt wat hij met de Nokia moet doen. [verdachte] antwoordt om 00.24 uur ‘let er goed op is voor nood en instructies!’ [naam 3] laat om 00.25 uur weten ‘jullie gaan zo rijden dat jullie in pauze tijd binnenrijden precies’. Om 00.41 uur schrijft hij ‘instappen en gaan’. [naam 1] informeert om 01.32 uur of ze binnen zijn. Agroo laat daarop weten dat dit het geval is. [naam 1] vraagt vervolgens ‘zijn jullie al in de stacken?’. Een stack is de locatie op een containerterminal waar de zeecontainers staan opgesteld als deze van de boot gelost zijn. Agroo antwoordt dat dit nog niet het geval is. [naam 1] vraagt dan of ze nog in de truck zijn. Agroo antwoordt bevestigend. [verdachte] schrijft vervolgens dat wat Agroo ‘bedoeld is dat ze wel op die terminal zijn maar nog steeds in de truck zijn’. [naam 1] schrijft om 02.38 uur ‘als onze bak is gelost hebben we positie dan kijken we in die zelfde straat voor een switch bak krijgen we van kantoor door’. Om 02.40 uur laat hij weten ‘jullie gaan nu naar pad 1 en 10 tussen ergens lege bak zoeken’. Om 02.44 uur laat [naam 1] weten dat stap één is dat het belangrijk is om in een lege bak op DDN te komen. [verdachte] schrijft een paar minuten later ‘broer laten we dit stap voor stap doen, zorg dat jullie veilig in een lege bak zijn en dat er altijd minimaal 1 persoon wakker blijft dan volgen de instructies’. Agroo en Rapido moeten dus op zoek naar een lege container om zich schuil te houden en wachten op verdere instructies. Om 03.13 uur informeert [naam 1] of het gelukt is en of ze in de stack zijn. [naam 3] antwoordt bevestigend en schrijft verder ‘even wachten tot ze in een bak zitten’. Om 03.38 uur bericht [naam 1] ‘morge nacht hebben we update 3uur nacht hebben we locatie en dan doen we gelijk klus’. Amigo en [naam 3] proberen te lokaliseren waar Agroo en Rapido zich bevinden om te kijken of ze op een goede plek zitten. [naam 3] deelt om 03.48 uur mee ‘Seiko je moet zo foto maken van de kraan waar jullie zijn aub want wil niet dat jullie in stacken staan waar geen belasting betaald is haha’. Vervolgens stuurt Agroo een foto van een kraan en merkt op ‘ik zie die kraan recht van me’. Rapido stuurt om 04.03 uur een foto van een container met nummer [containernummer 1] . [naam 1] reageert met ‘top broer ga nu in de lege bak met zen alle’. Rapido stuurt om 04.04 uur een foto van een container. [naam 1] merkt vervolgens op ‘ [lettercijfercombinatie] ’ en ‘ga in de lege bak nu’. Hij bericht daarna ‘gewoon in de bak broers, morge krijgen jullie les hoe die padjes werken’. Rapido stuurt vervolgens een foto van het haventerrein. [naam 1] reageert direct met ‘niet daar staan zijn cameras’. [naam 3] schrijft onmiddellijk ‘jongen terug die bak in !!!!!!’. Om 04.06 uur schrijft [naam 1] ‘je fucked onze missie op, ik onthoofd je als je gepakt word, 2200kg en je gaat die fouten maken’. Blijkbaar gaat het over een transport van 2.200 kilogram. Om 04.13 uur deelt [naam 1] een foto van een pallet met witte zakken met daarop de tekst L-Lysine. Hij schrijft erbij ‘kijk broers zulke balen gaan het zijn’. [verdachte] schrijft vervolgens ‘komt goed laten we alles koppen bij elkaar houden en focussen! Alle instructies worden goed gegeven. Lees t rustig en probeert eerst te begrijpen ga niet zelf iets doen als jet niet begrijpt. Dan komt t goed!!’. [naam 1] stuurt vervolgens een foto van de inhoud van een container (pallets met dezelfde zakken erop) en schrijft ‘precies koef is een makkelijke klus moeilijkste is achter de rug zijn er nu’. Hij maakt dan duidelijk welke zakken uit de container moeten worden gehaald; hij stuurt een plattegrond waarop aan de linkerkant twee vlakken geel gearceerd zijn en merkt daarbij op ‘kijk broers groene lijn is de deur’ en ‘zijn de 2 de en 3de pallet van links zijn helemaal vol’. Hij deelt vervolgens mee ‘dus je opent de deuren linker kant 1ste pallet die je ziet gelijk is leeg dan 2de erachter vol en 3de erachter vol, is poeder in die balen dus voorzichtig mee zijn, in iedere pallet zitten 55 balen, in de 2de zijn er 47 volle en 3 de pallet zijn 50 volle, maar beste pakken we beide pallets helemaal mee 110 balen totaal dan maken we geen fouten, als je deuren opent kan je van boven op de pallets rechts klimmen en zo leeg je die 2 volledige pallets en stapel je allemaal naar rechts toe, dan doen we alles direct naar die wissel bak die gaan we eerst openen al voor de klus en kijken of er genoeg ruimte zit, en dan lopen we die balen op tempo gelijk door naar de wissel bak’. Om 17.13 uur maakt [naam 1] nog een keer duidelijk wat de bedoeling is. Hij stuurt dezelfde plattegrond waar nu ook een rode streep, witte cirkels en een oranje cirkel op staan. Hij schrijft ‘oranje omcirkelt zijn jullie, rode lijn is de deur van de bak, gelijk pallet links die je ziet als deur open is is leeg, in wit cirkel zie je pallet nrs, eerste pallet 1 is leeg, erachter links pallet 2 en 3 zijn voledig vol’. Agroo vraagt ‘okee en moeten we het ook na tellen of de aantallen kloppen toch?’ [naam 1] antwoordt ‘gewoon 2 volledige pallets broer dat ze beide helemaal leeg zijn en dan eve snel die zakken tellen 110st, zijn 97 van vol maar beste gewoon die 110 mee’. Rapido vraagt om 17.28 uur ‘die bak de switch is dichtbij niet ver tog’. [naam 1] antwoordt ‘die kunnen we pas zoeken in systeem als we positie van volle bak hebben maar gaan proberen die zelfde straat’. [naam 3] schrijft om 17.35 uur ‘dan doen we eerst wisselbak de zegel fotograferen is belangrijkste begin met die wisselbak seiko’. Om 21.32 schrijft [naam 3] ‘Stap 1. Onze bak vinden en foto maken van zowel bak als zegel duidelijke foto dat gesaved kan worden. Stap 2. Wisselbak zoeken en foto baknr en zegel hele duideijke foto en zegel dient aan de onderkant geknipt te worden Stap 3. Volle bak openen en de 2 b’.
