Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, waarbij de raadsman het volgende aanvoert - zakelijk weergegeven -:
Ik verzoek u mijn cliënt vrij te spreken, wegens gebrek aan bewijs. Het bewijs bestaat enkel uit de verklaring van medeverdachte [betrokkene 2]. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum. De verklaring van [betrokkene 2] vindt onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal. De politierechter heeft overwogen dat hij geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene 2], omdat hij gedetailleerd en consistent zou hebben verklaard. Mijns inziens is er wel degelijk reden tot twijfel.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft op 4 december 2009 verklaard dat hij "gisteren rond 17.00 uur" werd gebeld door mijn cliënt. Dit blijkt evenwel niet uit de historische printgegevens. Dat geldt voor geen van de nummers.
Voorts heeft medeverdachte [betrokkene 2] verklaard dat ze omstreeks 17.00 uur afspraken. Als je ervan uitgaat dat het telefoonnummer eindigend op 705 van mijn cliënt is, dan volgt uit de historische printgegevens dat mijn cliënt daar niet geweest kan zijn.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij samen met mijn cliënt langs een BOA liep en dat die BOA naar hen zwaaide. De betreffende BOA heeft evenwel verklaard dat hij mijn cliënt op 3 december 2009 niet heeft gezien.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft op 4 december 2009 verklaard dat hij de dag ervoor rond 17.00 uur werd gebeld door mijn cliënt en dat mijn cliënt hem toen heeft gevraagd om te helpen met inbreken. Op 5 december 2009 heeft hij evenwel verklaard dat ze de dinsdag of de woensdag vóór de inbraak al over de inbraak hadden gesproken. Deze verklaringen zijn dus tegenstrijdig.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft verklaard dat mijn cliënt het slachtoffer de dag vóór de inbraak heeft gebeld. Dit blijkt evenwel niet uit de historische printgegevens.
Daarbij komt dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij die avond niet is gebeld.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij mijn cliënt heeft ontmoet in Barneveld. Dat strookt niet met de historische printgegevens.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft verklaard dat de inbraak ongeveer een uur heeft geduurd. Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] volgt evenwel dat hij vrijwel direct de politie heeft gebeld toen hij hoorde dat er een ruit werd ingegooid.
De inbraak kan dus nooit zolang hebben geduurd als dat de medeverdachte heeft verklaard.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij twee keer met een container heeft gelopen, om het geluid van het inslaan van het raam te verdoezelen. De getuige [getuige 1] heeft evenwel verklaard dat hij eerst zag dat er iemand met een container liep en dat hij pas later hoorde dat er een raam werd ingeslagen. Dat strookt dus niet met elkaar. Bovendien heeft medeverdachte [betrokkene 2] het over een steegje en de getuige [getuige 1] het over de openbare weg.
Medeverdachte [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij niet zelf in de woning is geweest. De getuige [getuige 1] heeft evenwel verklaard dat de jongen die met de container had gelopen, ook de woning binnenging.
Ik concludeer dat medeverdachte [betrokkene 2] niet consistent is in zijn verklaringen en dat zijn verklaring niet geloofwaardig is.
Mijn cliënt heeft gedetailleerd verklaard hoe hij de dag van inbraak heeft doorgebracht. Zijn verklaring vindt bevestiging in de verklaring van de getuige [getuige 2]. Zij heeft bij de politie tweemaal verklaard dat zij mijn cliënt op 3 december 2009 omstreeks 18.20 uur op het station Ede-Wageningen heeft getroffen. Mijn cliënt heeft een sluitend alibi. De getuige [getuige 2] en mijn cliënt zijn niet meer bij elkaar.
(...)
In het proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 116 hebben verbalisanten gerelateerd dat zij direct na de inbraak van de vader van mijn cliënt hoorden dat hij was aangehouden in verband met een inbraak in de woning van [betrokkene 1]. Mijn cliënt is evenwel pas later opgepakt. In hetzelfde proces-verbaal wordt gesuggereerd dat de getuige [getuige 2] door mijn cliënt is bedreigd. Hier is geen enkele ondersteuning voor.
De getuige [getuige 2] is tweemaal door de politie gehoord en zij is bij haar verklaring gebleven. In het proces-verbaal staat voorts gerelateerd dat [betrokkene 1] "weet dat [verdachte] regelmatig inbraken pleegde". Deze uitlating wordt op geen enkele manier onderbouwd. Het volgt ook niet uit de documentatie van mijn cliënt. Voorts zou zij iets gehoord hebben over de gepleegde inbraak. Dit heeft weinig bewijswaarde.
De getuige [getuige 3] heeft een signalement gegeven dat op heel veel mensen van toepassing is.
(...)"