Conclusie
verzoekster tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. M.A.M. Wagemakers,
verweerder in cassatie,
1.Inleiding
2.Feiten en procesverloop
De regiebehandelaar:
3.Juridisch kader: regelgeving
geregistreerde accommodatie.
tenuitvoerleggingvan de beschikking overgaan. Blijkens de wetsgeschiedenis is dit overeenkomstig artikel 8:1 lid 2 Wvggz, dat het equivalent van artikel 33 Wzd is. In de wetsgeschiedenis bij artikel 33 Wzd wordt verwezen naar de wetsgeschiedenis bij artikel 8:1 lid 2 Wvggz. [19] In de Wvggz is ervoor gekozen om ‘tenuitvoerlegging’ te definiëren ter onderscheiding van ‘uitvoering’: [20]
4.Wzd-(crisis)beddentekort en de oplossingen daarvoor
Tijdelijke vervolgzorg
5.Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel 1richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de verzochte machtiging moet worden verleend, ook al wordt die ten uitvoer gelegd in een niet Wzd-geregistreerde accommodatie. In
onderdeel2 wordt geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van vrijwilligheid van betrokkene en dat het de vraag is of daarvan wel sprake zal zijn wanneer de overplaatsing naar een Wzd-geregistreerde accommodatie wordt gerealiseerd.
Onderdeel 3is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de maatregel nodig is om de noodzakelijke overplaatsing naar een instelling die is gespecialiseerd in de problematiek van cliënt mogelijk te maken. Het
vierde onderdeelbevat de klacht dat, indien een van de voorgaande klachten slaagt, ook artikel 5, aanhef en onder e, EVRM en artikel 14 lid 1, onder b, VN Gehandicaptenverdrag zijn geschonden. Het
vijfde onderdeelis een veegklacht.
eerste klachtslaagt. De klacht houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de verzochte machtiging moet worden verleend ook al wordt die ten uitvoer gelegd in een niet Wzd-geregistreerde accommodatie. Voor deze beslissing bestaat geen wettelijke grondslag, aldus de klacht.
uitvoeringvan een Wzd-machtiging in een Wvggz-accommodatie betreft de zorgaanbieder die de zorg verleent en dus niet de rechter. Uitgangspunt is mijns inziens ook dat de rechter zich niet druk hoeft te maken over de uitvoering van een door hem verleende machtiging. Door echter in r.o. 2.8 van de bestreden beschikking te overwegen dat de rechtbank “van oordeel is dat de verzochte machtiging moet worden verleend, ook al wordt die ten uitvoer gelegd in een niet Wzd-geregistreerde accommodatie”,
faciliteertde rechtbank mijns inziens wel de tenuitvoerlegging van zijn Wzd-machtiging in een Wvggz-accommodatie.
tweede klachtvan onderdeel 1 is de beslissing van de rechtbank onjuist, omdat de rechtbank met het verlenen van een machtiging tot opname in niet Wzd-geregistreerde accommodatie – in strijd met artikel 24 Rv – een beslissing heeft gegeven waar niet om is verzocht. Het CIZ constateerde in zijn verzoekschrift immers dat voortzetting van het verblijf in een Wzd-accommodatie noodzakelijk is en dat het verblijf op de HIC onvoldoende geschikt is, aldus de klacht. [57] Deze klacht slaagt ten dele.
medeeen titel te verschaffen voor de plaatsing van betrokkene in een Wzd-accommodatie, zodra er binnen de geldigheidsduur van de machtiging een geschikte plaats vrijkomt. Het enkele verblijf in een Wvggz-accommodatie ten tijde van de beoordeling door de rechter van een verzoek tot het verlenen van een Wzd-machtiging staat het toewijzen van dit verzoek niet in de weg. De wetgever heeft bepaald dat voor het toepasselijke regime niet “het dak” waar betrokkene verblijft bepalend is, maar zijn zorgbehoefte. [59] Voor zover de verleende machtiging strekt tot de opname van betrokkene in een Wzd-accommodatie slaagt de klacht niet, nu het CIZ om een opname in een Wzd-accommodatie heeft verzocht.
onderdeel 2wordt geklaagd dat de rechtbank in r.o. 2.8 ten onrechte en zonder toereikende motivering heeft geoordeeld dat er geen sprake is van vrijwilligheid van betrokkene en dat het de vraag is of daarvan wel sprake zal zijn wanneer de overplaatsing naar een Wzd-accommodatie wordt gerealiseerd. Namens betrokkene is volgens het onderdeel immers het verweer gevoerd dat er slechts verzet is tegen opname in een Wvggz-accommodatie, die niet voldoet aan de zorgbehoefte. Onder 2.1 voegt het onderdeel daaraan nog toe dat de rechter niet heeft gerespondeerd op het verweer dat betrokkene zich slechts verzet tegen een opname in een Wvggz-accommodatie maar niet tegen een Wzd-opname, zodat daarmee volgens het onderdeel als hypothetisch feitelijke grondslag vast staat dat betrokkene zich niet verzet tegen opname in een Wzd-accommodatie. De algemene en niet nader gemotiveerde constatering dat betrokkene zich zal suïcideren als er geen maatregel zou zijn, doet daar volgens het onderdeel niets aan af.
onderdeel 3wordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte en/of zonder toereikende motivering heeft beslist dat de machtiging, ook al wordt die ten uitvoer gelegd in een niet Wzd-geregistreerde accommodatie, noodzakelijk is om overplaatsing naar een gespecialiseerde instelling mogelijk te maken. Nu een wettelijke grondslag ontbreekt om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten uitvoer te leggen in een niet Wzd-geregistreerde accommodatie, kan een onwettige vrijheidsbeneming met gedwongen zorg niet maatgevend zijn voor het mogelijk later creëren van een wettige situatie waarin betrokkene wordt opgenomen in een Wzd-accommodatie, aldus het onderdeel. Een machtiging voor een onwettige opname met het doel – naar ik begrijp − overplaatsing naar een Wzd-accommodatie mogelijk te maken, is in elk geval in strijd met de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, zo besluit dit onderdeel.
medebeoogt een titel te verschaffen voor de plaatsing van betrokkene in een Wzd-accommodatie, zodra er binnen de geldigheidsduur van de machtiging een geschikte plaats vrijkomt. In dit licht is het oordeel van de rechtbank dat een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling nodig is om de noodzakelijke overplaatsing naar een Wzd-accommodatie mogelijk te maken, niet onjuist of onbegrijpelijk en niet in strijd met de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Dat de verleende machtiging tevens de strekking van een niet-toelaatbare overbruggingsmachtiging heeft, maakt dit mijns inziens niet anders.
onderdeel 4en de veegklacht van
onderdeel 5.