4.3Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw op 12 februari 2020 het woord gevoerd overeenkomstig de door haar ter terechtzitting overgelegde pleitnota. Deze houdt in:
“ZD-18 Witwassen contact geld voor woning en auto
Ik verzoek U cliënt vrij te spreken van beide aan hem tenlastegelegde feiten.
Cliënt heeft van meet af aan verklaard dat hij beide geldbedragen van [getuige 1] heeft geleend
en dat hij deze zou terugbetalen zodra zijn bedrijf winst zou maken. [getuige 1] daarentegen
heeft verklaard dat hij deze geldbedragen contant heeft ontvangen van cliënt en vervolgens
op de rekening van [verdachte] heeft gestort c.q. een BMW mee heeft gekocht voor cliënt.
Volgens het Openbaar Ministerie vindt de verklaring van [getuige 1] steun in de genoemde
storting op de rekening van cliënt en contante stortingen op de bankrekening van [getuige 1] .
Bovendien leven [getuige 1] en zijn vrouw leven op bijstandsniveau en kunnen zij zelf niet
beschikken over een dergelijk bedrag.
Om met het laatste te beginnen, ik verwijs u naar pagina 10.967 van het dossier waaruit
blijkt van de mutaties op de bankrekening van het echtpaar [getuige 1 & getuige 2] . Er werd in 2018 € 718.606,79 bijgeschreven en € 718.592,08 afgeschreven. In 2019 werd er 285.725,09 euro
bijgeschreven en € 285.729,70 afgeschreven. Waar dat geld is heengegaan, is niet
onderzocht door de politie. En dan heb ik het niet over de contante bedragen die worden
gestort op 10 en 11 september waarvan het Openbaar Ministerie zegt dat deze aan mijn
cliënt te relateren zijn. Dan heb ik het over bijvoorbeeld 8 maart 2018. Dan wordt er een
contant bedrag van € 65.000 gestort of 22 november 2018 wanneer een contante opname
wordt gedaan van € 65.000. Een ander voorbeeld: op 10 januari 2019 wordt een contant
bedrag gestort van € 85.000.
Al met al geen bedragen die relateert aan het leven op het bijstandsniveau. Daar komt nog bij dat [getuige 1] op 30 maart 2020 heeft verklaard (op pag. 13341) dat zijn jaarlijkse omzet in de voorbije vijf jaren, drie miljoen euro betrof. Derhalve een omzet van 15 miljoen euro over vijf jaar.
Dat betekent dat [getuige 1] zeer wel in staat was om cliënt een privé lening te verstrekken. Het openbaar ministerie heeft in haar requisitoir aangegeven het verhaal van de privéleningen niet te geloven c.q. (begrijp ik dan) niet logisch te vinden. Want: als [getuige 1] zoveel miljoenen in bezit zou hebben, zoals cliënt heeft betoogd, waarom zou hij dan leven van een uitkering? Vast staat dat hij miljoenen heeft (gehad). Waarom hij desalniettemin leeft van een uitkering, ook daar kan ik wel een paar redenen voor bedenken maar het is aan [getuige 1] om die vraag te beantwoorden. Bovendien heb ik nergens gelezen dat er door het Openbaar Ministerie is geverifieerd of [getuige 1] daadwerkelijk leeft van een uitkering! Het lijkt erop dat men de verklaringen van [getuige 1] eenvoudigweg als waarheid aanneemt zonder deze te verifiëren.
Ook met betrekking tot de BMW, wordt de verklaring van [getuige 1] hoe een en ander in zijn werk is gegaan, als waarheid aangenomen. Een verklaring die wederom niet wordt geverifieerd door de politie. Een verklaring die aantoonbaar onjuist is.
[getuige 1] heeft verklaard dat cliënt hem € 75.000,00 contant heeft gegeven onder de toezegging dat cliënt de auto zou overschrijven. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat cliënt € 70.000,00 zou hebben gegeven. Zijn echtgenote [getuige 2] heeft overigens ook ten overstaan van de Duitse politie verklaard dat de auto € 70.000,00 kostte. De auto is tegen contante betaling gekocht bij [A] in [plaats 1] met contant geld van cliënt. De provisie voor [getuige 1] was € 2.500,00. [getuige 1] heeft die € 75.000,00 naar eigen zeggen op zijn bankrekening gestort (pag. 13371). Ik heb de bankrekening nageplozen: geen spoor van een storting van € 75.000,00!!