Op 3 april 2020 om 03.00 uur laat Amigo weten dat de boot vertraagd is. Rapido bericht ‘groen teken gaan we gassen’. Een minuut later schrijft [verdachte] ‘goedenavond broeders, top! Dan wachten we het groene teken af en gaan we gas geven!!’ Om 11.24 uur komt het containerschip MSC Anchorage met de zeecontainer [containernummer 1] aan boord in de haven van Rotterdam aan. Om 13.57 uur stuurt ‘Amigo’ schermafbeeldingen van Google Maps waarop de ECT-terminal herkenbaar in beeld is en waarop de locatie van het containerschip MSC Anchorage is aangegeven met ‘boot’. Een minuut later bericht hij dat het schip aan het lossen is en dat het vanavond gaat gebeuren. [verdachte] schrijft om 14.06 uur ‘top broers, nog ff afwachten en dan gas geven. En naar huis!’. Om 14.17 uur laat Rapido weten dat ze met z’n drieën zijn; hij, Agroo en ‘kleine abi’. [naam 1] bericht om 20.51 uur ‘laat msc kantoor alvast een hele lijst maken goeie bakken’ en ‘Amigo check jij ook eve een hele lijst goeie bakken’. Hij wil kennelijk dat er gekeken wordt naar containers die als switchcontainer kunnen dienen. Amigo antwoordt ‘ik ga me huiswerk doen Pres’.
Op 4 april 2020 om 04.18 uur wordt de container gelost. Amigo laat om 11.19 uur weten ‘Huiswerk is gedaan! Vandaag gaat het gebeuren aub boys!’ [naam 1] legt om 20.45 uur uit wat er met de zegels moet gebeuren. Om 20.49 stuurt hij een foto van de container met nummer [containernummer 1] en merkt daarbij op ‘dit is de volle bak, daar gaat die douane zegel op als we klaar zijn, want hij gaat zakken missen dat douane dat zogezegt heb gedaan.’ [naam 3] schrijft om 20.55 uur ‘21:15 gaat bo bellen saiko dan gaan we naar stack 110 pad 26 bewegen’ [naam 1] vraagt om 21.03 uur aan Amigo of hij online is en zegt ‘geef ze instructies goed en duidelijk’. [naam 3] laat vervolgens weten ‘Amigo coacht met mij hier, Bo gids jullie perfect naar 110 hij zit hier actief ook’. Om 21.40 uur stuurt hij dat die jongen van hem ze nu naar pad 26 loodst.
[naam 3] volgt de bewegingen van Rapido en Agroo die zich op de haventerminal bevinden op de voet en geeft hun instructies wat zij moeten doen. Hij laat om 21.54 uur in chatgroep [chatgroep 8] , die bestaat uit hemzelf, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [naam 1] , Agroo, Rapido/Seiko en Starmen aan Agroo weten ‘jullie staan mu net 111.83 dus 1 stratje terug dan zijn jullie er bij 110.26’. Om 22.07 uur schrijft hij ‘Seiko luister even goed nu als dit fout ga vermoorden we jullie’. ‘Nu naar pad 26 zeg ik’. In de daarop volgende berichten laat [naam 3] aan Agroo en Rapido weten hoe zij moeten lopen.
[naam 1] stuurt om 22.50 uur in chatgroep [chatgroep 9] , die bestaat uit hemzelf, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , berichten over Agroo. Hij laat aan hen weten ‘broers agroo is binnen en luistert niet, gaat mis daar, praat met die man’. Zij zijn kennelijk verantwoordelijk voor Agroo. [medeverdachte 1] schrijft ‘wat doet die mafkees allemaal man’ en ‘oké dan anders moeten we hem bij zijn oren trekken als hij niet luistert’.
[medeverdachte 3] laat om 23.04 uur in chatgroep [chatgroep 8] aan Agroo weten ‘bro volg de instructie goed op luister goed wat je moet doen’. [naam 3] bericht om 23.17 uur ‘Agroo jullie gaan tactisch werken zo, de wisselbak is 5 seconden van die volle bak’. [medeverdachte 3] stuurt om 23.49 uur Agroo ook instructies; hij bericht hem ‘agro foto sturen’ en om 23.56 uur ‘Agro ook op je tel actief zijn scherp zijn comuniceren’.
Op 5 april 2020 om 00.17 uur, als Agroo en Rapido zakken van de container naar de ‘switchcontainer’ brengen, laat [medeverdachte 1] in chatgroep [chatgroep 10] aan Agroo weten dat hij actiever op zijn telefoon moet zijn. [medeverdachte 3] schrijft om 00.19 uur ‘confirm dat je de juiste zakken hebt’. Agroo vraagt wat hij nu precies moet doen. [medeverdachte 3] antwoordt ‘heb je ze vergeleken die zakken’. Om 00.26 uur schrijft hij ‘Agro volg instructies goed op en wees actief op je telefoon’. Agroo antwoordt ‘heb gewooon 2e en 3e pallet geopend’. [medeverdachte 3] bericht om 00.27 uur ‘zodra je in de bak bent eerste wat je doet die foto en vergelijken’. Om 00.38 uur stuurt Rapido een foto van een zak waarop staat L-lysine. [naam 1] merkt om 00.41 uur op ‘nu snel werken broers’. Een paar minuten later schrijft [medeverdachte 3] ‘tempo agro ff 10000 procent inzet’. [naam 1] schrijft om 01.05 uur ‘110 zakken moete mee’ en ‘zijn er 97 vol van’. Agroo antwoordt ‘terwijl wij gewoon de 2e en 3e pallet pakken zoals aan gewezen’. [naam 1] reageert met ‘maar gewoon alle 110 mee’.
Om 01.24 uur geeft [naam 1] in chatgroep [chatgroep 11] , die bestaat uit hemzelf, [naam 3] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [naam 5] (bijgenaamd Adriano), City Boy, de opdracht om naar de loods in Nesselande te gaan. Hij bedoelt de loods aan het [adres 1] . Hij bericht specifiek aan [naam 5] ‘Adriano breng handjes naar de loods 4st’. Aan [medeverdachte 3] laat [naam 1] weten ‘ Torro ga naar de loods nu met picalo en pequeno ’ en aan [naam 5] ‘Adriano laat hun ophalen in de buurt door buuman’. [medeverdachte 3] informeert om 02.19 uur ‘broeder heb je adres voor me waar je ons ophaald’. [naam 3] vraagt waar ze nu zijn. [medeverdachte 3] antwoordt ‘Amsterdam’. [naam 3] stuurt dan ‘rij naar rotterdam over 30 min’. [medeverdachte 3] vraagt ‘ik moet er met 30 min zijn of wil je dat ik dan pas vertrek’. [naam 1] schrijft daarop ‘Nu al broers’. Hij vervolgt met ‘3 30 halen ze op 3 50 komen ze aan’ en ‘dus beste al voor 3 30 binnen zijn’. [naam 3] bericht dan ‘rij richting rotterdam k stuur adres zo door’. Om 02.57 uur laat [medeverdachte 3] weten ‘broeders ben net voorbij denhaag heb je een adres waar ik na toe kan als moeten we daar wachten’ en ‘maar wil straight naar locatie rijden rdam is moeilijk met wouten.’ [naam 3] antwoordt daarop ‘ [adres 15] parkeren’. Dit betreft de straat haaks op de [adres 1] . Om 04.31 uur laat [naam 3] in chatgroep [chatgroep 10] weten ‘tp staat er al’ en merkt op ‘even gas geven’. Om 04.38 uur stuurt Agroo een foto van twee lege pallets. [naam 3] vraagt of alles leeg is en merkt vervolgens op ‘okee goed luisteren stap 2’. [naam 3] en [naam 1] leggen vervolgens uit wat er moet gebeuren met het oranje zegel.
