Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
general counsel). Namens CDC zijn verschenen [Y] en [Z] (respectievelijk
managing directoren
executive directorvan CDC Holding). Partijen hebben ter gelegenheid van het pleidooi nadere producties in het geding gebracht, zodat per saldo in dit appel zijdens Kemira producties tot en met 52 en zijdens CDC tot en met 64 zijn overgelegd.
2.Feiten
Statement of Objectionsgezonden. Kemira heeft diezelfde dag een persbericht uitgebracht, dat onder meer het volgende vermeldde:
Finnish Chemicals Oy, a subsidiary of Kemira Oy, has received an EU Commission Statement of Objections concerning selling of sodium chlorate, with regard to alleged antitrust activities during 1994-2000.”
De Europese Commissie heeft voor in totaal 79 070 000 EUR geldboeten opgelegd aan vier concerns die onderling verkoopvolumes verdeelden en prijsafspraken maakten voor natriumchloraat, een oxiderende stof die vooral als bleekmiddel in de pulp- en papierindustrie wordt gebruikt. (...) De betrokken ondernemingen zijn: (...) Finnish
(...).Van eind 1994 tot 2000 maakten deze ondernemingen prijsafspraken en verdeelden zij de markten onder elkaar tijdens een reeks bijeenkomsten en andere verboden contacten.
1. INLEIDING
3.SAMENVATTING VAN DE INBREUK
Company) is steeds het volgende bepaald:
1.Definitions
3.Beoordeling
follow on-kartelschadevergoedingsactie. Aanvankelijk waren ook tegen andere karteldeelnemers – Akzo/Eka en Arkema France SA(/Elf Aquitaine) – vorderingen ingesteld, doch die zijn ingetrokken. CDC vordert nu, stellende dat de vorderingen van de onder 2.6 bedoelde afnemers van de karteldeelnemers aan haar gecedeerd zijn, uitvoerbaar bij voorraad en na wijziging (vermindering) van eis, kort samengevat, Kemira te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad ruim € 61 miljoen Euro, te verminderen met bedragen die anders, ingevolge de interne draagplicht, voor rekening van Akzo/Eka en Arkema France SA (/ Elf Aquitaine) zouden komen en te vermeerderen met wettelijke rente naar het op de vorderingen toepasselijke recht, met proceskostenveroordeling.
grief 2(in principaal appel) betoogt CDC dat naar Spaans recht de vordering op Kemira van de rechtspersonen onder de afnemers die een productielocatie in Spanje exploiteren niet is verjaard. De wettelijke regeling van art. 1968.2 jo. 1969 van de Codigo Civil (hierna CC, het Spaanse Burgerlijk Wetboek) voorziet in een subjectieve verjaringstermijn van een jaar, die begint te lopen als de benadeelde niet alleen op de hoogte is van de onrechtmatige daad en de aansprakelijke persoon, maar ook in staat is om de omvang van zijn schade vast te stellen. Dit brengt mee dat de verjaringstermijn geen aanvang kan nemen voordat de
single and continuous infringementvan het mededingingsrecht finaal is vastgesteld, de benadeelden bekend zijn met de feiten aangaande het functioneren van het kartel en met de schade die zij hebben geleden. Dat moment lag in deze zaak na afloop van de appeltermijn nadat het Gerecht op 25 oktober 2011 de beroepen bedoeld in rov. 2.5 had verworpen. Het was in ieder geval niet eerder bereikt dan nadat in mei 2011 het Gerecht had beslist over het beroep dat andere karteldeelnemers dan Kemira hadden ingesteld. Twee weken na die beslissing is de dagvaarding betekend. De vordering is dus niet verjaard.
Cogeco(C-637/17, 28 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:263).
Cogecovan belang.
