2.31Ten aanzien van rechtmatigheid van de inzet van de criminele burgerinfiltrant heeft het hof het volgende overwogen:
A – Formele rechtmatigheid tot inzet criminele burgerinfiltrant, formele rechtmatigheid
Standpunt van de verdedigingDoor de verdediging is – kort gezegd – aangevoerd dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant onrechtmatig is geweest. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de herintroductie van de criminele burgerinfiltrant ex artikel 126w Sv door middel van enkel het aannemen van de motie Recourt in strijd is met het legaliteitsbeginsel.
Standpunt van de advocaten-generaalDe advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – de grondslag voor het inzetten van een criminele burgerinfiltrant is gebaseerd op de wet, het bepaalde in artikel 126w Sv, op paragraaf 2.9 van de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden en op de formele voorwaarden van artikel 104a Sv en artikel 131 van de Wet RO. Daarnaast is aangevoerd dat de praktijk van het eerdere verbod op de inzet van de criminele burgerinfiltrant, welk verbod niet in een wet in formele zin is vastgelegd, met de motie Recourt is opgeheven.
Oordeel van het hofHet hof is van oordeel dat de rechtbank met betrekking tot dit verweer een juiste afweging heeft gemaakt. Het hof kan zich grotendeels met de overwegingen van de rechtbank verenigen en zal daarom in zoverre deze overwegingen hierna telkens voor zover relevant (cursief) overnemen en tot de zijne maken. Daar waar ‘rechtbank’ staat, moet ‘hof’ worden gelezen en waar het hof dit nodig acht zullen de overwegingen worden aangevuld. Waar in de cursief overgenomen tekst van de rechtbank niet-cursieve tekst is opgenomen, betreft dit aanvullingen van het hof.
“De wet in formele zin.
De inzet van een criminele burgerinfiltrant kan gepaard gaan met inbreuken op grondrechten en gaat bovendien gepaard met risico's voor de (integriteit van de) opsporing. Om die reden dient de bevoegdheid tot inzet van deze opsporingsmethode in een formele wet te zijn vastgelegd (zie het in artikel l, eerste lid, Sv vastgelegde formele legaliteitsbeginsel).
De bevoegdheid tot burgerinfiltratie is geregeld in artikel 126w, eerste lid, Sv. Op grond van deze bepaling kan in een geval als bedoeld in artikel 126h, eerste lid, Sv de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, overeenkomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing door deel te nemen of medewerking te verlenen aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.
De rechtbank constateert dat een taalkundige interpretatie van voornoemde bepaling zich niet verzet tegen de inzet van een criminele burger als burgerinfiltrant. Immers, een criminele burger betreft eveneens een persoon die geen opsporingsambtenaar is. Ook de wetshistorie werpt geen beletselen op. Uit de memorie van toelichting bij de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: Wet Bob) blijkt zonneklaar dat de wetgever de inzet van de criminele burgerinfiltrant op grond van het bepaalde in artikel 126w Sv niet heeft willen uitsluiten. In artikel 126w Sv is daarom geen onderscheid gemaakt tussen criminele en niet-criminele burgerinfiltranten. Zowel de niet-criminele als de criminele burgerinfiltrant valt onder deze bepaling en kan in beginsel dus worden ingezet. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet Bob wordt bovendien nadrukkelijk vermeld dat in de wet geen expliciete beperkingen zijn gesteld aan de inzet van criminele burgerinfiltranten.”
Het hof overweegt aanvullend het volgende.