Om 12.47 uur laat Amigo in de chatgroep groep [chatgroep 12] , die bestaat uit hem, [naam 3] , [naam 1] , en [account 13] weten dat hij zich slecht voelt door zijn fout. Hij schrijft dat hij ‘nieuwe bakken zal zoeken rond die bak’. [naam 3] en Amigo proberen om de container vrij te geven om met een truck te kunnen ophalen. Amigo schrijft ‘ik denk als we via ect site die baknummer vrijstellen met pin en truck erin zetten dan veranderd tie in hun systeem’. Zij willen de container met nummer [containernummer 2] van de haven halen maar in de systemen van de container terminal staat dat deze container per boot (vessel) opgehaald moet worden. Amigo verandert met een versleutelde laptop in de systemen de transportmethode van de container. Om 14.37 uur schrijft [naam 3] ‘k stuur tp nu erheen dan versnder je pres is iok online met iurtje’. Om 16.12 uur schrijft Amigo ‘is gelukt denk ik’ en om 16.14 uur ‘gaan we gwn die bak van ons snel doen broer’.
[naam 3] stuurt om 16.30 uur in chatgroep [chatgroep 11] ‘goedenmiddag broers’ is en vraagt waar iedereen is. Om 16.32 uur laat [medeverdachte 3] weten dat hij ‘40 min van locatie’ is. [medeverdachte 1] meldt zich ook. [naam 3] antwoordt ‘okee rijden alvast naar rdam aub broers’. [medeverdachte 3] laat daarop weten ‘samen met piccalo’ ( [medeverdachte 1] ). Hij vraagt ‘moeten we al daar zijn?’ ‘Ze zijn nog niet begonnen toch of heb je ons nodig voor wat anders.’ [naam 3] antwoordt ‘ja niks in die groep zeggen even komen jullie alvast.’ Om 17.20 uur wordt de container met nummer [containernummer 2] vrijgegeven. [naam 3] schrijft om 17.21 uur in chatgroep [chatgroep 12] ‘ja is omgezet’ waarmee hij bedoelt dat het transport niet verder gaat met een binnenvaartschip, maar met een vrachtwagen. Om 18.44 uur bericht [medeverdachte 3] in chatgroep [chatgroep 11] ‘heren we zijn op locatie moeten we naar de loods’. Een minuut later laat [naam 5] weten dat hij ‘bijna bij loods’ is. [naam 3] bericht ‘Adriano haalt jullie weer op’. Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 1] laat direct daarop weten dat het dezelfde locatie als gisteren is. Om 18.53 uur haalt [naam 4] van transportbedrijf [bedrijf 2] de container met nummer [containernummer 2] uit de haven op. Om 18.59 uur stuurt [naam 3] in chatgroep [chatgroep 11] dat ‘de bak’ onderweg is. Hij verwacht de bak met 35 tot 40 minuten. Hij bericht dat er iemand boven op de uitkijk moet staan. Hij zal een seintje geven als hij (de bak) zal aankomen. Om 19.37 uur stuurt [naam 3] ‘open nu’. Om 19.41 uur bevestigt [medeverdachte 3] dat ‘hij’ binnen is. [naam 3] antwoordt ‘snel die 110 zakken eruit’. Elf minuten later laat [medeverdachte 3] weten dat de bak leeg is. Hij vraagt vervolgens of de zegels eruit moesten waarop [naam 3] reageert dat dit inderdaad moet en ‘dan dicht doen weer gaat hy weg’. [medeverdachte 3] stuurt vervolgens om 19.54 uur een foto waarop twee containerzegels met de nummers [zegelnummer 1] en [zegelnummer 2] te zien zijn. Hij vraagt of dit de enige zijn en zegt dat ze dan de bak moeten dichtmaken. [naam 3] bericht om 19.56 uur dat hij 100 zakken daar had waar dan die zakken poeder ingaan. [medeverdachte 1] en [naam 5] sturen vervolgens foto’s waarna zij de berichten sturen: ‘leeg leeg’ en ‘bak is leeg’. [medeverdachte 3] stuurt vervolgens foto’s van stapels witte zakken. [naam 5] laat dan weten dat ze ‘tp’ gaan laten vertrekken. [medeverdachte 3] bericht dat als het ‘tp’ vertrokken is zij de lichten aandoen. [naam 3] reageert daarop met dat de lichten alleen voor het tellen aan mogen en dan snel weer uitgedaan moeten worden. Om 20.02 uur stuurt [naam 5] het bericht dat het ‘tp’ vertrokken is en dat ze nu alles gaan tellen. [naam 1] stuurt om 20.04 uur ‘ Torro stuur dat ik kan save’. [medeverdachte 3] antwoordt ‘oke zijn goed zetten krijg je goeie fotos’. Hij stuurt om 20.11 uur foto’s van de witte zakken. Op de foto’s is te zien dat de lading bestaat uit ongeveer 100 witte zakken met daarop met rode letters L-Lysine. Om 20.14 uur deelt [naam 1] dat het 97 volle zakken moeten zijn. Hij vraagt om de zakken even te tellen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] laten weten dat zij aan de slag gaan. Om 20.53 uur bevestigt [medeverdachte 3] dat het 97 volle en 13 lege zakken zijn. [naam 3] deelt mee dat de 97 volle zakken in zwarte zakken gedaan moesten worden. Hij bericht dat er een strijkijzer onderweg is om ze dicht te strijken. Om 20.59 uur schrijft [naam 1] ‘stuur eve foto van 97 broer’ en ‘wacht even met strijkzakken’. Hij laat weten ‘moete eerst alles wegen en gewichten op die zakken schrijven.’ [naam 3] herhaalt dat bericht om 21.08 uur. Hij schrijft verder ‘staan 2 weegschalen daar weeg 1 zak op beiden ter confirm’. Om 21.20 uur deelt [naam 3] mee dat zijn broertje er met enkele minuten is met het strijkijzer. Nadat [medeverdachte 1] laat weten dat het strijkijzer stuk is, bericht [naam 1] ‘broer schrijf eve gewichten met stift op zakken hoef niks in strijzakken’. [naam 3] antwoordt ‘strijkijzer’. [naam 1] vraagt vervolgens ‘Maar wete we exacte gewicht dan?’. [naam 3] reageert met ‘Jaa ze zijn aan wegen iedere zak wordt met 2 weegschalen gewogen’. [medeverdachte 1] schrijft ‘oke is goed’. Om 23.30 uur stuurt [medeverdachte 1] een foto van een groot aantal zakken.
