ECLI:NL:HR:2011:BP7871
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verbeurdverklaring van een personenauto en overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 9 juni 2009 had geoordeeld over de verbeurdverklaring van een Volkswagen Golf. De verdachte, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof de verbeurdverklaring niet naar de eisen van de wet had gemotiveerd, omdat niet was vastgesteld dat aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring was voldaan. Dit leidde tot de vernietiging van de verbeurdverklaring van de Volkswagen Golf. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. De Hoge Raad constateerde dat meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling van de beslissing omtrent de inbeslaggenomen auto, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij verbeurdverklaringen en de naleving van de redelijke termijn in rechtsprocedures.