ECLI:NL:RBOBR:2023:3863

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
01/331731-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing veroorzaakt door vuurwerk in winkel met levensgevaar en schade aan goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 november 2022 in Oss een ontploffing heeft veroorzaakt door vuurwerk naar binnen te gooien in een winkel. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, poging tot zware mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd, waarbij levensgevaar voor aanwezigen in de winkel te duchten was. De verdachte heeft bekend dat hij vuurwerk in de winkel heeft gegooid als reactie op een ruzie met andere jongeren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat de aangever daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel had opgelopen door zijn handelen. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de andere feiten en heeft een jeugddetentie opgelegd van 120 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog minderjarig was ten tijde van het delict, en de impact van zijn handelen op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.331731.22
Datum uitspraak: 31 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2023.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juni 2023. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 juli 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Oss, opzettelijk een ontploffing teweegheeft gebracht door open vuur bij een vuurwerkbom/ vuurwerk te brengen,en daarvan gemeen gevaar voor de winkel (met inhoud) en/of omliggende panden(met inhoud) en/of omliggende goederen, in elk geval gemeen gevaar voorgoederen en/of levensgevaar voor de personen in de winkel, zijnde [benadeelde partij 1]en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval levensgevaar voor eenander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor voornoemdepersonen/ persoon, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een anderof anderen, te duchten was;
2.
Hij op of omstreeks 25 november 2022 te Oss aan [benadeelde partij 2]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten permanente gehoorschade (waaronder een gescheurd trommelvlies en/of blijvend oorsuizen en/of tinnitus) en/of (blijvende) kaakpijn, heeft toegebracht door een brandende vuurwerkbom/ vuurwerk in de richting van voornoemde [benadeelde partij 2] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Oss ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letseltoe te brengen een brandende vuurwerkbom/ vuurwerk in de richting vanvoornoemde [benadeelde partij 2] heeft gegooid,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;3.
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Ossopzettelijk en wederrechtelijk een winkel (waaronder een winkelruit en/of eenwinkelschap en/of een vitrine en/of tegels en/of een vriezer), in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten dele aan winkel [persoon 1] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aaneen ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ofweggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het primair onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu het bestaan van zwaar lichamelijk letsel niet is komen vast te staan. Ten aanzien van het subsidiair onder feit 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraak - feit 2 primair:

Onder feit 2 primair is verdachte ten laste gelegde dat hij [benadeelde partij 2] (hierna aangever)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (permanente gehoorschade en kaakpijn) heeft toegebracht door vuurwerk in de richting van aangever te gooien.
Verdachte heeft bekend dat hij als gevolg van een ruzie met “ [land van herkomst] jongens” op 25 november 2022 vuurwerk in de winkel van aangever te Oss heeft gegooid. Hij wist dat er in ieder geval één persoon (verdachte noemt hem “de [land van herkomst] jongen”) in de winkel aanwezig was.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn handelen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan aangever heeft toegebracht, bestaande uit permanente gehoorschade en kaakpijn.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel moet worden vooropgesteld dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht een opsomming bevat van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt, maar dat die bepaling de rechter de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat aangever ten gevolge van het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarbij is van belang dat omtrent de aard en omvang van het letsel van aangever onvoldoende gegevens bekend zijn. Aangever is onder behandeling geweest van een KNO-arts voor oorsuizen. Het dossier bevat een medische verklaring waarin de KNO-arts aangeeft dat aangever gehoorschade zonder volledig herstel aan het linkeroor heeft opgelopen na een ontploffing. Of dat de ontploffing betreft zoals door verdachte veroorzaakt of het gevolg is van een eerdere ontploffing in [land] waarbij aangever ernstig gewond is geraakt aan zijn oog, blijkt hier niet uit. Omtrent de ernst van deze gehoorschade zijn ook geen gegevens bekend. De enkele constatering dat blijvende gehoorschade is opgelopen lijdt zonder nadere onderbouwing niet zonder meer tot de conclusie dat sprake is van ernstig lichamelijk letsel. Aangever heeft verder nog aangevoerd dat hij als gevolg van het ten laste gelegde feit kaakpijn heeft. Ten aanzien van dit letsel overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat het is ontstaan als gevolg van het door verdachte gepleegde feit. Het causaal verband kan niet worden aangetoond, althans blijkt niet eenduidig uit de stukken die in het dossier zitten.
Nu de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat aangever ten gevolge van het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dient verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring - feiten 1, 2 subsidiair en 3:

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte heeft deze feiten bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, behoudens de volgende opmerkingen ten aanzien van feit 2 subsidiair.