Op 6 april 2020 om 00.02 uur stuurt City Boy een foto van een briefje waarop staat dat het in totaal om 2.263,40 kg gaat (zie zaaksdossier 1, pagina 200). [naam 1] geeft om 00.17 uur aan dat er in totaal 954,9 kg apart gezet moet worden voor ‘ons’ en dat dit mee zou gaan met ‘onze truck’. Nadat [medeverdachte 3] laat weten dat de zakken ‘netjes op volgorde aan de kant’ staan, vraagt [naam 1] om het even na te tellen, het ‘moet exact 954,9kg zijn’. Een paar minuten later stuurt [medeverdachte 3] ‘yes confirmed’. Om 00.32 uur stuurt [naam 1] dat hij die Polen zou sturen en dat ze de 954,9 kg samen met hen moesten inladen en dat de truck vroeg in de morgen weer zou weggaan. [naam 1] stuurt om 00.45 uur dat er 1.309,1 kg over moet zijn. [medeverdachte 3] stuurt om 00.49 uur ‘totaal 1308,5’. [naam 1] laat om 00.53 uur weten ‘we laten nu die polen binnen helpen we mee die 954.9kg inpakken’ waarop [medeverdachte 3] schrijft ‘oke doen we’. Om 01.06 uur stuurt [medeverdachte 3] een foto van een weegschaal met daarop wit poeder. [naam 1] vraagt om 01.06 uur hoeveel het plastic weegt. [medeverdachte 3] laat weten dat even te gaan controleren. Hij stuurt vervolgens foto’s van een weegschaal. Om 01.23 uur informeert [medeverdachte 1] of de Polen weten dat ze pas in de ochtend vertrekken. [naam 1] laat weten ‘ja broer ze moete 6uur ochtend rijden ze mogen geen fotos maken en eve in de bus wachtte’. [medeverdachte 3] stuurt een foto van dozen. [naam 1] vraagt ‘broer ze willen het in de dozen stoppen niet tussen de lading toch?’ [medeverdachte 1] laat weten ‘tussen de dozen’. [naam 1] vindt het riskant en bericht dat ze het in de dozen moeten doen. [medeverdachte 3] laat weten dat hij het zal doorgeven. [naam 1] bericht dat het riskant is en dat de jongen die hen aanstuurt in de ochtend een truck gaat regelen. Hij vervolgt ‘we gaan ze laten rijden ermee naar andere plek waar ze het in een truck gaan doen een iemand van ons gaat met ze mee’. Om 02.14 uur stuurt [naam 1] ‘dan ga jij mee torro met ze met die bus naar hun loods toe pak je met hun daar alles in ook en gaat het in de grote truck’. [medeverdachte 3] laat weten dat hij dat zal doen. [medeverdachte 1] stuurt ‘dat allemaal 6 our ochtend Moët torro met ze mee Om oogje op ze tehouden en kijken dat alles goed gaat’ waarop [naam 1] schrijft ‘ja precies zo’. [naam 1] bericht om 08.04 uur ‘die restant zo die 1308.5 komen ze tussen half 3 en 4 ophalen melden ze nu net pas broers dan hebben ze tp pas’ en ‘die 954.5 nu’. Om 09.20 uur schrijft [medeverdachte 3] ‘tp ingeladen ready 2 go’.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de feiten en omstandigheden zoals die uit de chatberichten inclusief foto’s en informatie over de container [containernummer 1] naar voren komen, blijkt dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zich in nauwe en bewuste samenwerking met anderen in de periode van 1 april 2020 tot en met 6 april 2020 hebben schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van in totaal 2.263,4 kilo cocaïne in Nederland. De cocaïne bevond zich in 97 zakken en maakte onderdeel uit van een lading met zakken L-lysine, welke lading vanuit Brazilië is ingevoerd in Nederland. Onder anderen Agroo heeft de cocaïne, onder aansturing van [naam 1] en [naam 3] , aangevuld met instructies van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , van container [containernummer 1] naar container [containernummer 2] verplaatst. Deze container is op 5 april 2020 om 17.52 uur door [bedrijf 2] opgehaald en naar een loods in Rotterdam aan de [adres 1] verplaatst. Onder anderen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben daar onder leiding van [naam 1] en [naam 3] de partij gewogen en verdeeld.
[verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben aldus welbewust handelingen verricht die gericht waren op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne in de ruime betekenis die artikel 1 lid 4 van de Opiumwet daaraan geeft. De handelingen van de verdachten waren essentieel voor de feitelijke voltooiing van het verdere vervoer van de verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat het bij de het hiervoor genoemde transport gaat om cocaïne. Zij overweegt daartoe het volgende.
Zoals de rechtbank hierna zal overwegen, maakten de verdachte en zijn medeverdachten deel uit van een crimineel samenwerkingsverband. Deze organisatie werd geleid door [naam 1] en [naam 3] . De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 23 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7847 [naam 3] veroordeeld wegens onder meer verschillende cocaïnetransporten in de periode van 22 april 2020 tot en met 24 november 2020. De rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 25 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5836 [naam 1] veroordeeld wegens onder meer verschillende cocaïnetransporten in de periode van 12 november 2019 tot en met 7 mei 2020. Zowel [naam 3] als [naam 1] is veroordeeld ter zake van zaaksdossier Burro; een internationaal cocaïnetransport van ongeveer 4.200 kilogram dat op 22 april 2020 in een loods in Antwerpen is onderschept.
