ECLI:NL:RBDHA:2024:19160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/09/673307 / FA RK 24-7028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1953 te Suriname. Dit verzoek werd ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij betrokkene, zijn advocaat mr. J.J. van Kuijk, en deskundigen zoals psychiater C. Zonnenberg aanwezig waren. Betrokkene heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij hij aangaf dat hij zich beter voelde en naar huis wilde terugkeren. De psychiater verklaarde echter dat betrokkene's toestand niet was verbeterd en dat er zorgen waren over zijn cognitieve functioneren en de mogelijkheid van verwaarlozing in de thuissituatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan stemmings- en psychotische klachten, wat leidt tot ernstig nadeel voor zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot toediening van medicatie, beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De beschikking is gegeven door rechter E.E. Schotte, bijgestaan door griffier A.A. Does, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 oktober 2024. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/673307 / FA RK 24-7028
Datum beschikking: 18 oktober 2024

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , Suriname,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.J. van Kuijk te Den Haag.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 september 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 26 september 2024 ondertekende medische verklaring van K. Somers, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een blanco zorgkaart;
- een zorgplan van 24 september 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 30 september 2024;
- een brief van de officier van justitie van 10 september 2024, waaruit blijkt dat er ten aanzien van betrokkene geen recente politiemutaties zijn en betrokkene geen justitiële documentatie heeft.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, mevrouw C. Zonnenberg;
- de verpleegkundige, mevrouw [naam] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Betrokkene erkent dat het minder goed met hem gaat sinds het overlijden van zijn echtgenote, maar hij is nu opgeknapt en wil dan ook graag naar huis. Vanuit de thuissituatie kan worden gekeken naar vervolgstappen. Daarnaast betwist betrokkene dat sprake is van ernstig nadeel. Gelet hierop heeft de advocaat afwijzing van het verzoek bepleit.
De psychiater heeft ter zitting verklaard dat betrokkene blijft aangeven terug naar huis te willen, maar dat het toestandsbeeld van betrokkene sinds de vorige zitting niet is veranderd. Er is een zorgafstemmingsgesprek geweest, waarbij is gebleken dat het geen optie is voor betrokkene om naar huis terug te keren. Op basis van de diagnose van betrokkene is voor de toekomst verblijf in een Wzd-accommodatie passend. Daarvoor zal een rechterlijke machtiging moeten worden aangevraagd. De verpleegkundige heeft ter aanvulling naar voren gebracht dat betrokkene meewerkt op de afdeling, maar geen inzicht heeft in hetgeen hij wel en niet kan.

Beoordeling

Op 13 september 2024 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 4 oktober 2024.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat bij betrokkene sprake is van stemmings- en psychotische klachten voortkomend uit een uitgebreide neurocognitieve stoornis.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van de bovengenoemde klachten en aandoening tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene is sinds enkele maanden in beeld bij de GGZ wegens psychotische en depressieve klachten als gevolg van overvraging. Daarnaast zijn er al langere tijd zorgen over zijn cognitief functioneren, hetgeen duidelijk merkbaar is geworden sinds het overlijden van zijn echtgenote. Betrokkene heeft slechts een zeer beperkte vocht- en voedingintake gehad waardoor hij fors is afgevallen. Daarnaast blijkt hij thuis ook moeite te hebben gehad met het huishouden waardoor er sprake was van verwaarlozing van zowel zichzelf als van de woning. Ten slotte kwam betrokkene steeds minder buiten en verloor hij daardoor ook de aansluiting met de maatschappij.
Uit de medische verklaring en de verklaring van de psychiater ter zitting blijkt dat de depressieve en psychotische klachten van betrokkene sinds de opname niet meer zijn waargenomen, maar dat deze bij overvraging (in de thuissituatie) naar verwachting weer zullen toenemen. De komende periode moet worden gezocht naar een passende vervolgplek voor betrokkene; naar alle waarschijnlijkheid zal dat een plek zijn in een accommodatie die onder de Wet zorg en dwang (Wzd) valt. Ter overbrugging dient betrokkene op de huidige afdeling van [verblijfplaats] te blijven.
Bij de beoordeling welk regime van toepassing is, dient te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ‘voorliggend is’, dat wil zeggen: op de voorgrond staat, omdat die problematiek de actuele zorgbehoefte bepaalt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen. De zorgbehoefte van betrokkene staat hierbij centraal en overplaatsing naar een andere plek dient soepel te verlopen, ook als dit een plaatsing onder een ander regime betreft.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1063 bepaald dat het belang van continuïteit van zorg in een vertrouwde omgeving kan meebrengen dat voor een betrokkene een machtiging wordt verleend onder het regime van zijn vertrouwde omgeving, dus de instelling waar hij verblijft, indien het verlenen van die machtiging bijdraagt aan een soepele overplaatsing van de betrokkene naar (een instelling met) het andere regime. De Hoge Raad acht dit slechts toelaatbaar indien de machtiging wordt verleend met het oog op een reeds voorziene overgang van betrokkene naar een instelling met het andere regime en voor een daarop toegesneden beperkte duur. Dit wordt ook wel een overbruggingsmachtiging genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van betrokkene is dat de huidige zorg wordt gecontinueerd in een vertrouwde omgeving. Daarbij is van belang dat is gebleken dat Parnassia voor nu in voldoende mate in de zorgbehoefte van betrokkene kan voorzien, gelet op de specialistische afdeling voor ouderenpsychiatrie waar betrokkene verblijft. Ondertussen kan dan worden gezocht naar een passende vervolgplek voor betrokkene en, indien nodig, een rechterlijke machtiging in het kader van de Wzd worden aangevraagd.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft een duidelijke wens om terug naar huis te gaan. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Ten aanzien van de overige verzochte vormen van verplichte zorg geldt dat uit de verklaring van de psychiater ter zitting is gebleken dat de toepassing daarvan niet voorzienbaar is. Deze zullen dan ook worden afgewezen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden. Hoewel het, zoals eerder overwogen, in dit geval gaat om een overbruggingsmachtiging, heeft de psychiater ter zitting voldoende onderbouwd dat het zoeken naar een passende vervolgplek en het aanvragen van een rechterlijke machtiging enige tijd in beslag zal nemen. Een periode van zes maanden acht de rechtbank daarom passend en zij ziet dan ook geen aanleiding de machtiging in duur te beperken.
De rechtbank merkt tot slot nog op dat in het geval op grond van de Wzd een rechterlijke machtiging is afgegeven tot opname en verblijf in een accommodatie, de zorgmachtiging op grond van artikel 1 lid 6 van de Wzd komt te vervallen zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , Suriname,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 april 2025;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, rechter, bijgestaan door mr. A.A. Does als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.