Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
equality of armsheeft geschonden. Werknemer en zijn advocaat hebben namelijk de camerabeelden niet kunnen bekijken vóór de mondelinge behandeling in hoger beroep. De advocaat van Werknemer slaagde er niet in de op een usb-stick aangeleverde camerabeelden te openen, waarmee deze volgens hem niet ‘readily accessible’ waren. Verder klaagt Werknemer dat het hof ten onrechte zijn aanbod tot tegenbewijs heeft gepasseerd.
2.Feiten
3.Procesverloop
4.De schriftelijke reactie van Werknemer van 14 maart 2025
5.Bespreking van het cassatiemiddel
eerste rechtsklachthoudt in dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor, zoals neergelegd in art. 19 lid 1 Rv en art. 6 lid 1 EVRM, heeft geschonden door zijn oordeel mede te baseren op de camerabeelden, terwijl Werknemer deze beelden niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft kunnen zien. Aangevoerd wordt (i) dat Werknemer er bij verweerschrift in hoger beroep op voorhand met een beroep op de fundamentele vereisten van een goede procesorde, uitdrukkelijk bezwaar tegen heeft gemaakt als de camerabeelden ter zitting van het hof zouden worden vertoond zonder dat hij daar voorafgaand aan die zitting tijdig (met zijn advocaat) kennis van kon nemen, teneinde zich daar ter zitting adequaat tegen te kunnen verweren; (ii) dat het hof er (bij aanvang) van de mondelinge behandeling mee bekend was dat Werknemer en zijn advocaat de camerabeelden – ondanks hun uitdrukkelijk geuite wens – niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling hadden bekeken doordat dit door beveiliging van de bestanden niet mogelijk was; (iii) dat PostNL de camerabeelden pas tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding heeft gebracht, maar op een zodanige wijze dat daarvoor een speciaal programma nodig was, waarbij het hof heeft vastgesteld “
dat het misschien niet eenvoudig was om de beelden te bekijken, maar niet onmogelijk” en de advocaat van PostNL heeft opgedragen zulke camerabeelden de volgende keer op een andere manier aan te leveren. Dit terwijl aan het hof bekend was dat het de rechtbank in eerste aanleg ook niet gelukt was de beelden op de door PostNL verstrekte wijze vertoond te krijgen waardoor de beelden tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg vertoond moesten worden op een laptop van PostNL, en (iv) dat van de zijde van Werknemer tijdens de mondelinge behandeling bij het hof nog eens het bezwaar is herhaald dat de camerabeelden vooraf overlegd hadden moeten worden.
tweede rechtsklachthoudt in dat het hof door zijn beslissing mede te baseren op de camerabeelden, het beginsel van
equality of armsheeft geschonden. Werknemer is ten aanzien van het voeren van verweer tegen de camerabeelden op een duidelijke achterstand gezet ten opzichte van PostNL, nu hij die beelden niet voorafgaand aan de zitting (met zijn advocaat) heeft kunnen bekijken en daar pas op de zitting mee is geconfronteerd. Hierdoor is hem bovendien de mogelijkheid ontnomen om op voorhand voor hem ontlastende passages in die beelden op te sporen (en ter zitting aan te wijzen), terwijl PostNL het hof juist wel kon wijzen op passages die in haar ogen verdacht en belastend voor Werknemer waren. Het hof had, gegeven de feiten en omstandigheden van het geval, hetzij de camerabeelden buiten beschouwing moeten laten, hetzij
ambtshalveWerknemer in de gelegenheid moeten stellen om, op een wijze die wel recht doet aan het beginsel van hoor en wederhoor, (met zijn advocaat) kennis te kunnen nemen van die beelden en om zich daarover uit te kunnen laten, zulks
ofweldoor de mondelinge behandeling aan te houden,
ofweldoor Werknemer een nadere akte te laten nemen.
derde rechtsklachtluidt dat voor over de beslissing van het hof zo moet worden begrepen dat het hof van oordeel is dat (in voldoende mate) recht wordt gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor, wanneer het voor een partij het moeilijk maar niet onmogelijk is om kennis te nemen van gegevens die de andere partij in het geding brengt, dit getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.
eerste plaatsstaat vast dat de camerabeelden voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep door PostNL tijdig in het geding zijn gebracht, en dat de camerabeelden (inclusief het benodigde afspeelprogramma) zowel het hof als de advocaat van Werknemer ook tijdig hebben bereikt:
tweede plaatsstaat vast dat het niet zo is dat Werknemer tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep
voor het eerstde camerabeelden zag, en voorafgaand daaraan in het geheel geen kennis zou hebben gehad van wat er te zien is op de camerabeelden. In dit verband is te wijzen op het volgende:
derde plaatskan niet worden aangenomen dat het (technisch)
niet mogelijk wasvoor (de advocaat van) Werknemer om de camerabeelden voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep te bekijken:
dat het misschien niet eenvoudig was om de beelden te bekijken, maar niet onmogelijk”. [30]
in verband met de beveiliging(van de werkomgeving van mr. Tel) de camerabeelden niet heeft kunnen bekijken en dat hij net terug was van vakantie.
vierde plaatsstaat vast dat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep de camerabeelden uitgebreid zijn vertoond en besproken. Werknemer en zijn advocaat hebben toen ook gereageerd op de vertoonde beelden, zo blijkt uit zowel het proces-verbaal als de bestreden beschikking (rov. 3.6.3 e.v.). Er zijn geen aanknopingspunten in het proces-verbaal dat Werknemer of zijn advocaat zich niet in staat hebben geacht adequaat te reageren op de beelden, de bespreking van die beelden door het hof of opmerkingen daarover van de zijde van PostNL.