Uit het dossier blijkt dat op 12 januari 2020 chatgroep [chatgroep 13] is gestart. Deze chatgroep bestond uit onder anderen [naam 1] , [naam 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In chats is te lezen dat op 12 januari 2020 onder anderen [verdachte] en [medeverdachte 1] op aanwijzingen van [naam 3] en [naam 1] naar een loods zijn gegaan. [naam 3] stuurde [verdachte] het bericht ‘ Koef langs die grote weg parkeren wr je kwam met slaapzak dan lopen nr loods ja’. De volgende dag vroeg [naam 3] of iedereen aanwezig was, waarop verschillende deelnemers in de chat onder wie [medeverdachte 1] en [verdachte] bevestigend antwoordden. [verdachte] stuurde op 13 januari 2020 om 08.46 uur dat het team compleet was. Op 15 januari 2020 stuurde een van de deelnemers van de chatgroep twee foto’s van opgestapelde blokken. De verbalisant merkt het volgende op: ‘Ik zag op de foto een deel van een muur. Ik zag dat deze muur grote gelijkenis vertoonde met de muren van de loods op de [adres 16] in België waarvan ik meerdere foto’s en filmpjes heb gezien. Ik zag dat de bakstenen muur en de betonnen vloertegels op de foto’s overeenkomen. Daarnaast zie ik op de foto’s die gedeeld worden in de chat een rode brandblusser hangen met daarbij een rood plaatje dit komt tevens overeen met de loods op de [adres 16] . In deze loods is op 22 april 2020 een partij verdovende middelen aangetroffen van ongeveer 4.200 kg cocaïne.’ Het betreft hier zaaksdossier Burro. [4]
Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne voornamelijk in Zuid- en Midden-Amerika wordt geproduceerd en dat het vanuit daar naar andere delen van de wereld wordt getransporteerd, waaronder (de havens van) Rotterdam en Antwerpen. Dit gebeurt veelal in zeecontainers, waarbij de cocaïne verstopt zit tussen dekladingen en/of in verborgen ruimtes in die containers wordt vervoerd. [5] De container die door de organisatie van [naam 1] en [naam 3] is ingevoerd in de haven van Rotterdam was afkomstig uit Brazilië. De organisatie beschikte over informatie over de container die afkomstig was uit een computer van de officiële haveninstanties. Er werd nauwlettend in de gaten gehouden wanneer de container werd gelost hetgeen erop wijst dat de organisatie er veel aan was gelegen om de beschikking te krijgen over de lading. Dit duidt op de (veronderstelde) aanwezigheid van een waardevolle lading. Het uithalen van de lading uit de container heeft in het geheim plaatsgevonden; er is sprake van een switchcontainer, kloonzegels enzovoorts. De betrokkenen communiceerden met elkaar via zogenoemde cryptofoons. Gelet op de manier waarop een gedeelte van de lading uit de containers is gehaald, kan worden aangenomen dat het hier geen zuivere koffie betrof.
De rechtbank merkt op dat er L-lysine zou zijn vervoerd. L-lysine is een aminozuur dat als voedingssupplement vrij verkrijgbaar is bij drogisterijen; het wordt ook wel als veevoedingssupplement gebruikt. L-Lysine wordt aan consumenten verkocht vanaf € 8,18 voor 1.000 mg. Het is niet aannemelijk dat een criminele drugsorganisatie een middel dat vrij en legaal verkrijgbaar is en geen grote verkoopwaarde kent op een ingewikkelde wijze binnen het grondgebied van Nederland brengt.
Als er aanwijzingen zijn dat er cocaïne wordt vervoerd en ingevoerd bijvoorbeeld omdat er sprake is van blokken van een kilo die in plastic zijn verpakt en/of sprake is van wit poeder en er geen aanwijzingen zijn die op het tegendeel wijzen, mag er bij een transport van de organisatie van worden uitgegaan dat het gaat om een cocaïnetransport. De rechtbank is daarom van oordeel dat al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende is om ervan uit te gaan dat de criminele organisatie waaraan de verdachte heeft deelgenomen zich heeft beziggehouden met het invoeren van cocaïne.
Feit 2 Criminele (drugs)organisatie
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij in de periode van 12 januari 2020 tot en met 2 juni 2020 heeft deelgenomen aan een criminele drugsorganisatie die bestond uit onder anderen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken. Hij heeft samengevat aangevoerd dat het SkyECC-account [account 1] niet aan de verdachte kan worden gekoppeld zodat de SkyECC-berichten niet kunnen dienen als bewijs voor zijn deelname aan een criminele organisatie.
Het oordeel van de rechtbank
Onder een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 11b Opiumwet wordt een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht verstaan: een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. [6]
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b Opiumwet door een verdachte is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het oogmerk tot het plegen van de strafbare feiten, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt. Het is niet vereist dat een deelnemer aan de criminele organisatie moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaakten van dat samenwerkingsverband of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de verdachte op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de verdachte. [7]
Voor ‘deelneming’ aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, maar hij moet wel een aandeel hebben gehad of ondersteuning hebben geboden aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 11b Opiumwet en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Voor het bewijs voor deelneming aan de criminele drugsorganisatie zal, gelet op het hiervoor weergegeven beoordelingskader, dus moeten worden vastgesteld dat:
(i) sprake is geweest van een organisatie;
(ii) deze organisatie als oogmerk had het plegen van Opiumwetdelicten;
(iii) het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie.
De rechtbank merkt op dat de uitvoering van een (internationaal) drugstransport van een omvang en complexiteit zoals die zijn bewezen verklaard een criminele organisatie vergt die het plegen van verscheidene misdrijven tot oogmerk heeft. Bij die uitvoering is immers – onder meer – sprake van het meermalen vervoeren, afleveren en in- en uitklaren van de goederen. Elke volgende schakel en etappe vergen telkens nieuwe wilsbesluiten en activiteiten om de verdovende middelen naar een volgende plaats van bestemming te (doen) brengen. [8]
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage staan van oordeel dat bewezen is dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een crimineel samenwerkingsverband dat bestond uit onder anderen de verdachten en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en dat dit samenwerkingsverband zich bezighield met kort gezegd het invoeren en uitvoeren en verder verspreiden van cocaïne en dat de verdachte aan dat samenwerkingsverband heeft deelgenomen.
Deze organisatie werd geleid door [naam 1] en [naam 3] . De verdachte en zijn medeverdachten vormden de harde kern die daaronder opereerde. Zij namen deel aan diverse chatgroepen waarin werd gecommuniceerd over de handel c.q. import van grote partijen cocaïne. Zij stuurden de uithalers van de cocaïne aan en waren nauw betrokken bij diverse transporten.
Feit 3: Wet wapens en munitie
De verdachte wordt kort gezegd ervan beschuldigd dat hij op 8 december 2021 in Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een machinepistool, een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
Het standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van de wapens en munitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat hij, gelet op het proces-verbaal van binnentreden, de (bekennende) verklaring van de verdachte, het ondersteunend (aanvullend) DNA-rapport, zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. [9]
Op 8 december 2021 heeft er op het adres [adres 17] een doorzoeking plaatsgevonden. Er zijn toen en daar de in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie aangetroffen. De wapens lagen op een dekenkast aan het voeteneind van het bed waarin de verdachte samen met [naam 6] lag. Op de wapens is DNA van de verdachte en [naam 6] aangetroffen. Onderzoek naar de wapens heeft uitgewezen dat het gaat om een machinepistool (Glock, type 17 gen 5, kaliber 9x19mm), een pistool (Glock, type 19 gen 5, kaliber 9x19mm) en 55 patronen (merk Sellier & Bellot en Magtech) van het kaliber 9x19mm; munitie van categorie II en III. De munitie is deels in de magazijnen van de hiervoor genoemde wapens aangetroffen en deels in het nachtkastje in de slaapkamer.