Bovendien moest [getuige 1] dan nog wel ergens € 75.700,00 (en dus geen € 70.000,00 of € 75.000,00) onder het bed hebben liggen omdat het autobedrijf aangeeft dat de auto is betaald in drie contante deelbetalingen:
1. € 5.000,00 op 5 juni 2019 om 16.00 uur (aanbetaling)
2. € 70.000,00 op 17juni 2019 om 10.34 uur (restbedrag) en vervolgens 8 minuten later:
3. € 700,00 op 17juni 2019 om 10.42 uur (!?)
De koper van het voertuig is firma [C] GmbH gelegen aan de [a-straat 1]
[plaats 1] .
Het geld is betaald geworden door [betrokkene 3] (aanspreekpartner en betaler, zo geeft het
[D] aan). Cliënt zou [betrokkene 3] schriftelijk hebben gemachtigd de BMW op 17juni
2019 te betalen en over te nemen, (pag. 13397). Cliënt heeft van meet af aan verklaard dat
dit niet zijn handtekening betreft. Ik heb Uw rechtbank verzocht om een
handtekeninganalyse te laten verrichten met name in verband met de betrouwbaarheid van
de verklaring van [getuige 1] . Dat verzoek heeft Uw rechtbank helaas afgewezen. Daarom heeft
cliënt dat onderzoek op eigen kosten laten verrichten omdat hij wil aantonen dat hij
onschuldig is in deze kwestie.
Het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau heeft uitvoerig onderzoek gedaan met als conclusie dat de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de betwiste handtekening een vervalsing is dan wanneer het gaat om een authentieke handtekening. De kans op het vinden van deze resultaten is 10.000 tot 1 miljoen keer groter wanneer de handtekening een vervalsing betreft dan wanneer het om een authentieke handtekening gaat. Een afschrift van het rapport treft U voor de goede orde aangehecht aan de pleitnota in eerste aanleg.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij de BMW heeft gekocht op naam van zijn bedrijf en dat hij met
de BMW van [plaats 1] naar [plaats 1] is gereden, waar hij de BMW aan cliënt heeft
gegeven (pag. 13343/13371) en daarbij cliënt de beschikking heeft gegeven over alle
autopapieren (auf jeden Fall sind die kompletten Fahrzeugpapiere im Besitz von Herrn
[verdachte] ! Pag. 13344/13372). Om in een later verhoor nogmaals aan te geven dat hij zowel de
Fahrzeugschein als ook de Fahrzeugbrief en alle sleutels aan cliënt heeft overhandigd (pag.
12915).
Hoe kan het dan dat cliënt [getuige 1] op 25 november 2019 appt met de vraag of hij de brief
(Fahrzeugbrief) van de BMW kan krijgen omdat hij een plan met de BMW heeft. Omdat hij
die brief al heeft? Lijkt me sterk. [getuige 1] heeft aangegeven dat de BMW binnen vier weken
zou worden overgeschreven op het bedrijf van cliënt, [C] GmbH. Zonder Fahrzeugbrief kan
cliënt de BMW niet overschrijven op zijn naam. In geen enkel appgesprek is terug te lezen dat
[getuige 1] cliënt vraagt de auto op zijn naam over te schrijven. Waarom laat [getuige 1] cliënt
vervolgens negen maanden rijden in de BMW zonder hem de kans te geven de auto op zijn
naam te zetten?
Het antwoord op die vraag is te vinden in de WhatsApp conservatie die aan het dossier is
toegevoegd. Cliënt heeft [getuige 1] gevraagd een GmbH op te richten, daarvoor heeft [getuige 1]
€ 22.000,00 van cliënt opgenomen (welk bedrag cliënt van zijn moeder heeft geleend) maar
die GmbH is nooit daadwerkelijk tot leven gekomen. [getuige 1] zegt dat hij dat bedrag een dag
na de opname heeft gegeven aan cliënt. Uit de WhatsApp conservatie blijkt net het tegenovergestelde! Namelijk dat [getuige 1] hem heeft opgelicht! Hij zou een GmbH oprichten en
dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft er wel geld voor gekregen om dat te doen! Uiteindelijk
heeft cliënt dan maar zelf een GmbH opgericht. Die € 22.000 heeft cliënt uiteraard nooit
teruggekregen. Ik kan me daarbij voorstellen dat [getuige 1] dit geld heeft gehouden omdat hij
cliënt geld heeft geleend voor de aankoop van de woning en de auto en omdat cliënt op dat
moment nog niet kon terugbetalen omdat het bedrijf nog niet was opgericht.