Het is een feit van algemene bekendheid dat (zwaar) vuurwerk gevaarlijk is en zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Nu verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwerk bewust bij de winkel naar binnen heeft gegooid, terwijl hij wist dat in die winkel (in ieder geval één) iemand aanwezig was, heeft hij de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen bewust op de koop toegenomen.
In bijlage I heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 november 2022 te Oss, opzettelijk een ontploffing teweegheeft gebracht door open vuur bij vuurwerk te brengen,en daarvan gemeen gevaar voor de winkel met inhoud en
levensgevaar voor de personen in de winkel, zijnde [benadeelde partij 1]en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ,
te duchten was;
2 (subsidiair).
hij op 25 november 2022 te Oss ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letseltoe te brengen een brandende vuurwerk in de richting vanvoornoemde [benadeelde partij 2] heeft gegooid,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;3.
hij op 25 november 2022 te Ossopzettelijk en wederrechtelijk een winkel (waaronder een winkelruit en eenwinkelschap en een vitrine en tegels en een vriezer),
die aan [persoon 1] en/of [benadeelde partij 1] ,
toebehoorden heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeel tot:
-
een jeugddetentievoor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 150 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, en
-een werkstrafvoor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om – in lijn met het advies van Raad voor de Kinderbescherming – aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie (met bijzondere voorwaarden) en een werkstraf op te leggen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 25 november 2022 een ontploffing veroorzaak in een winkel door vuurwerk naar binnen te gooien. De aanleiding voor het plegen van dit strafbaar feit was een ruzie. Waar die ruzie over ging, heeft verdachte niet willen vertellen. Wel heeft verdachte verklaard dat zijn actie blijkbaar de enige reactie was die op die ruzie kon en moest volgen. Verdachte heeft bij de psycholoog ook aangegeven dat als de personen waar hij ruzie mee had een vinger zouden verliezen door zijn handelen, hij dat niet erg zou vinden. De rechtbank heeft grote zorgen bij deze gedachtegang en de gekozen uitvoering. Verdachte heeft namelijk – toen hij meende een van de personen waar hij ruzie mee had de desbetreffend winkel in te zien lopen – meteen uit zijn zak een zelf gemaakte vuurwerkbom gepakt (3 aan elkaar geplakte Cobra 6’en) aangestoken, niet in de winkel gekeken en meteen dit werk naar binnen gegooid. Verdachte kon en moest vervolgens zien dat het vuurwerk in de richting viel van een persoon die niks met zijn ruzie had te maken, namelijk voor de voeten van voornoemde [benadeelde partij 2] . In plaats van te waarschuwen pakte verdachte zijn mobiele telefoon uit zijn zak en begon hij te filmen. Na de ontploffing is hij met zijn mobiel in zijn hand snel weggerend.
Overigens baart het rechtbank ook zorgen dat verdachte zowel op zitting als bij de politieverhoren niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Zo is het de rechtbank niet duidelijk geworden wat precies de aard van het conflict, als er überhaupt al sprake is geweest van een conflict, met de “ [land van herkomst] jongens” was. Ook is na uitvoerige ondervraging niet duidelijk geworden of de eigenaar van de winkel, of één van de aanwezigen in de winkel, überhaupt het doelwit van de aanslag was of dat er sprake is geweest van een vergissing.
De ontploffing heeft voor flinke schade in de winkel gezorgd. Ten tijde van de ontploffing bevonden zich ook 3 personen in de winkel. Zij zijn door het handelen van verdachte in gevaar gebracht. Dit heeft bij hen voor angst gezorgd, die langere tijd heeft geduurd. Naast de gevolgen voor de slachtoffers doet een dergelijk ernstig feit ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen. De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 juni 2023 van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte, zoals deze blijkt uit het over verdachte opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 april 2023. Hieruit blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming adviseert om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder algemene en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt mee dat sprake is van een ernstig feit met grote risico’s voor goederen en personen. Verdachte staat eerst bij de winkel naar binnen te kijken, hij ziet dat zich iemand in die winkel bevindt en toch gooit het vuurwerk naar binnen. Verdachte neemt daarmee enorme risico’s, terwijl de aanleiding volgens hem slechts een onderlinge ruzie was.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat sprake is van een kwetsbare jonge verdachte die desondanks thuis, op school en op zijn werk goed functioneert. De ouders van verdachte zijn erg bij hem betrokken en verdachte heeft na het feit 3 maandenhuisarrest gekregen.. Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte al 3 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
De rechtbank zal aan verdachte een jeugddetentie voor nader te noemen duur opleggen. Na aftrek van het voorarrest zal dit een geheel voorwaardelijke jeugddetentie zijn. De rechtbank acht het niet opportuun dat verdachte terug naar de jeugdgevangenis moet. Deze voorwaardelijke straf heeft tevens tot doel verdachte ervan te weerhouden om wederom (soortgelijke) feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming opleggen, te weten – kort gezegd – de verplichting zich ambulant te laten behandelen.
Tot slot zal de rechtbank ook nog een werkstraf opleggen van nader te noemen duur. De rechtbank legt deze werkstraf op gelet op de ernst en de aard van het feit.
De rechtbank acht de op te leggen straf passend en geboden.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] .
De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een bedrag van € 18.398,10 aan schadevergoeding gevorderd, bestaande uit een bedrag van € 898,10 aan materiële schade en een bedrag van € 17.500,- aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit een bedrag van € 770,- aan eigen risico, € 83,10 aan reiskosten en € 45,- aan parkeerkosten.
De benadeelde partijen
[benadeelde partij 1]en
[benadeelde partij 3]hebben ieder een bedrag van
€ 15.000,- aan schadevergoeding gevorderd, bestaande uit immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
T.a.v. de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het bedrag aan immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 7.500,-.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde reiskosten en de parkeerkosten van in totaal € 128,10 (83,10 + 45) voor toewijzing in aanmerking komen.
In totaal dient dus een bedrag van € 7.628,10 te worden toegewezen.
T.a.v. de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] :
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het bedrag aan immateriële schade in beide gevallen dient te worden gematigd tot een bedrag van € 5.000,-.
Het standpunt van de verdediging.
T.a.v. de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Ten aanzien van het bedrag dat is gevorderd aan eigen risico heeft de verdediging betoogd dat die niet te herleiden is tot het incident en dat het eigen risico van aangever in 2022 waarschijnlijk reeds was opgebruikt en dat het eigen risico in 2023 toch wel zou zijn opgebruikt.
De verdediging heeft primair betoogd dat het bedrag aan immateriële schade dient te worden afgewezen wegens gebrek aan bewijs. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat het bedrag aan gevorderde immateriële schade (veel) te hoog is. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de immateriële schade in te schatten.
T.a.v. de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] :
De verdediging heeft primair betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen wegens gebrek aan bewijs. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat de bedragen aan gevorderde immateriële schade (veel) te hoog zijn. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de immateriële schade in te schatten.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
T.a.v. de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
De materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 770,- gevorderd aan eigen risico. Naar het oordeel van de rechtbank is dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd - althans het rechtstreekse verband tussen het bewezen feit en de in rekening gebrachte kosten aan eigen risico - , nu er geen stukken van de verzekeraar of andere bewijsstukken zijn overgelegd, zodat de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De benadeelde partij heeft voorts aan bedrag van € 128,10 aan reis- en parkeerkosten gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank komen deze kosten, die door de verdediging ook niet zijn betwist, voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal de toegewezen schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
12 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De immateriële schade
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,
-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de toegewezen schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De onderdelen van de vordering waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] :
Met betrekking tot de door de benadeelde partijen gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade hebben geleden. Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,
-. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Resumé :
T.a.v. de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
In totaal zal de rechtbank een bedrag van
€ 5.128,10aan schadevergoeding toewijzen, bestaande uit een bedrag van € 128,10 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van
€ 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding.
T.a.v. de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] :
In totaal zal de rechtbank beide benadeelde partijen een bedrag van
€ 1.500,-aan schadevergoeding toewijzen, bestaande uit immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
T.a.v. de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] :
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente. Omdat verdachte minderjarig was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, stelt de rechtbank het aantal dagen gijzeling op 0.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa, 157, 302, 350 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
poging zware mishandeling.
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3:
Een jeugddetentievoor de duur van 120 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 117 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde wordt verplicht zich onder behandeling van [instantie] of een soortgelijke instelling te stellen, waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker te 's Hertogenbosch opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Veroordeelde is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
geeft aan William Schrikker te 's Hertogenbosch, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert / de reclassering, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.

Een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , van een bedrag van 5.128,10 euro, bestaande uit 128,10 euro materiële schade en 5.000,- euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2], van een bedrag van 5.128,10 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit 128,10 euro materiële schade en 5.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , van een bedrag van 1.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 3], van een bedrag van 1.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , van een bedrag van 1.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1], van een bedrag van 1.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
heft ophet reeds geschorste
bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.L. Pechaczek, voorzitter,
mr. J. Donkersloot en mr. S.J.H. van de Kant, leden,
in tegenwoordigheid van A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 31 juli 2023.