De verdachte heeft verklaard dat hij de twee wapens diezelfde nacht in zijn bezit had gekregen. Met betrekking tot de munitie die in het nachtkastje is aangetroffen overweegt de rechtbank voorts nog dat de verdachte vaker in deze woning verblijft.
De slotsom is dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 8 december 2021 niet alleen wist dat de twee wapens en munitie die in de tenlastelegging worden genoemd in de woning aanwezig waren maar ook dat hij daar toen over kon beschikken.
In de tenlastelegging is opgenomen ‘munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (ten minste) 55 patronen (merk Sellier & Bellot en/of Magtech, van het kaliber 9x19mm’. De 22 patronen van het merk Sellier & Bellot zijn volgens het wapenrapport als munitie van categorie II te bestempelen. Categorie II is echter niet in de tenlastelegging opgenomen. De rechtbank zal dit als kennelijke verschrijving zien, nu de steller van de tenlastelegging het doel heeft gehad op het ten laste leggen van de totale hoeveelheid aangetroffen munitie en het wapenrapport omtrent de categorieën zich in het dossier bevindt.
Feit 4: witwassen
De verdachte wordt kort gezegd ervan beschuldigd dat hij op 8 december 2021 in Almere, tezamen en in vereniging met een ander, exclusieve merkschoenen, exclusieve merkkleding, exclusieve accessoires en/of andere goederen voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken en daartoe het volgende aangevoerd. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de authenticiteit van de luxegoederen zodat niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is van luxegoederen. En er kan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte vaker op het adres verbleef waar de goederen zijn aangetroffen en dat hij degene was die de luxegoederen heeft aangeschaft althans wetenschap heeft van de criminele herkomst.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin worden bewezen verklaard, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden heeft aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen kan worden bewezen verklaard op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen. [10]
Bij de doorzoeking op 8 december 2021 op het adres [adres 17] heeft de politie schoenen, kleding, accessoires (armbanden en zonnebrillen) en andere goederen (reiskoffer en een schoudertas) van exclusieve merken zoals Louis Vuitton, Balenciaga, Dior, Gucci, Prada, Cartier en Louboutin aangetroffen. Onderzoek op het internet heeft uitgewezen dat het gaat om herenschoenen, herenkleding, accessoires en andere goederen die vermoedelijk gekocht zijn in de periode 1 januari 2020 tot en met 8 december 2021 ter waarde van bijna € 24.000,- en dameskleding, damesschoenen en accessoires ter waarde van bijna € 7.000,-.
De rechtbank gaat voorbij aan de opmerking van de raadsman dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen omdat niet kan worden vastgesteld dat de voorwerpen die de verdachte zou hebben witgewassen authentieke luxegoederen zijn. Zij ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het om namaakartikelen gaat. Een aantal in beslag genomen voorwerpen zijn om baat vervreemd en de opbrengst was zo hoog dat ervan kan worden uitgegaan dat het om authentieke waar gaat. Daar komt bij dat er tijdens de doorzoeking in de woning [adres 17] kassabonnen zijn aangetroffen betreffende de periode van 14 december 2019 tot en met 25 september 2021. De kassabonnen zijn van Louis Vuitton, Gucci en Four Amsterdam en vertegenwoordigen contante uitgaven van in totaal € 9.974,-. [11]
In de week voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte op 8 december 2021 in de woning aan [adres 17] maakte de telefoon die de verdachte in gebruik had, gebruik van de zendmast op de [locatie 3] . Dat is in de nabije omgeving van het adres [adres 17] . Op de dag voor de aanhouding bevond de telefoon zich op het adres [adres 17] . Op de dag van de aanhouding is de verdachte ’s ochtends vroeg samen met [naam 6] in bed aangetroffen. De verdachte heeft op 9 december 2021 verklaard dat [naam 6] en hij ‘nu iets van 8 maanden, of een half jaar contact of zo’ hebben. Bij de doorzoeking werd een kassabon betreffende een Apple MacBook Air gevonden en in beslag genomen. De kassabon dateert van 10 september 2021 en is ten name van de verdachte gesteld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en gezien de grote hoeveelheid luxe herenkleding en herenschoenen die is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte langere tijd op het adres [adres 17] verbleef en dat de kleding en schoenen van hem zijn. Hiermee staat vast dat de verdachte wetenschap had van de goederen en dat hij daarover beschikkingsmacht had.
Uit het iCOV-rapport (infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen) Vermogen en Inkomsten (iRVI) over de verdachte waarin een overzicht van het vermogen en de inkomsten van hem wordt gegeven en waarin onder meer adresgegevens, en gegevens over inkomen, toeslagen en banktegoeden staan, komt naar voren dat de verdachte in de periode 2020 – 2021 geen aantoonbaar noemenswaardig inkomen had. Hij heeft toen wel zorgtoeslag ontvangen. Uit het handelsregister blijkt dat de verdachte daar niet als functionaris van een rechtspersoon staat ingeschreven. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat hij legale inkomsten heeft gegenereerd als zelfstandig ondernemer. Er is onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet over giraal vermogen beschikt.
Uit het iCOV-rapport over [naam 6] komt naar voren dat zij in de periode 2020 – 2021 alleen in 2020 een bedrag van € 4.276,- aan loon heeft ontvangen. In beide jaren heeft zij zorgtoeslag ontvangen. Sinds 6 augustus 2021 is zij eigenaresse van het bedrijf Yoni2care. Er zijn van dit bedrijf geen omzetcijfers bekend. Het is niet aannemelijk dat [naam 6] in vier maanden tijd zoveel winst heeft gemaakt dat zij al de luxe artikelen heeft kunnen bekostigen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het vermoeden gerechtvaardigd dat de in de tenlastelegging bedoelde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. En dat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het tegendeel waar is.
De verdachte heeft op 9 december 2021 verklaard al een paar jaar zelfstandig ondernemer te zijn maar niets kwijt te willen over waaruit zijn werkzaamheden bestaan, wat de gemiddelde bruto-omzet is, wat hij aan maandelijkse netto-inkomsten uit de onderneming ontvangt en welke bankrekeningen aan de onderneming zijn gekoppeld. Op andere vragen naar zijn financiële situatie heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte is naderhand ook niet met een verklaring gekomen die het vermoeden dat sprake is van witwassen heeft kunnen ontzenuwen. [naam 6] heeft zich tijdens haar verhoor op haar zwijgrecht beroepen.
