ECLI:NL:RBDHA:2020:6435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
C/09/595168 / FA RK 20-4101
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met verstandelijke beperking en bijkomende problematiek

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 2001 in Marokko, die momenteel verblijft in een GGZ-instelling. Deze beschikking volgde op een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dat op 29 juni 2020 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, die recentelijk dreigde van een balkon te springen en zichzelf verwondde. De cliënt heeft een verstandelijke beperking, PTSS, trauma en verslavingsproblematiek, wat zijn gedrag beïnvloedt.

Tijdens de zitting op 2 juli 2020 werd de cliënt, zijn advocaat en een gedragsdeskundige gehoord. De gedragsdeskundige bevestigde dat de cliënt behoefte heeft aan medicatie en begeleiding, maar dat er momenteel geen geschikte Wzd-instelling beschikbaar is. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om de veiligheid van de cliënt te waarborgen, gezien zijn onvoorspelbare gedrag en de afwezigheid van alternatieve zorgplaatsen.

De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van zes weken, tot en met 13 augustus 2020, en benadrukte het belang van samenwerking tussen de betrokken zorginstellingen om een passende oplossing voor de cliënt te vinden. De beslissing is genomen met inachtneming van de juridische en menselijke aspecten van de situatie, waarbij de veiligheid van de cliënt voorop staat. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 9 juli 2020, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595168 / FA RK 20-4101
Datum beschikking: 02 juli 2020

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 29 juni 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.H.T. van Brunschot te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Den Haag van 28 juni 2020;
- de op 28 juni 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 8 april 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 02 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt, in aanwezigheid van zijn [begeleider] ;
- de advocaat;
- de [gedragsdeskundige] .

Standpunten ter zitting

Cliënt heeft verklaard dat hij twee weken lang niet heeft geblowd en dat daarom de spanning bij hem opliep op de woongroep waar hij woont. Cliënt heeft ter zitting bevestigd dat hij dreigde om van het balkon af te springen. Cliënt heeft ook zichzelf gesneden.
De advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Cliënt wil niet op de huidige afdeling zijn maar het maakt hem ook niet veel uit. Cliënt zegt ook soms dat hij terug naar de woonvorm wil.
De gedragsdeskundige heeft verklaard dat cliënt sinds maandag is opgenomen bij het klinisch behandelcentrum van [verblijfplaats] Dit is een instelling die bijzondere zorg biedt aan mensen met een beperking. Zij heeft contact gehad met de gedragsdeskundige bij [de woongroep] waar cliënt woont. Deze gedragsdeskundige vertelde dat cliënt de afgelopen weken/maanden lijkt te ontregelen in zijn gedrag. Hij heeft behoefte aan medicijnen of middelen en heeft last van afkickverschijnselen. Cliënt is prikkelbaar. Hij probeert aan geld en middelen te komen en wordt dan agressief tegen anderen en ook tegen de begeleiding.
De instelling waar cliënt momenteel op grond van de inbewaringstelling verblijft, is geen Wzd-instelling. De inbewaringstelling kan in die zin niet uitgevoerd worden.
Uit goed hulpverlenerschap biedt de instelling thans wel bescherming en begeleiding. Er wordt met spoed gezocht naar een meer passende plek. De (crisis)plekken bij een Wzd-instelling zijn echter erg schaars. Er zijn slechts twee instellingen in deze regio en bij [verblijfplaats] zit het momenteel vol. Cliënt is daarom uit nood en ter beveiliging in deze GGZ-instelling geplaatst.
Cliënt is ook door een psychiater nog extra beoordeeld. Deze heeft geen crisismaatregel uitgeschreven. Er wordt momenteel geen suïcidaliteit of geen psychose gezien. Er wordt wel een onderliggend trauma gezien dat cliënt heeft opgelopen in het verleden. Het middelengebruik is voor betrokkene een soort coping met dit trauma geworden.
Er is naast de verstandelijke beperking tevens sprake van PTSS, trauma en verslavingsproblematiek. Het advies is om een goed plan te maken zodat hij ook hiervoor behandeling kan krijgen.
Middin zal een passende plek voor hem moeten zoeken. Bij deze instelling (eveneens gericht op mensen met een beperking) ligt de CIZ indicatie voor LVG. Cliënt is uit nood in [verblijfplaats] opgenomen omdat het gevaar op dat moment zo acuut was dat de veiligheid bij Middin niet meer gewaarborgd kon worden. Als de inbewaringstelling wordt toegewezen, zal er uit goed hulpverlenerschap door [verblijfplaats] hulp worden verleend. Als hij de inbewaringstelling blijft behouden zal hij hier blijven en zo snel mogelijk naar een andere plek worden overgeplaatst, maar de plekken zijn schaars. Er is sprake van een verstandelijke beperking met onderliggend trauma. Er is een probleem met de twee nieuwe wetten, Wvggz en Wzd. Soms is de keuze tussen beiden niet of moeilijk te maken.