44 Derhalve mogen de procesregels voor de vorderingen die worden ingediend ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het recht van de Unie ontlenen, niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke vorderingen naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel), en de uitoefening van de door de rechtsorde van de Unie verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (arrest van 5 juni 2014, Kone e.a., C‑557/12, EU:C:2014:1317, punt 25). Deze regels moeten dienaangaande inzonderheid op het gebied van het mededingingsrecht de doeltreffende toepassing van artikel 102 VWEU onverlet laten (zie in die zin arrest van 5 juni 2014, Kone e.a., C‑557/12, EU:C:2014:1317, punt 26).
follow-onvorderingen, meebrengt dat de benadeelde de definitieve beslissing van de mededingingsautoriteit (inclusief eventueel beroep) moet kunnen afwachten en daarna nog voldoende tijd moet hebben om zijn vordering tot schadevergoeding in te stellen, zonder dat een nationaal verjaringsregime, in zijn geheel beschouwd, daaraan in de weg mag staan. Hoewel het HvJEU rept van nationale mededingingsautoriteiten geldt die regel, gelet op de door het HvJEU toegelichte achtergrond, evenzeer voor de Commissie als Unierechtelijke autoriteit. In de zaak
Cogecowas geen sprake van een Unierechtelijke autoriteit die oordeelde over het kartel, zodat er, bij het beantwoorden van de vragen, geen aanleiding bestond om daarop in te gaan.
Cogecozo werd uitgelegd dat voor aanvang van de verjaringstermijn nodig is dat de benadeelde beschikt over kennis van de aansprakelijke persoon en de schade. Verschil van inzicht bestond wel over de vraag of die kennis van de schade ook volledige kennis van de omvang daarvan moest zijn.
Cogecomoet er naar het oordeel van dit hof van uitgegaan worden dat een met het Unierecht overeenstemmende uitleg van het Spaanse recht inhoudt dat in het onderhavige geval ten minste de definitieve beslissing van de mededingingsautoriteiten, inclusief beroepsinstantie, moet kunnen worden afgewacht voordat de verjaringstermijn aanvangt. Daarbij is van belang dat het hier, anders dan in
Cogecowaar misbruik van een monopolie aan de orde was, om een kartel gaat. Daarbij zijn verschillende deelnemers betrokken. Voor de schade ten gevolge van een kartel is van belang welke rechtspersonen zich in welke periode aan welke mededingingsinbreuk schuldig hebben gemaakt. Dat betekent dat die definitieve beslissing in dit geval niet reeds gegeven is met de beschikking van de Commissie en het niet instellen van beroep daarvan door Kemira maar pas met het oordeel van de Europese rechter bedoeld in 2.5, aldus op zijn vroegst op 17 mei 2011.
single and continuous infringementop de mededinging door die karteldeelnemers, zij het dat daarbij telkens de periode van deelname van elke karteldeelnemer in aanmerking moet worden genomen.
grief 3betoogt CDC in principaal appel dat naar Fins recht de vordering van de rechtspersonen onder de afnemers die een productielocatie in Finland exploiteren niet is verjaard voor zover het gaat om vorderingen die zijn ontstaan vóór 1 oktober 1998.
grief 2in incidenteel appel heeft Kemira aan de orde gesteld dat uit het vonnis onvoldoende duidelijk blijkt dat de grens op 1 oktober (en niet op een andere datum in) 1998 ligt, zodat het vonnis op dat punt niet in stand kan blijven, maar daarbij mist zij belang. Tussen partijen (en hun wederzijdse experts) is immers, zoals ook de rechtbank heeft geconstateerd, in confesso dat vanaf 1 oktober 1998 ontstane vorderingen niet verjaard zijn (in verband met de vanaf dat moment gewijzigde regelgeving in Finland). Aan de enkele omstandigheid dat de rechtbank op een aantal plaatsen slechts het jaartal 1998 heeft vermeld en niet telkens de precieze datum 1 oktober 1998 komt tegen die achtergrond redelijkerwijs geen betekenis toe.
overcharge. Dat betekent dat voor elke transactie waarbij sprake was van een
overchargeten gevolge van het kartel de termijn aanvangt op het moment van die transactie, althans op het moment van de berekening van die
overcharge. De termijn was dus voor al die transacties (van het begin van het kartel, volgens de beschikking op 21 september 1994) tot 1 oktober 1998 al verstreken voordat, op zijn vroegst in mei 2011, definitief de inbreuk op het mededingingsrecht kwam vast te staan. De Finse verjaringsregeling kan dus niet toegepast worden omdat zij verhaal van de schade onmogelijk maakt, hetgeen in strijd is met het Unierecht, aldus CDC in haar derde grief in principaal appel.