Dan is er nog de verklaring van [betrokkene 4] . Zij heeft verklaard dat zij zaakvoerder is
geweest van [D] dat zij vijf jaar geleden samen met haar man bestierde. Nu doet
ze niks meer. Zij ontvangt nu Sozialhilfe, Hartz IV, € 450,00 per maand. Samen met haar man
heeft zij € 1.200,00 netto per maand. Zoals gezegd, dit is niet gecontroleerd door de politie.
Voor het overige kan of wil zij feitelijk geen vragen beantwoorden en geeft steeds aan dat
het aan haar man is, om de betreffende vragen te beantwoorden. Als er vragen worden
gesteld over de lening voor het huis, geeft zij aan dat haar man ook bevoegd is over de
rekening te beschikken en dat zij daarover niet kan vertellen. Opmerkelijk evenwel, is dat zij
verklaart dat inderdaad beschikkingsbevoegd is, en dat als in de beschrijving bij de
bankrekening staat "lening volgens overeenkomst de dato 1 september 2018", dan is dat zo
wel mogelijk.
Vragen over de onderneming wil ze niet beantwoorden, dat moet haar man doen. Ook
vragen over de BMW beantwoordt zij niet. Opmerkelijk genoeg geeft zij daarbij aan dat op
het moment dat er vragen worden gesteld over het hotel, zij wil dat het verhoor wordt
afgebroken. Als haar man de vragen niet kan beantwoorden, gaat zij er wel mee akkoord dat
zij aansluitend aan het verhoor van haar man misschien nog een keer wordt gehoord. Huh??
Wat ik niet begrijp is dat [getuige 1] zegt dat hij de BMW heeft gekocht op naam van zijn bedrijf,
dat hij de auto heeft opgehaald in [plaats 1] en daar mee naar [plaats 1] is gereden waar
hij de auto aan cliënt heeft gegeven.
Dit terwijl de autofirma aangeeft dat de koper van de BMW de firma [C] GmbH betreft, en
het bedrijf een valse Duitse volmacht overlegt. Als de koper van de auto [C] GmbH zou zijn,
zou de auto toch ook meteen op die naam zijn gezet. Toch niet op naam van [getuige 1] ? Dan
had [betrokkene 3] de auto toch opgehaald en niet [getuige 1] ? Die had toch geen volmacht om de
auto op te halen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze informatie aan de politie is verteld om
cliënt in diskrediet te brengen.
Wat mij betreft wordt de verklaring van cliënt over de wijze waarop het huis en de BMW zijn
verkregen, juist ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . [getuige 1] zou het bedrag dat hij
zogenaamd van cliënt zou hebben ontvangen, hebben gestort op zijn rekening terwijl
vervolgens [D] het bedrag (een hoger bedrag overigens) in een tijdsbestek van
twee dagen in drie delen contant wordt afgegeven door [betrokkene 3] . De persoon waarmee
[getuige 1] jaren geleden een [D] had.
Waarom heeft [getuige 1] het aankoopbedrag (dat hij toch op zijn rekening had gestort) niet op
de rekening van [D] overgeboekt? Waarom worden er drie contante betalingen
verricht? En waar komt dat geld vandaan?
[getuige 1] heeft verklaard dat hij cliënt een kwitantie heeft gegeven voor de € 200.000,00. Waar
is die kwitantie dan? En dan het vreemde verhaal dat dit bedrag wordt gestort bij een
bankautomaat die vervolgens € 5.000,00 ''opeet"?
Dit alles ondersteunt de verklaring van cliënt dat hij [getuige 1] geen geld heeft gegeven!
Witwassen? Niet aan de zijde van cliënt! Als uit de bankrekening van [getuige 1] zou blijken dat
er alleen een bedrag van € 195.000,00 zou zijn gestort, kon men zich daar vragen bij stellen.
Maar als je kijkt naar de enorme bedragen die contant op de rekening van [getuige 1] worden
gestort, zoals gezegd € 85.000,00 op 10 januari 2019, lijkt het er sterk op dat [getuige 1] eigen
geld witwast via het verstrekken van leningen. Ik merk daarbij op dat cliënt daarvan niet op
de hoogte was. Hij dacht evenals [betrokkene 5] dat [getuige 1] een vermogend man was. Wat hij
naar eigen zeggen ook was. 15 miljoen euro op vijf jaar tijd. Niet slecht!
