Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
CDC",
Chapelton",
3 de stichting
STCC",
AUTOMOBIELBEDRIJF VIANEN B.V.,
Koning & Drenth",
91 andere rechtspersonen,
STEF",
Baltrans",
Klacska",
Via Location",
Cartel des Camions"
,
EB Trans",
NLTruckkartel",
Carlsberg",
SAATC”,
DAF",
MAN SE,
MAN TRUCK & BUS AG,
MAN",
Volvo/Renault",
FIAT CHRYSLER AUTOMOBILES N.V.,
CNH/Iveco",
Daimler",
Scania”,
1.De procedures
- een akte van Chapelton in de zaak C/13/640200 / HA ZA 17-1345 met daarbij producties CHAP-0024 en CHAP-0025,
- een akte van Cartel des Camions in de zaak C/13/659129 / HA ZA 18-1330 met daarbij producties CAMI-0043 en CAMI-0044,
- een akte van CDC in de zaak C/13/639718 / HA ZA 17-1255 met daarbij producties CDCR-0058 tot en met CDCR-0063,
2.De verdere beoordeling
Wat in dit vonnis ter beoordeling voorligt
single and continuous infringement, gepleegd door de geadresseerden van het Besluit, waaronder de Truckfabrikanten. Deze enkelvoudige en voortdurende inbreuk heeft individuele afnemers benadeeld en schade berokkend, zo stellen de Claimanten. In deze procedure wordt vergoeding van die schade gevorderd, ofwel door de afnemers zelf ofwel door een claimvehikel waaraan zij hun vordering hebben overgedragen. Omdat de trucks in het algemeen niet rechtstreeks van de producent werden afgenomen, terwijl juist het handelen van de producent de beweerdelijke schade heeft veroorzaakt, gaat het hier in beginsel om vorderingen uit onrechtmatige daad, meer in het bijzonder om vorderingen tot vergoeding van schade wegens ongeoorloofde mededingingshandelingen. Naar Nederlands schadevergoedingsrecht veroorzaakt een ongeoorloofde mededingingshandeling zoals een kartel schade, zodra een transactie wordt aangegaan waarvan de prijs daardoor in ongunstige is beïnvloed.
Kamerstukken II, 1998/99, 26 608, nr. 3 p. 8). De wetgever heeft gevallen als hier aan de orde naar het oordeel van de rechtbank ook niet (kunnen) voorzien. De WCOD trad immers in werking op 1 juni 2001, terwijl kartelschadevorderingen als de onderhavige pas sinds het arrest van het HvJEG 20 september 2001 (Courage/Crehan) [6] erkenning in de rechtspraak hebben gevonden en eerst nadien ook op grote schaal in rechte worden ingesteld, sinds geruime tijd ook met gebruikmaking van zogenoemde claimvehikels of via massaschadeclaims, met bundeling van vorderingen van claimanten uit de gehele EU tot gevolg. Het traditionele conflictenrecht geeft de rechter aan wie dergelijke massale claims worden voorgelegd, vaak als antwoord dat hij een veelheid aan rechtsstelsels zal moeten gaan toepassen. Daarmee schiet het conflictenrecht, ooit bedoeld om één toepasselijk rechtsstelsel aan te wijzen, in wezen zijn doel voorbij. De bij de totstandkoming van de WCOD door de wetgever bedachte mogelijke oplossingen voor dit probleem – de accessoire aanknoping van artikel 5 WCOD of een gezamenlijke rechtskeuze als bedoeld in artikel 6 WCOD – zijn in dit geval ook niet toe te passen. Dit stelt de rechtbank voor de vraag welk criterium zij dient toe te passen bij de toepassing van artikel 4 WCOD, dat zoals gezegd, nimmer als sluitende regelgeving was bedoeld.
door de benadeeldevoor het recht van het aangezochte gerecht. In artikel 6 lid 3 sub a Rome II is kort gezegd bepaald dat een onrechtmatigedaadsvordering die voortvloeit uit een beperking van de mededinging, wordt beheerst door het recht van het land waarvan de markt wordt beïnvloed of waarschijnlijk wordt beïnvloed. Artikel 6 lid 3 sub b Rome II luidt als volgt:
lex fori, (iv) mits de markt in die Lidstaat rechtstreeks en aanzienlijk is beïnvloed door de beperking van de mededinging. Voorts geldt dat, indien meer dan een verweerder voor dat gerecht wordt gedaagd, (v) de benadeelde slechts kan kiezen voor de
lex foriindien de beperking van de mededinging waarop de vordering tegen elk van de verweerders berust ook de markt van de Lidstaat van dat gerecht rechtstreeks en aanzienlijk is beïnvloed.
