ECLI:NL:HR:2022:1485

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21/00986
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag wegens strijd met de motiveringsplicht in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 februari 2021. De verdachte, geboren in 1997, was beschuldigd van mishandeling op 12 september 2019. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar was en dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het van deze verklaring was afgeweken. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen had opgegeven voor het gebruik van de verklaring van de aangever als bewijs, ondanks het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging over de betrouwbaarheid van deze verklaring. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechterlijke macht, vooral wanneer het gaat om de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in strafzaken. De Hoge Raad bevestigt hiermee dat de rechter verplicht is om de redenen voor zijn beslissing duidelijk te maken, vooral wanneer deze afwijkt van de argumenten die door de verdediging zijn aangedragen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00986
Datum15 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 februari 2021, nummer 22-004627-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof in strijd met de tweede volzin van het tweede lid van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 12 september 2019 te [plaats] [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] :
- in zijn gezicht te slaan.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 12 september 2019 van de politie Den Haag Centrum met nr. PL1500-2019255192-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 27 e.v.):
als de op 12 september 2019 afgelegde verklaring van [aangever] :
Ik doe aangifte van mishandeling. Op donderdag 12 september 2019 liep ik vanuit mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] naar mijn keldergang waar mijn fiets staat. Aldaar zag ik een persoon die ik herkende als [verdachte] van [a-straat 2] . Ik zag dat [verdachte] op mij afliep. Ik zag dat [verdachte] gelijk met zijn vuist naar mij uithaalde. Ik voelde een hevige pijn aan mijn linker oog. Ik voelde veel pijn en heb letsel op mijn hoofd en aan mijn gezicht.
Ik heb hard om hulp geroepen. [verdachte] ging weg en ongeveer twee minuten later zag ik de voor mij bekende man [betrokkene 1] van [a-straat 3] .
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 september 2019 van de politie Den Haag Centrum met nr. PL1500-2019255192-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 34 e.v.):
als de op 12 september 2019 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Op 12 september 2019 hoorde ik iemand om hulp roepen. Ik ben gaan kijken en liep de portiek van de [a-straat 2] op. Ik hoorde iemand lopen op de tweede verdieping en zag de buurman van [a-straat 2] lopen.
Toen hoorde ik dat er iemand in het fietsenhok om hulp riep. In het fietsenhok zag ik [aangever] op de grond liggen. Ik zag een wond boven zijn linkeroog. Dit was een dikke blauwe bult.
3. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2021 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 12 september 2019 ben ik naar mijn buurman toegelopen die in de berging aanwezig was.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
“Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.”
2.2.4
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die in het dossier is gevoegd. Deze pleitnota houdt in:
“Standpunten en verzoek verdediging
• De verdediging stelt zich op het standpunt dat:
1. De verklaring van ag onbetrouwbaar is en niet kan worden gebruikt voor bewijs.
2. Niet kan worden uitgesloten (gezien de grote verschillen en tegenstrijdigheden in verklaringen tussen politie en RHC) dat ag het verhaal heeft verzonnen.
3. Dat zijn verklaring daarmee ook onvoldoende steun vindt in het dossier.
4. Er (dus) onvoldoende W & O bewijs is voor hetgeen is tll.
• Het verzoek is daarom cl vrij te spreken.
Client
• Cl ontkent stellig.
Geen getuigen
• Er is geen getuige die een handeling zoals tll gezien heeft.
Aangever
• De verdediging heeft met grote verbazing de aangever verhoord en aangehoord. Tussen zijn verklaring bij de politie en de RHC zitten zulke grote verschillen en tegenstrijdigheden en dikt hij zijn verhaal bij de RHC in ongekende en ongeloofwaardige mate aan dat hij niet serieus kan worden genomen. Op zijn minst zouden er grote vraagtekens bij zijn betrouwbaarheid gezet moeten worden.
• Bij de politie (p 27) verklaart ag:
- dat hij naar zijn keldergang liep.
- daar (kennelijk) cl zag staan.
- dat cl op hem afliep.
- dat hij wel 20 keer is geslagen etc.
• Bij de RHC verklaart ag het volgende:
- Dat het gaat om poging doodslag (2) en poging moord (10).
• Als mensen dat soort termen gebruiken nadat zij alleen ag hebben gedaan van mishandeling ziet de verdediging een aantal rode vlaggen.
- Dat cl alleen 'reageert' op bruine mensen niet op witte (4).
• Op p 29 ziet de verdediging in een kleurenfoto een blanke (witte) meneer (aangever). Als aangever denkt dat hij een bruine meneer is spelen er mogelijk hele andere problemen.
- Dat cl wel meer dan 60 keer heeft geslagen en heeft gedreigd (6).
- Dat ag een geluidsopname heeft, dat aan SOH heeft gegeven en dat daar meer dan 60 klappen op te horen zijn en ook dat cl zou hebben gedreigd zijn ogen in te drukken (6).
- En dat de politie geen behoefte zou hebben gehad aan die opname (18).
- Dat cl op zijn gezicht heeft staan stampen (6).
- Dat cl geprobeerd heeft zijn fiets op hem te gooien (6).
- Dat ag een kapot geslagen kies heeft en blijvend oor- en oogletsel heeft. (6)
• Van 20 keer naar 60 keer slaan, van cl zien op weg naar de kelder naar uit de kelder (11), naar dreigementen waarover niks bij de politie is gezegd, naar geluidsopnamen die volgens de verdediging niet bestaan, en de volstrekt ongeloofwaardige bewering dat de politie hier geen behoefte aan zou hebben, naar beweringen over op het hoofd stampen en blijvend letsel wat totaal niet wordt onderbouwd of ondersteund door het dossier of andere stukken letsel, etc etc.
Overig
• Ag kan ook geen enkele concrete handeling specificeren.
• Ag heeft reden cl te incrimineren:
- P 6 'deze jongen zorgt altijd voor overlast'
- RHC: 'dat hij niet de enige is die last heeft van cl' (3)
• Het motief wordt gezocht in de voortdurende onenigheid waarbij ag wist dat als cl hiervan zou worden beschuldigd hij zou moeten verhuizen. Doel bereikt.”
2.3
Wat de raadsman van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht over de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever kan niet anders worden opgevat dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten ondersteund en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie aan het hof is voorgelegd. Het hof is in zijn uitspraak van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken door deze verklaring voor het bewijs te gebruiken. In strijd met de tweede volzin van het tweede lid van artikel 359 Sv heeft het hof echter niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid.
2.4
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 november 2022.