Uitspraak
19.1010 WLZ
29 januari 2019, 18/3133 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
gedeeltelijkte wijzigen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de vraag of het zorgkantoor VGZ Zorgkantoor B.V. bevoegd was om de goedkeuring van een zorgovereenkomst te onthouden. Appellante, die op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) geïndiceerd is voor zorg, had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen en een zorgovereenkomst gesloten met Thuiszorg [X] B.V. Het zorgkantoor had de goedkeuring van deze overeenkomst onthouden, omdat de omschreven zorg niet overeenstemde met de feitelijk geleverde zorg. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat de rechtbank niet had onderkend dat de brief van 14 februari 2018 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moest worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat het zorgkantoor niet bevoegd was om de goedkeuring te onthouden op de door hen aangevoerde gronden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en herstelde het besluit van 14 februari 2018. Tevens werd het zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellante.