ECLI:NL:HR:2022:571

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
20/03437
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door schoppen tegen hoofd en gezicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van zware mishandeling, waarbij hij op 2 november 2016 in Dordrecht samen met een ander slachtoffer [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door hem meermalen tegen het hoofd en in het gezicht te schoppen. Het hof had vastgesteld dat het slachtoffer naast ander letsel ook breuken van de oogkas en de kaakholte had opgelopen, waarbij de breuk van de oogkas doorliep naar de voorzijde van de schedel en er een bloeding onder de schedel was opgetreden. De genezingsduur werd geschat op ten minste zes weken en er was medisch ingrijpen noodzakelijk.

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, waarbij de aard van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel belangrijke factoren zijn. Het hof had geoordeeld dat de bewezenverklaring van zwaar lichamelijk letsel niet onjuist was en dat het oordeel niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel, dat stelde dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd, faalde. Het beroep werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03437
Datum17 mei 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 oktober 2020, nummer 22-004725-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Gravenhage, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat sprake was van ‘zwaar lichamelijk letsel’ als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij, op 02 november 2016 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van de oogkas (doorlopend naar de voorzijde van de schedel) en een breuk van de kaakholte, heeft toegebracht door die [aangever] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht te schoppen / trappen.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van politie, eenheid Rotterdam, nummer PL1700-2016357784-1 (pagina’s 3 t/m 7 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier PL1700-2016357784), inhoudende als verklaring van aangever [aangever]:
Ik ben op 2 november 2016 mishandeld door [verdachte]. Hij kwam met de auto achter mij aan. Zijn vriendin was erbij. [verdachte] haalde mij in. We kwamen elkaar op de [a-straat] tegen. Hij stapte uit de auto en sloeg mij in elkaar.
2. Een geschrift, bevattende medische informatie/letselbeschrijving betreffende [aangever] van 28 december 2016 opgemaakt door de arts [betrokkene 1] (pagina 10 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier PL1700-2016357784), inhoudende:
Letselbeschrijving en conclusie
S= vermelde gegevens, O= objectieve bevindingen, E= bijkomende gegevens, P= geschatte genezingsduur
Anamnese en onderzoek:
Datum
SOEP
Omschrijving
28-12-2016
S
Informatie ontvangen van neuroloog Albert Schweitzer ziekenhuis over behandeling aldaar op de spoedeisende hulp op 02-11-2016.
O
Er was een grote bloeduitstorting rondom het rechter oog en op het voorhoofd naar rechts onder. Geen hersenvocht uit de oren. CT-scan van het hoofd toonde een bloeding onder de schedel links aan de voor- en zijkant. Tevens een breuk van de oogkas doorlopend naar de voorzijde van de schedel. Er was ook een breuk van de kaakholte rechts.
E
Opname op afdeling neurologie. Betrokkene kon op 04-11-2016 ontslagen worden en kreeg een controle afspraak. Is niet op controle verschenen.
P
Tenminste 6 weken.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van politie, eenheid Rotterdam, nummer PL17002016357784-3 (pagina's 43 t/m 45 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier PL1700-2016357784), inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 2 november 2016 kregen wij het verzoek te gaan naar de [a-straat] te Dordrecht. Wij zagen ter plaatse de voor ons bekende [aangever] op de grond liggen. Bij het incident op de [a-straat] Boven zag ik vier mensen staan. Ik hoorde deze mensen zeggen dat zij getuigen zijn geweest van de mishandeling. Hierop hebben wij ieder 2 getuigen apart genomen en hun verhaal aangehoord.
Ik hoorde het verhaal aan van een man die op gaf te zijn [betrokkene 3]. Ik hoorde hem zeggen dat hij in zijn auto reed over de [a-straat] Beneden. Toen hij bij het viaduct van de Zwijndrechtse brug reed zag hij aan de linkerzijde op de dijk, [a-straat] Boven, een auto stoppen en dat er 2 personen uit de auto stapten. Ik hoorde [betrokkene 3] zeggen dat deze 2 personen een andere man op een fiets aanvielen. Dat aanvallen bestond uit slaan en schoppen tegen een andere persoon.
Ik hoorde een vrouw die opgaf te zijn [betrokkene 4]. Zij zag dat er een manspersoon werd aangevallen door 2 andere personen welke uit een auto kwamen. Deze auto stond op de [a-straat] Boven. Ik hoorde getuige zeggen dat de 2 personen als beesten op de andere man insloegen en schopten. Ook verklaarde zij dat de man die belaagd werd meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt is.”
2.3
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van ‘zwaar lichamelijk letsel’ sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Een veelvoorkomende categorie letsel betreft (bot)fracturen. Indien sprake is van een zodanige fractuur dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat die fractuur, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormt. Overigens kan relevant medisch ingrijpen ook bestaan uit een andere medische behandeling dan operatief ingrijpen.
De beantwoording van de vraag of letsel als ‘zwaar lichamelijk letsel’ moet worden aangemerkt, is in belangrijke mate voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Zijn oordeel daarover kan in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst. Als echter uit de bestreden beslissing niets blijkt omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel zal dat aanleiding kunnen geven tot cassatie. (Vgl. HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.)
2.4
Het hof heeft onder meer vastgesteld dat het slachtoffer ten gevolge van de bewezenverklaarde geweldshandelingen - naast ander (hoofd)letsel - breuken van de oogkas en van de kaakholte heeft opgelopen, waarbij de breuk van de oogkas doorliep naar de voorzijde van de schedel, terwijl ook een bloeding onder de schedel optrad. Verder heeft het hof vastgesteld dat het slachtoffer na de mishandeling in een ziekenhuis is onderzocht, de genezingsduur toen werd geschat op ten minste zes weken, en medisch ingrijpen - te weten een opname gedurende twee dagen op de neurologieafdeling van het ziekenhuis - noodzakelijk was. Het hierop gebaseerde oordeel van het hof dat aan het slachtoffer ‘zwaar lichamelijk letsel’ als bedoeld in artikel 302 Sr is toegebracht, geeft in het licht van wat hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 mei 2022.