Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [betrokkene 1] heb opgewacht op Schiphol (het hof begrijpt: op 11 juli 2013) en dat ik van [betrokkene 2] had gehoord dat zij een zending bij zich zou hebben. Er was mij gevraagd haar op te vangen en ik zou hier een beloning voor krijgen.
Mijn verklaring die is opgenomen in het proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank Noord-Holland van 11 oktober 2013 is juist. Ik wist dat zij iets bij zich zou hebben, maar ik wist niet wat. Ik dacht aan smokkelwaar.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 oktober 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb [betrokkene 2] via Hi5 leren kennen en op die manier begon ik met hem te communiceren. Ik ken hem alleen als [betrokkene 2] . Ik weet zijn volledige naam niet en weet zijn adres niet. Het klopt dat hij mij heeft gevraagd haar (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) op te halen en bij mij in de woning te laten verblijven. Op 29 juni (het hof begrijpt: 2013) heb ik haar naar Schiphol gebracht voor haar reis naar Paraguay. Bij de terugreis vroeg hij mij haar weer op te halen. De beloning waarover ik eerder heb verklaard, was voor de terugreis, toen ze uit Paraguay terugkwam. [betrokkene 2] vertelde me dat ze terug zou komen, weer bij me zou verblijven en toen beloofde hij een beloning. Ik zou geld van hem krijgen, hij heeft mij niet verteld hoeveel, ik dacht zelf aan circa € 1.000,-. Ik heb toen een dag vrij genomen van werk om haar op te halen. U vraagt mij of ik wist dat het niet helemaal zuiver was. Ja, hij zei dat ze met een zending kwam. Ik dacht wel dat het om iets ging wat verboden was.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RP/13-049381 van 11 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierparagraaf 1.1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Op 11 juli 2013 werden wij, verbalisanten op de hoogte gesteld dat de vlucht vanuit Sao Paulo, Brazilië (het hof begrijpt: op de luchthaven Schiphol) zou arriveren. Op voornoemde vlucht zou een passagier met de naam [betrokkene 1] aanwezig zijn. Ik, [verbalisant 1] , zag dat [betrokkene 1] een zwarte canvas rolkoffer van bagageband 19 haalde. Ik, [verbalisant 2] heb [betrokkene 1] verzocht haar meegevoerde ruimbagage te openen. Ik zag dat het een zwarte canvas rolkoffer betrof van het merk "BIB EXPRESS". Ik, [verbalisant 1] , heb tijdens de controle een gesprek met [betrokkene 1] gevoerd, kort en zakelijk weergegeven verklaarde zij het volgende:
- dat zij in een hotel in Paraguay had verbleven;
- dat zij opgehaald zou worden door een vriend.
Vervolgens heb ik, [verbalisant 2] , de koffer middels de rits geopend. Na het verwijderen van een aantal artikelen zag ik een zestal lederen handtassen. Onder de handtassen zag ik nog 2 zwarte canvas rugtassen. Vervolgens heb ik, [verbalisant 2] , een willekeurige tas gepakt en met een fretboortje een gaatje in de zijkant van de tas gemaakt. Ik, [verbalisant 2] , zag dat aan het uiteinde van het fretboortje een witte stof bleef kleven welke geleek op cocaïne. Vervolgens heb ik, [verbalisant 2] deze witte stof met een van rijkswege verstrekte en daarvoor bestemde cocaïne MMC testset getest, waarna een positieve kleurreactie optrad.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RP/13-049381 van 14 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossierparagraaf 3.5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Door de douane is op 11 juli 2013 een controle uitgevoerd. Tijdens deze controle werd er in de bagage van verdachte [betrokkene 1] een hoeveelheid vermoedelijke cocaïne aangetroffen. De douane heeft vervolgens de bagage, zijnde -1- rolkoffer, in beslag genomen.
Bij nader onderzoek van de bij bovenstaande verdachte aangetroffen verdovende middelen, zijnde vermoedelijk cocaïne, zagen wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , het volgende:
Wij zagen dat het ging om een zwarte rolkoffer van het merk "BIB EXPRESS". Tevens troffen wij, verbalisanten, -6- lederen handtassen en -2- zwarte rugtassen aan, die wij hebben ingedeeld in de categorieën Al t/m H2. Wij troffen in de binnenvoering van de rugtassen twee zwartkleurige pakketten aan. Wij troffen zowel in de voor- als in de achterwand van de handtassen een zwart pakket aan. Het nettogewicht van de aangetroffen stof bedroeg totaal 1645,8 gram. Vervolgens nam ik, [verbalisant 3] , 16 representatieve monsters van de aangetróffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol zijn voornoemde monsters vastgelegd door middel van een Sporen Identificatie Nummer (SIN):
(...)
5. Een verslag, laboratoriumnummer 7938 X 13, kenmerk A065.3.049381, van Douane Laboratorium van de Belastingdienst te Amsterdam, van 18 juli 2013, opgemaakt door hoofdscheikundige Mw. Drs. M.M. Sarneel.
Dit verslag houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Rapport in de zaak contra [betrokkene 1] verdacht van overtreding van de Opiumwet
De onderzoeksaanvraag en het materiaal werden op 15 juli 2013 op het douanelaboratorium alhier ontvangen van het district Koninklijke Marechaussee Luchtvaart Schiphol.
Onderzocht product: PL27RP/13-049381; 16 monsters.
(...)
Conclusie:
Het materiaal van alle bovengenoemde SIN-nummers bevat cocaïne."