Conclusie: Integrale vrijspraak van beide feiten. Geen verbeurdverklaring van de auto en de
woning!
Het openbaar ministerie heeft in haar requisitoir aangegeven dat hoewel het verhoor van
[getuige 2] enigszins bevreemdt vanwege het gebrek aan lange termijn geheugen, dit
niet afdoet aan het belastende bewijs tegen cliënt.
Het feit dat hij een auto ter waarde van € 75.000,00 ongezien laat aanschaffen is in strijd
met elke logica en derhalve ongeloofwaardig. Die opvatting deel ik niet. Cliënt heeft ter
zitting terecht uitgelegd waarom een auto in deze prijsklasse ongezien kan worden gekocht.
Ik kan U aangeven dat ik vorig jaar hetzelfde heb gedaan.
Ik kom nog even terug op het verhoor van de echtgenote van [getuige 1] . Opvallend
daarbij was dat de getuige nog voor aanvang van het verhoor meteen aangaf dat zij geen
antwoord kon geven. Bij het verhoor in 2018 heeft mevrouw hetzelfde gedaan en heeft ze
aangegeven dat ze bij haar man navraag moesten doen. De Raadsheer-Commissaris heeft
mevrouw dan ook kritisch bevraagd. Toen hij haar vroeg waar uit haar werkzaamheden als
directeur van het [E] GmbH bestond, gaf mevrouw aan dat ze dat niet wist en dat ze
daar niet over kon zeggen. Ze wist zelfs niet meer waaruit haar werkzaamheden bestonden.
Daarop vroeg de Raadsheer-Commissaris haar hoe het kan zijn dat ze niet meer wist wat
haar werkzaamheden waren terwijl ze directeur van een hotel was. Daarop gaf mevrouw
aan dat zij een slecht geheugen heeft. Waarop de raadsheer commissaris aangaf dat het
toch niet zomaar een functie is, directeur van een hotel zijn. Antwoord van de getuige: "ik
kan er niks over zeggen, niks". Daarop gaf de raadsheer commissaris te kennen dat hij
begreep dat zij zich geen details meer kan herinneren maar dat hij het moeilijk te geloven
vindt dat zij zich geen details meer weet te herinneren van haar werkzaamheden als
directeur van een hotel.
Ik heb mevrouw vervolgens ook vragen gesteld. Ik heb haar gevraagd of ze taken heeft
verricht in het hotel. Dat wist zij niet... Toen ik haar aangaf dat ze die vraag alleen maar met
ja of nee kon beantwoorden gaf ze mij aan neen, met andere woorden zij had geen
werkzaamheden verricht in het hotel.
Ik heb haar vervolgens voorgehouden dat uit de stukken blijkt van een overboeking van
haar rekening naar de rekening van [verdachte] . Het gaat om een bedrag van € 200. 000,-
met als vermelding "lening volgens overeenkomst d.d. 11-09-2018" en dat zij bij de politie
hierover heeft verklaard dat als die vermelding er bij staat dat het dan ook zo zou zijn.
Daarop heeft de getuige aangegeven dat als zij dat destijds zo heeft gezegd, dat dan zo zal
zijn.
Gehecht aan de pleitnota, vindt U een overzicht van de beroepswerkzaamheden van
[getuige 2] . Blijkbaar kon mevrouw zich tijdens het verhoor evenmin herinneren dat
ze nog steeds Geschaftsführer van een B.V. is.
Gelet daarop stel ik grote vraagtekens bij de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Zij
beweren weliswaar dat ze op dit moment leven van een uitkering. Echter, dit gegeven is
nooit gecontroleerd. De [getuige 1] heeft verklaard over zijn omzet van € 15.000.000. Hij
was zeer wel in staat cliënt geld te lenen!
Ten slotte merk ik nog op dat het openbaar ministerie in eerste aanleg heeft betoogd dat
cliënt zijn woning zou hebben betaald met misdaadgeld (uit onderzoek Vidar). Dat kan niet
correct zijn, nu cliënt zijn woning in 2018 heeft gekocht.
Mijn cliënt heeft zich de moeite getroost om een vergelijkend handschriftonderzoek te laten
verrichten, om zijn onschuld aan te tonen. Het resultaat daarvan ondersteunt zijn verklaring!
Daar is de Rechtbank helaas zonder meer aan voorbij gegaan.”