vijfde plaatsstaat vast dat van de zijde van Werknemer geen bezwaar is gemaakt tegen het vertonen van de camerabeelden tijdens de mondelinge behandeling, noch voorafgaand daaraan noch tijdens de mondelinge behandeling.
voordatde e-mail en de usb-stick met de camerabeelden waren toegezonden. [31] Dit bezwaar is tijdens de mondelinge behandeling niet gehandhaafd; mr. Tel heeft daar verklaard dat hij de camerabeelden niet vóór de mondelinge behandeling van 1 augustus 2024 heeft kunnen bekijken in verband met de beveiliging (van zijn werkomgeving) en dat hij net terug was van vakantie, maar dat mr. Filippo hem wel een vrij gedetailleerde beschrijving van de beelden heeft kunnen geven. [32]
Mr. Tel: die beelden is een productie, is dat bewijs voor de stelling van PostNL? Dat had overgelegd moeten worden. Dan was er geen vraag of er een andere productie is overgelegd nu en in 1e aanleg.” [33] Hieruit kan niet worden afgeleid dat mr. Tel tijdens de mondelinge behandeling ‘het bezwaar tegen het vertonen van de beelden zonder dat deze voorafgaand als productie in het geding zijn gebracht heeft herhaald’ (procesinleiding onder punt 17).
aanleidingzijn voor de rechter om hiertoe over te gaan. In de voorliggende zaak was dat m.i. niet het geval. Gelet op alle feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld, mocht het hof er redelijkerwijs aannemen dat Werknemer zich in voldoende mate kunnen uitlaten over de camerabeelden. Voor zover Werknemer ervan uitgaat dat deze feiten en omstandigheden niet zijn komen vast te staan, mist de klacht feitelijke grondslag.
derde rechtsklacht, die inhoudt, kort samengevat, dat het hof ten onrechte ervanuit is gegaan dat (in voldoende mate) recht wordt gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor, wanneer het voor een partij moeilijk maar niet onmogelijk is om kennis te nemen van gegevens die de andere partij in het geding brengt, geldt dat voor deze klacht een feitelijke grondslag ontbreekt en dat de klacht reeds daarom niet slaagt.
misschien niet eenvoudig was om de beelden te bekijken, maar niet onmogelijk”. Dat is niet hetzelfde. De overweging van het hof is kennelijk ingegeven door het feit dat voor het bekijken van de camerabeelden een speciaal programma nodig is (op een laptop buiten een werknetwerk), zo is uit het proces-verbaal af te leiden. [34]
tweede rechtsklachtvan het eerste onderdeel. Volgens die klacht heeft het hof het beginsel van
equality of armsgeschonden door zijn beslissing mede te baseren op de camerabeelden. Nu aangenomen moet worden dat Werknemer in voldoende mate heeft kunnen reageren op de camerabeelden en er geen aanleiding was voor het hof om nadere instructies te geven teneinde recht te doen aan het beginsel van hoor en wederhoor, terwijl er bovendien van moet worden uitgegaan dat Werknemer tijdig voor de mondelinge behandeling beschikte over de e-mail en de usb-stick waarop de camerabeelden stonden en die beelden ook raadpleegbaar waren, is niet in te zien dat sprake is geweest van schending van het beginsel van
equality of arms. Werknemer is dus ten opzichte van PostNL niet op een substantieel nadeel komen te staan.
eerste rechtsklachthoudt in dat indien de beslissing zo moet worden begrepen dat het hof heeft geoordeeld dat aan het leveren van tegenbewijs (door het horen van getuigen) niet wordt toegekomen – en het bewijsaanbod van Werknemer dus gepasseerd wordt – omdat het zodanig aannemelijk is dat Werknemer de goederen heeft weggenomen, dat het niet in de rede ligt dat hij het door PostNL (door middel van de camerabeelden) geleverde bewijs van de aan het ontslag ten grondslag gelegde dringende reden zal weten te ontzenuwen, die beslissing van een onjuiste rechtsopvatting getuigt. Het hof heeft dan miskend dat een bewijsaanbod – en ook een aanbod tot het leveren van tegenbewijs – niet mag worden gepasseerd op grond van een prognose omtrent de waarde van het te leveren bewijs.
tweede rechtsklacht, getuigt ook dat van een onjuiste rechtsopvatting omdat een aanbod tot het leveren van tegenbewijs niet gespecificeerd hoeft te worden.
derde klachtvan onderdeel twee in dat indien het hof het aanbod tot het leveren van tegenbewijs op andere gronden heeft verworpen, die impliciete beslissing onvoldoende is gemotiveerd, omdat noch uit rov. 3.6.9, noch uit enige andere overweging blijkt op welke gronden het hof dat bewijsaanbod dan heeft gepasseerd.
mogelijktot een ander oordeel leidt. [39]
omdat het eigenlijk niet anders kan dan dat het Werknemer is geweest die de goederen heeft weggenomen.’ Met andere woorden: in het licht van de door PostNL ingenomen stellingen en het daartegen door Werknemer gevoerde verweer, zijn er geen scenario’s denkbaar die tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden en waarin Werknemer zou worden vrijgepleit (omdat alleen Werknemer verantwoordelijk was voor het transport). De overweging dat het eigenlijk niet anders kan dan dat het Werknemer is geweest die de goederen heeft weggenomen, is in cassatie niet bestreden.
dat Werknemer het wegnemen van goederen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Dit getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk.