ECLI:NL:HR:2000:AA4637
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Davids
- M. Koster
- B. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake zware mishandeling en vernieling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 1998. De verdachte, geboren in Roemenië in 1956, was eerder door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage veroordeeld voor zware mishandeling en vernieling. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 140 uren, in plaats van drie maanden gevangenisstraf, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Het Hof verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk voor feit 5 en de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J.M. Sjöcrona, advocaat te 's-Gravenhage. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, maar uitsluitend voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van deze onderdelen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van feit 2, dat betrekking heeft op de zware mishandeling van het slachtoffer, onvoldoende gemotiveerd was. De medische verklaring van de huisarts, T. Langro-Janssen, die de zware lichamelijke letsel van het slachtoffer bevestigde, was niet voldoende om de bewezenverklaring te onderbouwen. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd voor wat betreft de beslissingen over feit 2 en de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.