Cogeco, niet strijdig is met het effectiviteitsbeginsel. Het gaat om een lange termijn, 10 jaar, die naar believen eenvoudig – met een brief – gestuit kan worden. Er was al vanaf 2 augustus 2007 dan wel juni 2008 (rov. 2.1 en 2.2.) genoeg kennis om een stuitingsbrief te sturen.
Limitation Act(LA) en dat sindsdien het recht gewijzigd is, zodat sindsdien art. 18 van de (in de door beide partijen gebruikte Engelse vertaling)
Competition Restriction Act(CRA) geldt. Beide partijen beroepen zich op de uitspraak van de Finse Hoge Raad KKO 2016:11, waarin onder meer is uitgemaakt dat de objectieve verjaringstermijn van art. 7 lid 2 LA niet parallel loopt met de specifiek voor kartelschade ingevoerde termijn van art. 18.3 CRA, zodat deze laatste niet relevant is voor vorderingen van voor haar inwerkingtreding. Het komt dus, voor de periode vóór 1 oktober 1998, aan op de uitleg van art. 7 lid 2 LA op het punt van het begin van de periode.
Cogecomoet ervan worden uitgegaan dat een benadeelde kan afwachten totdat er een definitieve beslissing is genomen door de mededingingsautoriteiten (inclusief beroepsinstantie). Als uitgegaan wordt van de afzonderlijke transactie als het moment van het schadeveroorzakend voorval, leidt art. 7 lid 2 LA ertoe dat voor transacties tussen 1994 en 1 oktober 1998 in beginsel uiterlijk in de periode van 2004 tot 30 september 2008 had moeten worden gedagvaard. Dat betekent dat die periode reeds was verlopen ten tijde van de niet vertrouwelijke beslissing van de Commissie in oktober 2009 (rov. 2.4) en te meer ten tijde van de beslissing van het Gerecht in mei 2011.
Cogecomoet worden beoordeeld, toch niet meebrengt dat de termijn het praktisch onmogelijk maakt om de rechten geldend te maken omdat afnemers de verjaring hadden kunnen stuiten, in elk geval vanaf het persbericht van de Commissie respectievelijk Kemira in augustus 2007 dan wel dat van de Commissie in juni 2008.
Statement of Objectionsvan de Commissie was voor de afnemers niet kenbaar en het persbericht van Kemira hield slechts in:
Cogeco, is die termijn zo kort dat zelfs het beperkte onderzoek dat nodig is voor een stuiting daarin in redelijkheid niet viel uit te voeren. Zelfs dat beperkte onderzoek zou, naar Fins recht, immers, 14 tot 9,75 jaar na de transacties, moeten inhouden dat werd nagezocht of zaken was gedaan met de in het persbericht genoemde karteldeelnemers en zo ja met wie dan en of dat transacties betroffen waarvan viel aan te nemen dat deze door het kartel geraakt zouden zijn. De termijn is zo kort dat deze het opstellen van een tijdige stuitingsbrief en vervolgens instellen van een vordering weliswaar niet onmogelijk, maar wel uiterst moeilijk maakte.
grief 4dat naar Zweeds recht de vordering van de rechtspersonen onder de afnemers die een productielocatie in Zweden exploiteren niet is verjaard. Het Zweedse recht kent, voor vorderingen die zijn ontstaan voor 1 augustus 2005, een speciale objectieve verjaringstermijn van 5 jaar voor schade ten gevolge van mededingingsinbreuken die in beginsel gestuit kan worden. (artikel 33 van de (in de door beide partijen gebruikte Engelse vertaling)
Swedish Competion Act(SCA)). De algemene wettelijke verjaringsregeling voor niet-contractuele vorderingen kent een objectieve termijn van 10 jaar die aanvangt op de dag dat de schade zich voordoet. Een subjectieve verjaringstermijn kent het Zweedse recht niet.