Aangezien de verdachte het gerechtvaardigde vermoeden dat de voorwerpen die in de tenlastelegging worden bedoeld uit enig misdrijf afkomstig zijn, niet heeft kunnen of willen ontzenuwen, is de conclusie gerechtvaardigd dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage staan, bewezen dat de verdachte de onder 1 primair eerste alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat
1. hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 april 2020 tot en met 6 april 2020, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet, 2.263,4 kilogram cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij op in de periode van 12 januari 2020 tot 2 juni 2020, in België en in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband met natuurlijke personen, te weten onder meer:
  • [medeverdachte 1] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
  • artikel 10 Opiumwet en
  • artikel 10a Opiumwet;
3. hij op 8 december 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander,
  • een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Glock, type 17 gen 5, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 5, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • munitie van categorie II en III van de Wet wapens en munitie, te weten 22 patronen merk Sellier & Bellot en 33 patronen merk Magtech, van het kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
4. hij op 8 december 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten
  • diverse exclusieve merkschoenen en
  • diverse exclusieve merkkleding en
  • diverse exclusieve accessoires en andere goederen,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis buitenproportioneel is en dat een straf zoals die tegen medeverdachte [medeverdachte 2] is geëist (drie jaar gevangenisstraf) voor het ‘gebemoei’ van de verdachte ter zake van het invoeren van cocaïne al duur betaald zou zijn. De raadsman heeft verzocht om in verband met de overschrijding van de redelijke termijn met meer dan zes maanden daaraan een strafkorting van 10% te verbinden. Hij heeft ten slotte opgemerkt dat gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn, de heftige wijze van gedetineerd zitten in Frankrijk, en de hoogte van straffen die in Frankrijk worden uitgedeeld (waar verdachte ook nog zal worden vervolgd voor vergelijkbare feiten), de rechtbank zou kunnen overwegen om een straf op te leggen die niet langer is dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich in georganiseerd verband beziggehouden met (internationale) handel in cocaïne. De organisatie waarvan de verdachte onderdeel uitmaakte, heeft grote partijen cocaïne ingevoerd. De verdachte is in deze zaak veroordeeld voor een transport van meer dan 2.200 kilo cocaïne.
Als een drugsorganisatie op deze schaal opereert, gaat dat gepaard met een ernstige en ontoelaatbare inbreuk op de rechtsorde, waarin boven- en onderwereld met elkaar worden verweven. Het heeft een ontwrichtend effect op de samenleving op het gebied van gezondheid en welzijn, het milieu, maar ook op het financiële stelsel. Het gebruik van verdovende middelen is namelijk niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar gaat ook gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast in de samenleving als gevolg.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan wapenbezit en witwassen. Het voorhanden hebben van een vuurwapens met bijbehorende munitie kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden en kan mensen grote angst aanjagen. Wapenbezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving mee. Vanwege de gevaarzetting van vuurwapens dient streng tegen het illegaal voorhanden hebben daarvan te worden opgetreden. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur is dan ook op zijn plaats. Dit uit oogpunt van vergelding en ter bevestiging van de norm, ook als voorbeeld voor anderen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze gaan voor de in- en uitvoer van harddrugs in georganiseerd verband vanaf twintig kilo uit van een gevangenisstraf vanaf tweeënzeventig maanden. Voor honderden tot duizenden kilo’s bestaat geen oriëntatiepunt. Voor deelname aan een criminele organisatie bestaat evenmin oriëntatiepunt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf voorts gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Gelet op de grote hoeveelheid verdovende middelen die zijn ingevoerd, acht de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar passend en geboden. Zij ziet in de erbarmelijke detentieomstandigheden waarin de verdachte momenteel zou verkeren in het kader van een verdenking van een ander strafbaar feit geen aanleiding om de straf te matigen.
De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding moeten als zo’n handeling worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte ruim zes maanden in voorlopige hechtenis heeft verkeerd, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan echter in bepaalde gevallen worden volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De verdachte is op 8 december 2021 aangehouden en in verzekering gesteld. Op de tweede pro-formazitting van 8 juni 2022 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Op de derde pro-forma/regiezitting van 26 augustus 2022 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst en verwezen naar de rechter-commissaris in verband met het horen getuigen De rechtbank heeft het bevel tot schorsing op 29 april 2024 opgeheven, maar de verdachte is nu gedetineerd in Frankrijk. De rechtbank doet vandaag, 2 september 2024, uitspraak, twee jaar en negen maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met negen maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank zal de gevangenisstraf van zeven jaar die zij voor ogen had, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf van zes jaar en negen maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.In beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Onder de verdachte zijn op 8 december 2021 op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de volgende voorwerpen – niet teruggegeven voorwerpen – in beslag genomen. Een aantal voorwerpen is vervreemd zodat het beslag op de opbrengst daarvan rust. Op een aantal voorwerpen is ook conservatoir beslag gelegd (artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering). De rechtbank merkt op dat op de door de officier van justitie overgelegde beslaglijst de hieronder genoemde voorwerpen 11, 17, 18, 19, 24, 27, 33, 36 en 65 tot en met 68 ontbreken. Zij gaat ervan uit dat die voorwerpen (nog) niet aan de verdachte zijn teruggegeven zodat de rechtbank ook ten aanzien van die voorwerpen een beslissing moet en zal nemen.
1
€ 175,00
6129922
2
€ 5.050,00
6129926
3
€ 535,00
6129919
4
Jas Moncler
6129997
5
Jas Oger (
€ 150,00)
6129985
6
Jas Moncler
6129989
7
Jas Moncler
6129998
8
Jas Moose Knuckels (
€ 240,00)
6130001
9
Jas Louis Vuitton
6130005
10
Jas Louis Vuitton (
€ 160,00)
6130009
11
Slippers Valentino
6130050
12
Schoenen Gucci (
€ 80,00)
6130051
13
Schoenen Gucci (
€ 35,00)
6130053
14
Schoenen Balenciaga
6130056
15
Schoenen Dior (
€ 170,00)
6130058
16
Koffer Louis Vuitton (
€ 1.500,00)
6130059
17
Schoenen Dior
6130060
18
Schoenen Dior
6130061
19
schoenen Prada
6130062
20
Schoenen
6130064
21
Schoenen Louboutin (
€ 200,00)
6130067
22
Schoenen Louboutin (
€ 200,00)
6130069
23
Schoenen Louboutin
6130074
24
Schoenen Louboutin
6130075
25
Schoenen Louboutin (
€ 200,00)
6130078
26
Schoenen Louis Vuitton (
€ 175,00)
6130079
27
Slippers Louis Vuitton
6130080
28
Zonnebril Louis Vuitton (
€ 400,00)
6130081
29
Schoenen Louis Vuitton
6130085
30
Bril Dita (
€ 450,00)
6130086
31
Schoenen Louis Vuitton
6130088
32
Schoenen Louis Vuitton (
€ 180,00)
6130090
33
Schoenen Louis Vuitton
6130092
34
Zonnebril Cartier (
€ 200,00)
6130093
35
Schoenen Louis Vuitton (
€ 200,00)
6130095
36
Schoenen Louis Vuitton
6130096
37
Zonnebril Cartier (
€ 350,00)
6130101
38
Muts Louis Vuitton (
€ 90,00)
6130102
39
Armband
6130108
40
Armband Louis Vuitton (
€ 75,00)
6130143
41
Tas Louis Vuitton
6130150
42
Patroon Magtech
6129725
43
Patroon
6129735,
44
Patroon 9mm x 19
6129736
45
Pistool Glock
6129730
46
Pistool Glock
6129732
47
€ 50,00
6129922
48
Rolex
6246030
49
Gouden ketting
6246037
50
Zilveren ketting
6246040
51
Google-telefoon
6129567
52
Google-telefoon
6129569
53
iPhone zwart
6129599
54
2 Google-telefoon
6129648
56
Schoenen Balenciaga
6130056
57
Schoenen Dior
6130060
58
Schoenen Dior
6130061
59
Schoenen Prada
6130062
60
Schoenen Louboutin
6130075
61
Schoenen Louis Vuitton
6130080
62
Schoenen Louis Vuitton
6130092
63
Schoenen Louis Vuitton
6130096
64
Armband
6130108
65
Google-telefoon
6132242
66
Autosleutel Volkswagen [kenteken 3]
6129942
67
iPhone
6129604
68
iPhone
6129636
De officier van justitie heeft gevorderd dat de nummers 4, 5, 6, 7, 15, 21, 23, 24, 29, 34, 35, 37 en 38 verbeurdverklaard worden, de nummers 56 tot en met 64 aan de verdachte worden teruggegeven met de opmerking dat er conservatoir beslag op die voorwerpen ligt of zal worden gelegd en dat de wapens en de munitie aan het verkeer onttrokken worden.
