ECLI:NL:RBAMS:2020:1231

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C//13 / 679909 / FA RK 20/783
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 24 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1948. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 14 februari 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verlenen op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene, zijn raadsvrouw mr. K.A. Kieft, en arts M. Heeg aanwezig waren.

De zaak betreft een betrokkene die met een delirant toestandsbeeld was opgenomen onder een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis met sterke verdenking van dementie. Dit leidde tot ernstig nadeel, waaronder zelfverwaarlozing en risico op lichamelijk letsel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft het verzoek op grond van de Wvggz afgewezen, omdat het ernstig nadeel voortkwam uit de psychogeriatrische aandoening en niet meer uit de psychische stoornis. De rechtbank heeft de machtiging tot opname en verblijf toegewezen voor de duur van zes maanden, met de aanbeveling om de beperking van de bewegingsvrijheid als onvrijwillige zorg in het zorgplan op te nemen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter P.B. Martens en op 24 februari 2020 in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke uitwerking op 27 februari 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13 / 679909 / FA RK 20/783
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 24 februari 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek van 14 februari 2020 tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
Geboren op: [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats]
Wonende te: [adres]
hierna te noemen: betrokkene
advocaat: mr. K.A. Kieft te Amsterdam

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag d.d. 14 februari 2020;
- de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door F.A.M. Eekhof, d.d. 20 februari 2020;
- een verklaring van de zorgaanbieder ( [zorgaanbieder] ), van de accommodatie ( [accomodatie] ) waarin betrokkene is opgenomen, d.d. 12 februari 2020;
- het zorgplan d.d. 27 januari 2020.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 februari 2020, bij [zorgaanbieder] , locatie [locatie] .
Gelijktijdig is het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) van 30 januari 2020 behandeld onder zaaknummer:
C/13 / 679127 / FA RK 20/417.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- raadsvrouw van betrokkene, mevrouw K.A. Kieft;
- arts, de heer M. Heeg.

2.Beloop van de zaak en standpunten van partijen

2.1.
In het kort komt het in deze zaak op het volgende neer. Betrokkene is met een delirant toestandsbeeld met een crisismaatregel in het kader van de Wvggz opgenomen. Bij beschikking van 8 januari 2020 heeft de rechtbank besloten tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van de Wvggz. Inmiddels is het delier verbleekt en is een psychogeriatrische aandoening, te weten een ongespecificeerde neuro-cognitieve stoornis met sterke verdenking van dementie, op de voorgrond getreden. Deze stoornis levert ernstig nadeel op zoals omschreven in de medische verklaring. Op 17 februari 2020 is de behandeling van het verzoek tot verlening van een zorgmachtiging aansluitend op de voortzetting van de crisismaatregel aangehouden, omdat inmiddels ook onderhavig verzoek was ingediend.
2.2
De arts heeft ter zitting het (binnen de organisatie al eerder gesignaleerde en besproken) probleem voorgelegd dat een Wzd machtiging het meest voor de hand ligt, maar dat er een wachtlijst is voor een plek in een Wzd-accommodatie, die kan oplopen tot maanden. De weinige crisisbedden die bestaan in Wzd-accomodaties zijn bestemd voor crisismaatregelen voor cliënten die van huis uit worden opgenomen. In de tussentijd zou betrokkene niet met een Wzd-machtiging in de huidige Wvggz-accommodatie kunnen verblijven, maar slechts vrijwillig en zou zorg slechts mogelijk zijn op grond van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo). Hij heeft voorgesteld om beide verzoeken toe te wijzen: eerst dat op basis van de Wzd en vervolgens dat op basis van de Wvggz, zodat op grond van artikel 1:1 lid 3 Wvggz de Wzd-machtiging wordt geschorst totdat een bed beschikbaar is.
2.3
Betrokkene heeft aangegeven dat hij gewoon naar huis wil en dat er niets met hem aan de hand is. De raadsvrouw heeft benadrukt dat betrokkene het liefst naar huis wil en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu het vooral erom gaat dat betrokkene de zorg krijgt die hij nodig heeft.

3.Beoordeling

3.1
De rechtbank stelt voorop dat het te betreuren is dat met de overgang van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) naar de Wvggz en de Wzd een betrokkene als de onderhavige tussen wal en schip lijkt te vallen door de scheidslijn tussen de twee nieuwe wetten. Meer in het bijzonder is het moeilijk te verteren dat betrokkene, die vanuit huis met een crisismaatregel op basis van de Wvggz is opgenomen, in afwachting van een plek in een Wzd-accommodatie niet in een Wvggz-accommodatie zou kunnen verblijven, iets wat op basis van de Wet Bopz wel kon.
3.2
Het voorstel van de arts om beide verzoeken toe te wijzen is begrijpelijk vanuit een praktisch oogpunt, maar dit zou neerkomen op een onheuse en onjuiste wetstoepassing. Immers, de psychogeriatrische aandoening staat op de voorgrond en leidt tot ernstig nadeel en niet (meer) de psychische stoornis die heeft geleid tot de crisismaatregel en de voortzetting daarvan. Artikel 1:1 lid 3 Wvggz is bedoeld voor die gevallen waarin een betrokkene met een lopende Wzd machtiging door een (acute) psychische stoornis verplichte zorg onder de Wvggz nodig heeft die niet kan worden verleend onder de Wzd. Dit artikel is niet bedoeld om een betrokkene gedurende een wachttijd in een Wvggz-accommodatie op te nemen.
3.3
Het is aan de zorgaanbieders om ervoor te zorgen dat Wzd-bedden beschikbaar zijn of ervoor te zorgen dat gedurende een wachttijd een cliënt als de onderhavige ter overbrugging opgenomen kan blijven in een Wvggz-accommodatie – bijvoorbeeld door een dienovereenkomstige inschrijving in het locatieregister - waarin hij de zorg krijgt die nodig is om het ernstig nadeel weg te nemen.
3.4
Het verzoek op grond van de Wvggz dient te worden afgewezen, nu het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door een psychogeriatrische aandoening en niet (meer) door een psychische stoornis.
3.5
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een ongespecificeerde neurocognitieve aandoening, die leidt tot ernstig nadeel
.Dit ernstig nadeel bestaat uit zelfverwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, risico op lichamelijk letsel en risico dat betrokkene agressie van anderen over zich af roept.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden. Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
3.6
Het verzoek tot de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie wordt toegewezen voor de duur van zes maanden. Zoals ter zitting besproken verdient het aanbeveling om beperking van de bewegingsvrijheid gedurende de opname eveneens als vorm van onvrijwillige zorg in het zorgplan op te nemen.
3.7
De rechtbank wijst ten slotte erop dat op grond van artikel 39 lid 7 Wzd deze machtiging niet meer ten uitvoer mag worden gelegd wanneer meer dan vier weken zijn verlopen na dagtekening van deze beschikking. De rechtbank hoopt dan ook op een spoedige plaatsing in een Wzd-accommodatie.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleenteen machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [betrokkene] geboren op [geboortedag] 1948 te Amsterdam;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 24 augustus 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. P.B. Martens, rechter, en op 24 februari 2020 in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door G.P. Menkveld als griffier. Deze schriftelijke uitwerking is op 27 februari 2020 vastgesteld.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.