“the infringement covered the entire EEA”, zodat moet worden aangenomen dat door de Inbreuk de concurrentieverhoudingen zijn beïnvloed in meer dan één land. DAF Trucks, CNH Industrial en Stellantis zijn als verweerders gedaagd voor het gerecht van hun woonplaats. Claimanten doen een rechtskeuze voor Nederlands recht, de
lex fori. Dat de concurrentieverhoudingen in Nederland rechtstreeks en aanzienlijk zijn beïnvloed door de beperking van de mededinging is op basis van het Besluit voldoende aannemelijk. Aan DAF, CNH Industrial en Stellantis zijn immers (ook) hoge boetes opgelegd. Nu zij een belangrijke rol in het Kartel hebben gespeeld, was de toepasselijkheid van het Nederlandse recht ook voor de andere Truckfabrikanten die voor de rechtbank (Oost-Brabant of) Amsterdam zijn gedaagd voldoende voorzienbaar. Ook aan de algemene eis dat bij de vaststelling van het toepasselijk recht in het oog moet worden gehouden dat tussen het toepasselijk recht en de (feiten die de basis vormen voor de) vorderingen enig verband bestaat, is in die zin voldaan dat – bij gebreke van een eenvormig Europees privaatrecht – het Nederlandse recht in dit geval een van de voor de hand liggende rechtsstelsels is. Dit voert tot de conclusie dat de vorderingen waarvoor het toepasselijke recht op de voet van artikel 6 lid 3 Rome II moet worden beoordeeld, naar Nederlands recht dienen te worden beoordeeld.
champerty and maintenance’. Deze regels verbieden de cessie van een vordering aan een koper die geen eigen legitiem commercieel belang (‘
legitimate commercial interest’) heeft bij de vordering en deze koper – in geval van toewijzing van de vordering door de rechter – de gehele schadevergoeding of een deel daarvan ontvangt. Schending van die regels heeft nietigheid van de cessie tot gevolg. Daarvan is hier sprake, aldus de Truckfabrikanten. Bij dupliek hebben zij daaraan toegevoegd dat de Claimvehikels en EB Trans geen recht op een specifiek bedrag gecedeerd hebben gekregen, maar enkel een recht om een rechtsvordering in te stellen. Een dergelijke ‘
bare cause of action’ kan naar Engels recht onmogelijk worden overgedragen. Deze regels gelden volgens de Truckfabrikanten niet alleen als het vorderingsstatuut Engels recht is. Het betreft hier regels die ervoor moeten zorgen dat de zuiverheid en rechtvaardigheid van het Engelse recht ook buiten English
litigationgewaarborgd dient te blijven. Alleen dan kan de integriteit van het Engelse rechtssysteem volledig beschermd worden. Er is daarom sprake van een voorrangsregel in de zin van artikel 9 lid 3 Rome I. Hetzelfde geldt voor lastgeving of volmacht.
champerty and maintenance-doctrine op de eerste plaats aan dat de Truckfabrikanten niet stellen dat en waarom een specifieke cessie in strijd zou zijn met de regels
van champerty and maintenance. Verder ziet het verweer alleen op cessie van vorderingen die door Engels recht zouden worden beheerst. De geografische scope van
champerty and maintenanceis beperkt tot overeenkomsten met betrekking tot English
litigation. Op procedures buiten Engeland zijn de regels niet van toepassing, omdat het gaat om de bescherming van de integriteit van het Engelse rechtssysteem. Tot slot stellen de Claimanten dat de Truckfabrikanten de regels van
champerty and maintenancenaar Engels recht verkeerd uitleggen.
frivolous’ zouden worden aangemerkt en de
champerty and maintenance doctrinein beeld komt. Een afdoende toelichting hierop ontbreekt. Het pas na repliek aangevoerde betoog dat het hier bovendien zou gaan om kort gezegd een voorrangsregel als bedoeld in artikel 9 lid 3 Rome I miskent tot slot dat het ook hier gaat om een regel die de buitenlandse rechter – in dit geval de Nederlandse –
kantoepassen. Het ligt op de weg van de partij die zich op een bepaling van bijzonder dwingend recht van het land waar de verbintenis is nagekomen (hier zou het dan kunnen gaan om Engels recht als de cessies in Engeland zijn overeengekomen en uitgevoerd) uiteen te zetten waarom het nodig is dat hier Engels recht wordt toegepast. De laatste zin van artikel 9 lid 3 Rome I laat wat dat betreft aan duidelijkheid niet te wensen over. Daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat het hier gaat om een situatie waarin verschillende rechtsstelsels conflicteren; de omstandigheid dat verwaarlozing van de beweerdelijke regel mogelijk de integriteit van het Engelse systeem aantast, behoeft tegen die achtergrond een precieze onderbouwing. Dit laatste ontbreekt. Bij deze stand van zaken wordt aan het verweer wegens onvoldoende onderbouwing voorbij gegaan.
vorhandene Kenntnis oder grobfahrlässige Unkenntnis") dat het litigation vehicle daadwerkelijk niet in staat was om een mogelijke proceskostenveroordeling te voldoen.
3.De beslissing
7 september 2022voor opgave van verhinderdata door partijen,