Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De bewezenverklaring en de bewijsvoering in de mishandelingszaak
als verklaring van [slachtoffer] van 20 juli 2017:
geschrift bevattende een geneeskundige verklaringbetreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 20 juli 2017 door [betrokkene 1] , huisarts (als bijlage op pagina 12), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
geschrift inhoudende medische informatiebetreffende [slachtoffer] , opgemaakt door KNO-arts dr. [betrokkene 2] van 22 september 2017 (als bijlage op pagina 13, met als bijlage op pagina 14 toonaudiogrammen) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
weten het proces-verbaal van verhoor van [getuige] door de rechter-commissaris van 21 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De verklaring van verdachteafgelegd ter terechtzitting van het hof van 31 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[A-G: ik begrijp: 22 september 2017]heeft de KNO-arts een trommelvliesperforatie en een na trauma ontstaan gehoorverlies geconstateerd. Uit de medische informatie blijkt niet dat er bij aangeefster al eerder sprake van gehoorverlies is geweest. Naar het oordeel van het hof is dit overigens ook niet aannemelijk geworden en moet het blijvende gehoorverlies aan het linkeroor van aangeefster worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid dat de mishandeling van aangeefster zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad”.
3.Het middel
traumatische perforatie van een trommelvliesen een
verminderd gehoor(aan één oor) onvoldoende is om als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt”.
NJ1999/151. In die zaak bleek uit een medische verklaring, opgesteld enkele dagen na het bewezenverklaarde feit, dat onder meer sprake was van verminderd gehoor aan het linkeroor en een traumatische perforatie van het trommelvlies. Het hof oordeelde dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Volgens de Hoge Raad was dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk, omdat de bewijsmiddelen niets inhielden over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In het tweede arrest, HR 1 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4637, ging het om een perforatie van het trommelvlies. Het hof merkte dat letsel als zwaar lichamelijke letsel aan. Opnieuw oordeelde de Hoge Raad de beslissing van het hof niet zonder meer begrijpelijk. Naast deze beide zaken heeft de Raad zich meer recent, voor zover mij bekend, niet meer uitgelaten over de kwalificatie van letsel aan het gehoor. [5]
zonder meerals zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. In de onderhavige zaak volgt uit de voor het bewijs gebruikte medische verklaring van de KNO-arts, dat er sprake is van een trommelvliesperforatie aan het linkeroor als gevolg waarvan het slachtoffer “aflopend perceptief gehoorverlies” heeft opgelopen. Een nadere online zoekslag leert dat het hierbij gaat om een vorm van slechthorendheid die niet volledig te genezen is. Dit bij het slachtoffer geconstateerde gehoorverlies is, zoals reeds blijkt uit de bewezenverklaring en de hiervoor aangehaalde passages uit het bestreden arrest, door het hof (onder meer) als “blijvend” aangemerkt. De vraag waar het in de kern om gaat is of de duiding “blijvend” voldoende is om het letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.