Zoals hierboven overwogen, wordt in de tekst van de wet geen onderscheid gemaakt tussen criminele en niet criminele burgerinfiltranten. Bij de totstandkoming van de wettelijke bepaling is er ook aandacht geweest voor dit vraagstuk. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de wetgever zich bewust is van de bijzondere risico’s die met de inzet van burgers voor infiltratie gepaard gaan. In de memorie van toelichting is vervolgens opgenomen: “Met de inzet van infiltratie door criminele burgers zal nog terughoudender moeten worden omgegaan”. Dit betekent dat de inzet van criminele burgerinfiltranten nadrukkelijk is besproken en niet is uitgesloten. De Tweede Kamer heeft vervolgens de motie Kalsbeek aanvaard, zijnde een motie waarin wordt uitgesproken dat een verbod geldt voor de politie en het Openbaar Ministerie op het inzetten van criminele burgerinfiltranten. Het hof stelt vast dat de Tweede Kamer geen gebruik heeft gemaakt van het instrument van amendement. Dit heeft dus niet geleid tot een wijziging van de wet in die zin dat er een verbod op de inzet van een criminele burgerinfiltrant in de formele wet is opgenomen. De motie Kalsbeek heeft evenwel tot een rechtspraktijk geleid waarbij gedurende langere tijd geen gebruik werd gemaakt van de criminele burgerinfiltrant.
Meer dan een decennium later heeft de Tweede Kamer door de aanvaarding van de motie Recourt haar algehele verbod op de inzet van criminele burgerinfiltranten laten vervallen. Achtergrond voor deze wijziging was een verschuiving van het accent op de belangen van een integere strafrechtspleging naar het oplossen van problemen bij de opsporing van zware georganiseerde criminaliteit. Met het aannemen van de motie Recourt wilde de Tweede Kamer het instrumentarium voor opsporing versoepelen in die zin dat er sprake zou moeten kunnen zijn van “een beperkte inzet van de criminele burgerinfiltrant”. In de motie zijn de randvoorwaarden geformuleerd waaronder die inzet mogelijk zou moeten zijn. Uit de verhandelingen voorafgaande aan het aannemen van deze motie blijkt dat men zich ervan bewust was dat de tekst van de wet “een vorm van criminele burgerinfiltrant al mogelijk maakt”. Een (formeel) wettelijke verankering werd daarom niet nodig bevonden, ook de (formeel) wettelijke verankering van de te formuleren randvoorwaarden niet.
De Tweede Kamer koos, zowel bij het formuleren van het verbod, als bij het vervallen verklaren van het verbod, voor het instrument van de motie. Met het aannemen van een motie maakt de Tweede Kamer een oordeel of verlangen kenbaar ten aanzien van een Minister of het kabinet. De Minister of het kabinet is aan het oordeel dat in de motie tot uitdrukking is gebracht, voor zover hier relevant, niet gebonden. Een motie speelt verder uitsluitend een rol in de verhouding tussen de Eerste of Tweede kamer en het kabinet. De rechter kan in deze verhouding geen rol spelen.
Het hof concludeert alles afwegende, dat artikel 126w Sv grondslag bood en nog steeds biedt voor de inzet van burgerinfiltranten, daaronder begrepen criminele burgerinfiltranten. Dat aanvankelijk bij motie een algeheel verbod van inzet van criminele burgerinfiltranten is uitgesproken en de Tweede Kamer enkele jaren voorafgaand aan de onderhavige inzet van een criminele burgerinfiltrant, wederom bij motie, hierop is teruggekomen doet aan de wettelijke grondslag niet af.
Er is derhalve geen aanleiding om aan te nemen dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant in algemene zin onrechtmatig moet worden geacht, nu de mogelijkheid tot inzet van deze opsporingsbevoegdheid is vastgelegd in een formele wet.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie op grond van artikel 126w Sv over kon gaan tot de inzet van een criminele burgerinfiltrant. Bij de beslissing hieromtrent en de uitvoering daarvan beschikt het Openbaar Ministerie over discretionaire ruimte.
Het hof zal vervolgens, net als de rechtbank heeft gedaan, beoordelen of in deze zaak is voldaan aan de geldende voorwaarden voor de inzet van de criminele burgerinfiltrant.
Is voldaan aan de vereisten van art. 126w Sv?
Het hof sluit zich aan bij de navolgende cursief opgenomen overwegingen van de rechtbank.