Any undertaking who, intentionally or negligently, infringes any of the prohibitions contained in section 6 and 19 shall compensate the damage that is caused thereby to another undertaking or party to an agreement.The right to such compensation shall lapse if no action is brought within five years from the date when the damage was caused.) niet te verenigen dat het begin van de verjaringstermijn afhangt van kennis aan de zijde van de benadeelde. Rechtspraak over art. 33 SCA ontbreekt, evenals enig aanknopingspunt in de Zweedse literatuur in die richting. Het aanvangsmoment ligt daarom ofwel voor alle schadevorderingen bij het eind van het kartel, 9 februari 2000, ofwel voor elke schadevordering die voortvloeit uit een door het kartel beïnvloede transactie bij het tijdstip waarop die transactie plaatsvond. In beide interpretaties is duidelijk dat de vijf jaar ruimschoots verstreken waren toen het Gerecht in mei 2011 besliste en ook al toen de Commissie in 2009 de niet vertrouwelijke versie van de beschikking publiceerde. Daarmee is die regeling, gelet op
Cogeco, in beginsel in strijd met het effectiviteitsbeginsel en moet deze dus buiten beschouwing blijven.
ratione materiaetoepassing zou missen is met de opinies aan de zijde van Kemira onvoldoende onderbouwd. Het sterk op voorspelbaarheid en rechtszekerheid gerichte instituut verjaring verdraagt zich in het algemeen niet met een dergelijke uitbreiding van het bereik van deze regeling.
Cogecoen hetgeen hiervoor werd overwogen, mocht wachten op die beslissing is die actie voldoende voortvarend. Het is niet aan hen (of aan CDC) te wijten en kan in het licht van het effectiviteitsbeginsel ook niet anderszins voor hun risico komen dat zij niet eerder actie hebben ondernomen, mede gelet op het verborgen houden van het kartel.
grief 5betoogt CDC in principaal appel dat naar Tsjechisch en Slowaaks recht de vordering van de rechtspersonen onder de afnemers die een productielocatie in Tsjechië respectievelijk Slowakije exploiteren niet is verjaard. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de omvang van de betrokken vorderingen naar verwachting gering is. Inmiddels hebben partijen bij brief d.d. 31 december 2019 laten weten dat zij het erover eens zijn dat geen behoefte bestaat aan een oordeel op dit punt. Gelet op dit verzoek blijft de grief onbesproken.
grief 6tenslotte betoogt CDC in principaal appel dat de rechtbank in rov. 4.27 van het vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat CDC haar stelling dat er sprake is van nawerking van het kartel tot en met 2002 onvoldoende heeft toegelicht. Zij wijst erop dat zij een deskundigenbericht in het geding heeft gebracht.
(Quantification of Damages sustained by the Assignors to CDC Project 13 SA as a result of the European Sodium Chlorate Cartel,gedateerd 1 juni 2014, Schinkel en Bun 2014) en zij heeft erop gewezen dat uit dat rapport blijkt dat de prijzen voor natriumchloraat, twee jaar na het einde van het kartel pas genormaliseerd zijn. Voorts heeft zij een nieuw rapport van dezelfde deskundigen, ter nadere adstructie, in het geding gebracht.
single and continuousmededingingsinbreuk heeft veroorzaakt, niet een aparte mededingingsinbreuk of andere onrechtmatige daad. Of er sprake is geweest van nawerking van het kartel, en zo ja in welke periode en in welke mate, vergt uitgebreid (empirisch en econometrisch) onderzoek en het partijdebat daarover is, gelet op de regie van de rechtbank, nog niet voltooid nu daarover immers bijvoorbeeld op de comparitie geen debat mogelijk was.
grief 1aklaagt Kemira in incidenteel appel dat ten tijde van de cessie niet is voldaan aan het bepaaldheids-/bepaalbaarheidsvereiste. Weliswaar kan een generieke omschrijving onder omstandigheden tot een geldige overdracht leiden, maar in dat geval moet aan de hand van de omschrijving op grond van andere objectieve gegevens kunnen worden vastgesteld welke vorderingen zijn geleverd. Daarvan is in dit geval geen sprake. Zo is onduidelijk van wie, wanneer, in welke mate en tegen welke prijs individuele afnemers natriumchloraat hebben afgenomen. Het object van de cessies is pas twee jaar later, aan de hand van de economische opinie van Schinkel en Bun, door CDC eenzijdig vastgesteld. Het oordeel van de rechtbank getuigt daarom van een onjuiste rechtsopvatting, aldus Kemira.