Beoordeling

Op 28 juni 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Den Haag ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene heeft recent gedreigd van de reling van een balkon op de derde verdieping te springen. Ook heeft hij zichzelf verwond en zijn deur gebarricadeerd, waardoor hulp moeilijk te verlenen was. Hij heeft recent bij een escalatie gevaarlijk en destructief gedrag laten zien binnen zijn woongroep, die voor dit gevaarlijke gedrag geen adequate bescherming aan hem kan bieden.
Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn verstandelijke handicap dit ernstig nadeel veroorzaakt. De medische verklaring zet de verstandelijke handicap op de voorgrond. Ter zitting heeft de gedragsdeskundige de diagnose aangevuld en verklaard dat naast de verstandelijke beperking ook sprake is van PTSS, trauma en verslavingsproblematiek.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Uit de verklaring van de gedragsdeskundige blijkt immers dat er bij cliënt sprake is van veel weerstand. Zo was het een dag voor de zitting nog nodig om cliënt te fixeren omdat hij een aansteker niet wilde inleveren. Er is momenteel geen enkele andere crisisplek op korte termijn beschikbaar, terugkeer naar de woongroep is bij het huidige beeld niet mogelijk.
Met spoed wordt gezocht naar een passende (crisis)plek.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.
De rechtbank merkt op dat beide gedragsdeskundigen, van [verblijfplaats] en van Middin, ten aanzien van de plaats en wijze van uitvoering van de (voortzetting van de) inbewaringstelling overleg moeten voeren en gezamenlijk tot een oplossing moeten komen. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de bij de cliënt betrokken behandelaars zich allen tot het uiterste zullen inspannen om voor hem de juiste plaatsing, zowel op korte als op lange termijn te bewerkstelligen.
Het door de wetgever gemaakte strikte onderscheid tussen de psychiatrische problematiek (Wvggz) en de problematiek, verband houdend met een verstandelijke beperking (Wzd) in twee afzonderlijke wetten, is voor een groep mensen met multi-problematiek in de praktijk van alledag lastig te realiseren. Wat op de voorgrond staat, kan bovendien ook nog eens snel wisselen. Ook kan er sprake zijn van problematiek, waarbij geen of nauwelijks een onderscheid te maken valt.
Bij een crisissituatie dient de veiligheid en bescherming van betrokkene voorop te staan en snel gehandeld te worden. In casu was sprake van levensgevaar voor betrokkene. De zgn. Wzd crisisplaatsen zijn echter in onvoldoende mate beschikbaar.
Stapeling en snelle wisselingen tussen procedures (met belastende zittingen voor betrokkene) moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
In de onderhavige casus is door de onafhankelijke beoordelaar een medische verklaring afgegeven die tot toepassing van de Wzd heeft geleid, omdat op dat moment de verstandelijke beperking op de voorgrond stond.
De crisissituatie is afgewend door een tijdelijke plaatsing binnen [verblijfplaats] op een afdeling met een ggz aanmerking, omdat een Wzd crisisplaats binnen de regio op dat moment niet beschikbaar was. Dit is in juridische zin geen optimale oplossing, maar in menselijke zin wel, gezien het grote gevaar voor betrokkene zelf op dat moment. Buiten een accommodatie zal betrokkene, die geen steunsysteem heeft en vatbaar is voor misbruik door derden, gevaar lopen.
De afgegeven medische verklaring bood ten tijde van de crisis geen ruimte voor het kiezen van de weg van een CM op grond van de Wvggz, zodat deze juridische weg geen optie was voor de behandelaren.
De rechtbank Noord-Nederland (27-05-2020, ECLI:NL:RBNNW:2020:2000) wees eerder een VCM af, omdat een neuro-cognitieve stoornis in deze casus de voorliggende stoornis was. Ook hier was een crisisplaats binnen een ggz-accommodatie de enige optie, een crisisplaats in een Wzd accommodatie was niet beschikbaar.
De praktijk kan deze –juridische- problematiek niet oplossen, anders dan door de veiligheid van betrokkene voorop te stellen en een juridische maatregel te vragen.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor de gevraagde maatregel is voldaan en geeft deze daarom – onder de geschetste omstandigheden- ook af.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] (Marokko),
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 augustus 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 02 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.