“Een geval als bedoeld in artikel 126h, eerste lid, Sv
Ingevolge artikel 126w, eerste lid, Sv jo. artikel 126h, eerste lid, Sv kan een (criminele) burgerinfiltrant enkel ingezet worden in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De woorden "aard van het misdrijf' duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. Het kan blijkens de memorie van toelichting bij de Wet-BOB gaan om misdrijven als moord, handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel, maar ook om ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een btw-carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving. Ook minder ernstige misdrijven kunnen een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte in combinatie met omkoping van ambtenaren met het oog op verkrijging van vergunningen voor bedrijven, of kleine fraudes waarvan, gelet op de aard, kan worden vermoed dat deze deel uitmaken van een omvangrijke en ernstige vorm van fraude. Het dient te gaan om samenhang met andere door verdachte begane misdrijven.
Bij een aantal misdrijven vloeit reeds louter uit de aard van het misdrijf- zoals dat in de wet is beschreven - voort dat het feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Het gaat hier om misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat ten aanzien van de verdachten tegen wie de criminele burgerinfiltrant is ingezet (onder meer) de verdenking heeft bestaan dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan (het medeplegen van) het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs. Dit betreft een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, Sv. Op dit misdrijf is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaren gesteld (artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet jo. artikel 10, derde lid, van de Opiumwet). Uit louter de aard van het misdrijf vloeit dan ook reeds voort dat het feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
Een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.
In artikel 126w, eerste lid, Sv wordt (criminele) burgerinfiltratie omschreven als het door een persoon die geen opsporingsambtenaar is verlenen van bijstand aan de opsporing door deel te nemen of medewerking te verlenen aan een groep van personen waarbinnen, naar redelijkerwijs kan worden vermoed, misdrijven worden beraamd of gepleegd. Aan de hiergenoemde groep worden geen specifieke eisen gesteld. Een dergelijke groep kan dus verschillende gedaanten aannemen. Niet is vereist dat sprake is van een criminele organisatie of georganiseerd verband.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie uit de resultaten van het onderzoek Vidar over de periode van mei 2018 tot 1 maart 2019 - dus vóór de inzet van de criminele burgerinfiltrant - in redelijkheid heeft kunnen afleiden dat de betreffende verdachten deel hebben uitgemaakt van een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd, te weten onder meer (het medeplegen van) het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs.
Proportionaliteitseis
De proportionaliteitseis vloeit voort uit het bepaalde in artikel 126w, eerste lid, Sv. Bij de beoordeling of burgerinfiltratie voldoet aan de eis van proportionaliteit is niet alleen de ernst van de desbetreffende strafbare feiten van belang, maar ook de wijze waarop en de mate waarin is geïnfiltreerd. Voorts speelt ook het doel dat met de infiltratie wordt nagestreefd een rol.
De rechtbank is van oordeel dat de beslissing om over te gaan tot criminele burgerinfiltratie, in het licht van de tegen de betreffende verdachte bestaande verdenkingen, waaruit naar voren komt dat leden van de Hells Angels (waaronder een prominent lid van charter North Coast: [verdachte] ) bij de internationale handel in harddrugs betrokken zijn, alsmede de aard en ernst van dit misdrijf, als proportioneel kan worden aangemerkt.