NJ1996/652). In de cessieovereenkomsten en –akten is steeds verwezen naar
all damage claims which ASSIGNOR has or might have with regard to purchases of Sodium Chlorate between 1 January 1992 and 31 December 2007, resulting from the violation of Article 101 and/or Article 102 Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU, formally Article 81 and/or Article 82 EC-Treaty), Article 53 EEA-Agreement and/or the corresponding provisions in the Europe-Agreements (i.e. Agreements establishing an Association between the European Communities, their Member States and future Member States) and/or national competition laws, which constitute the Sodium Chlorate Cartel practiced in the European Union and in the EFTA States (see European Commission, Decision of 11 June 2008, COMP/38.695), against any and all members of this Cartel.
The damage claims subject to this transfer by assignment have to be understood in a broad sense, covering any and all cartel-related damages, such as price overcharges, loss of profit, the costs of claims enforcement, and all the interests in this regard, including accessory rightskan daarover te minder onduidelijkheid zijn geweest. Ook is het temporele bereik duidelijk.
Product market in Europe" en "
as specified by the European Commission". Vorderingen ter zake van leveringen aan Slowaakse en Tsjechische afnemers vallen daar in elk geval buiten. Slowakije en Tsjechië waren ten tijde van de inbreuk noch lidstaat van de Europese Unie noch partij bij de EER-overeenkomst en de Commissie heeft geen inbreuk vastgesteld op deze markten. Art. 81 EG-verdrag en art. 53 EER-overeenkomst waren ook geen geldend recht in Slowakije en Tsjechië. Er is evenmin sprake van een relevante beslissing van enige binnenlandse mededingingsautoriteit omtrent mededingingsbeperkend gedrag van de karteldeelnemers op de Tsjechische of Slowaakse markt. Voor deze vorderingen loopt Kemira dus het risico dat zij nogmaals tot betaling wordt aangesproken, aldus Kemira.
0,01 Euro per metric ton Supplied Product Quantities" en een variabele prijs van 80% van de opbrengst van de geïnde vorderingen. Dit is niets anders dan een '
no cure no pay'-constructie voor de door CDC te verrichten diensten waarbij de hoogte van de door haar te ontvangen vergoeding onzeker is en daarmee een schijnverkoop. Art. 11 b voorziet bovendien in een (verplichting tot) retouroverdracht van de vorderingen in geval van bijvoorbeeld
change of controlbij CDC. In de kern verleent CDC een dienst aan de afnemers en ontvangt zij daarvoor nagenoeg uitsluitend een resultaatsafhankelijke beloning. Aldus is geen sprake van een overdracht, nu de vorderingen in economische zin tot het vermogen van de afnemers blijven behoren, zo betoogt Kemira.
CDC hereby agrees to fully and finally purchase from any and all Damage Claims of COMPANY-Group that COMPANY has against any and all members of the Cartel (…)
purchaseen
sellin combinatie met de term
fully and finallyverduidelijkt de woorden
assignen
transfer, zodat er geen misverstand over kan bestaan dat volledige en definitieve (ver)koop en dus daadwerkelijke overdracht is beoogd. Met de daadwerkelijke overdracht is de vordering gaan behoren tot het vermogen van CDC en kan hierop door haar schuldeisers verhaal worden genomen. Meer is voor overdracht in de zin van art. 3:84 BW niet nodig. Kennelijk zijn partijen het erover eens dat in dit opzicht het vorderingsstatuut niet van belang is en/of niet tot andere resultaten leidt.
change of control’. Het gaat hier om een persoonlijke verplichting die niet afdoet aan de goederenrechtelijke werking van de overdracht (vgl. HR 19 mei 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1735,
NJ1996/119 (
Sogelease). Veeleer bevestigt het terugkooprecht de strekking dat de vorderingen in het vermogen van CDC zijn gevallen; zonder een dergelijke strekking was het terugkooprecht immers zinledig.