De rechtbank is van oordeel dat de nummers 8 tot en met 14, 16 tot en met 20, 22, 25 tot en met 28, 30 tot en met 33, 36, 39 tot en met 41 en 56 tot en met 64 moeten worden verbeurdverklaard. Deze in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder 4 bewezenverklaarde (witwassen) is begaan. De rechtbank houdt hierbij rekening met de draagkracht van de verdachte.
De in beslag genomen en niet teruggegeven wapens en munitie, nummers 42 tot en met 46, moeten onttrokken worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 3 bewezenverklaarde (overtreden van de Wet wapens en munitie) is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De overige voorwerpen, nummers 1 tot en met 7, 15, 21, 23, 24, 29, 34, 35, 37, 38, 47 (geld), 48 tot en met 54 en 65 tot en met 68 (kleding, schoenen, zonnebrillen, horloge, sieraden telefoons en autosleutel) moeten aan de verdachte worden teruggegeven omdat zij noch vatbaar zijn voor verbeurdverklaring noch voor onttrekking aan het verkeer. Er is niet gebleken dat er een relatie is met een van de ten laste gelegde feiten. De kleding, schoenen en zonnebrillen zijn gekocht voor 1 januari 2020 en ten aanzien van de sieraden en het horloge is niet duidelijk wanneer die zijn aangeschaft. De rechtbank merkt hierbij op dat als er op een voorwerp ook conservatoir beslag ligt het dan niet daadwerkelijk aan de verdachte zal worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55, eerste lid, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair eerste alternatief, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert respectievelijk op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd een in artikel 2 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod.
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Eendaadse samenloop van medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) jaren en 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
8
Jas Moose Knuckels (
€ 240,00)
6130001
9
Jas Louis Vuitton
6130005
10
Jas Louis Vuitton (
€ 160,00)
6130009
11
Slippers Valentino
6130050
12
Schoenen Gucci (
€ 80,00)
6130051
13
Schoenen Gucci (
€ 35,00)
6130053
14
Schoenen Balenciaga
6130056
16
Koffer Louis Vuitton (
€ 1.500,00)
6130059
17
Schoenen Dior
6130060
18
Schoenen Dior
6130061
19
schoenen Prada
6130062
20
Schoenen
6130064
22
Schoenen Louboutin (
€ 200,00)
6130069
25
Schoenen Louboutin (
€ 200,00)
6130078
26
Schoenen Louis Vuitton (
€ 175,00)
6130079
27
Slippers Louis Vuitton
6130080
28
Zonnebril Louis Vuitton (
€ 400,00)
6130081
30
Bril Dita (
€ 450,00)
6130086
31
Schoenen Louis Vuitton
6130088
32
Schoenen Louis Vuitton (
€ 180,00)
6130090
33
Schoenen Louis Vuitton
6130092
36
Schoenen Louis Vuitton
6130096
39
Armband
6130108
40
Armband Louis Vuitton (
€ 75,00)
6130143
41
Tas Louis Vuitton
6130150
56
Schoenen Balenciaga
6130056
57
Schoenen Dior
6130060
58
Schoenen Dior
6130061
59
Schoenen Prada
6130062
60
Schoenen Louboutin
6130075
61
Schoenen Louis Vuitton
6130080
62
Schoenen Louis Vuitton
6130092
63
Schoenen Louis Vuitton
6130096
64
Armband
6130108
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
42
Patroon Magtech
6129725
43
Patroon
6129735,
44
Patroon 9mm x 19
6129736
45
Pistool Glock
6129730
46
Pistool Glock
6129732
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1
€ 175,00
6129922
2
€ 5.050,00
6129926
3
€ 535,00
6129919
4
Jas Moncler
6129997
5
Jas Oger (
€ 150,00)
6129985
6
Jas Moncler
6129989
7
Jas Moncler
6129998
15
Schoenen Dior (
€ 170,00)
6130058
21
Schoenen Louboutin (
€ 200,00)
6130067
23
Schoenen Louboutin
6130074
24
Schoenen Louboutin
6130075
29
Schoenen Louis Vuitton
6130085
34
Zonnebril Cartier (
€ 200,00)
6130093
35
Schoenen Louis Vuitton (
€ 200,00)
6130095
37
Zonnebril Cartier (
€ 350,00)
6130101
38
Muts Louis Vuitton (
€ 90,00)
6130102
47
€ 50,00
6129922
48
Rolex
6246030
49
Gouden ketting
6246037
50
Zilveren ketting
6246040,
51
Google-telefoon
6129567
52
Google-telefoon
6129569
53
iPhone
6129599
54
2 Google-telefoons
6129648
65
Google-telefoon
6132242
66
Autosleutel Volkswagen [kenteken 3]
6129942
67
iPhone
6129604
68
iPhone
6129636
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. D. Bode en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2024.

Voetnoten

1.HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972,
2.HR 10 november 1992,
3.HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1302,
4.Proces-verbaal bevindingen beschrijving chatgroep [chatgroep 13] documentcode 15732362, zaaksdossier CSV, pagina 160 tot en met 167.
5.Rechtbank Rotterdam 28 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:7192.
6.Art. 11b Opiumwet moet volgens de memorie van toelichting bij de invoering van dat artikel worden gezien als ‘een species van artikel 140 Sr’.
7.Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413,
8.Hoge Raad 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502,
9.HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504, NJ 2020/251, ECLI:NL:HR:2020:507,
10.HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352,
11.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek overig beslag verdachte [verdachte] , documentcode 1587661.