De rechtbank constateert verder dat de indringendheid waarmee [codenaam 1] is geïnfiltreerd in de groep [verdachte] c.s. relatief beperkt is. In de kern heeft [codenaam 1] enkel voorzien in de bij [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] bestaande behoefte aan internationale contacten die harddrugs zouden willen afnemen of een rol zouden kunnen spelen bij de feitelijke uitvoer van drugs naar het buitenland. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het geheel kan worden afgeleid dat [codenaam 1] zich slechts in de buitenlaag van het middenkader van de organisatie heeft bevonden en daarbij - nadat het traject [medeverdachte 1] was doodgebloed - optrad als tussenpersoon van [medeverdachte 2] . [codenaam 1] heeft overwegend een faciliterende/ondersteunende rol gehad, namelijk die van netwerker en vervoerder van drugs en geld (op verzoek van [medeverdachte 2] ). Alle contacten met de groep verliepen via of in aanwezigheid van [medeverdachte 2] , zijnde de tussenpersoon (middle man) van [verdachte] . Tijdens de besprekingen met de groep [verdachte] c.s. hield [codenaam 1] zich overwegend afzijdig. [codenaam 1] nam zelf geen belangrijke beslissingen, maar verleende voornamelijk medewerking vanaf de zijlijn. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop de opsporingsbevoegdheid criminele burgerinfiltratie is ingezet als proportioneel kan worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking het hoofddoel van het onderzoek, de aard en ernst van de betreffende misdrijven, de wijze waarop en de (relatief beperkte) mate waarin is geïnfiltreerd, alsmede de duur van die infiltratie (ongeveer een jaar). De rechtbank merkt in dit verband op dat [codenaam 1] is geïnfiltreerd in een gesloten groep die zich succesvol afschermt. Teneinde deel te nemen of medewerking te verlenen aan die groep en deze in kaart te kunnen brengen moest eerst een vertrouwensbasis ontstaan tussen [codenaam 1] en [verdachte] c.s. Het is een feit van algemene bekendheid dat in geval van internationale handel in harddrugs in de regel gebruik wordt gemaakt van bestaande contacten en dat nieuwkomers doorgaans niet worden vertrouwd. Het spreekt voor zich dat het opbouwen van een dergelijke vertrouwensbasis niet binnen enkele weken zal plaatsvinden. [codenaam 1] moest eerst laten zien dat hij van waarde kon zijn voor de groep en te vertrouwen was. Hier was enige tijd mee gemoeid.
Subsidiariteitseis
Bij de beoordeling of burgerinfiltratie voldoet aan de eis van subsidiariteit is allereerst van belang of het onderzoek de burgerinfiltratie dringend vordert. Deze eis is vastgelegd in artikel 126w, eerste lid, Sv. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de bevoegdheid tot burgerinfiltratie alleen mag worden gehanteerd indien met behulp van lichtere bevoegdheden niet hetzelfde resultaat kan worden bereikt.
Voorts mag burgerinfiltratie alleen plaatsvinden indien de officier van justitie van oordeel is dat een bevel tot politiële infiltratie als bedoeld in artikel 126h, eerste lid, Sv in redelijkheid niet kan worden gegeven. Er zijn situaties denkbaar waarin infiltratie noodzakelijk is, maar niet goed of met te veel risico door een opsporingsambtenaar kan worden verricht, bijvoorbeeld omdat de politie niet beschikt over een functionaris die beschikt over een zeer specifieke deskundigheid om zich in een bepaalde omgeving geloofwaardig te kunnen handhaven, of over andere speciale kwaliteiten, zoals in casu een bepaalde reputatie in het criminele circuit. Voornoemd vereiste is vastgelegd in artikel 126w, tweede lid, Sv. Met deze eis wordt tot uitdrukking gebracht dat (criminele) burgerinfiltratie een uitzondering zal zijn. Met de inzet van (criminele) burgerinfiltratie dient dan ook terughoudend om te worden gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat met behulp van lichtere opsporingsbevoegdheden niet hetzelfde resultaat zou kunnen worden bereikt als met de inzet van een burgerinfiltrant. In het onderzoek Vidar zijn reeds in de periode van mei 2018 tot l maart 2019 in het traject [medeverdachte 1] allerlei opsporingsbevoegdheden ingezet, te weten observatie, stelselmatige informatie-inwinning, opname van vertrouwelijke informatie, opname van telecommunicatie, opvragen historische verkeersgegevens en burgerpseudokoop/-dienstverlening. Ondanks de inzet van voornoemde opsporingsbevoegdheden - die geresulteerd hebben in vier geslaagde pseudokopen - heeft het Openbaar Ministerie onvoldoende zicht gekregen op de eventuele betrokkenheid van (leden van de) Hells Angels bij de internationale handel in harddrugs. De resultaten van het onderzoek geven echter wel blijk van aanwijzingen van die betrokkenheid, alsmede een verdenking tegen de Hells Angel [verdachte] . De reden dat aan de hoofddoelstelling van Vidar niet voldaan is heeft in de kern te maken met de omstandigheid dat [medeverdachte 1] en de Hells Angel [verdachte] hun communicatie op succesvolle wijze hebben weten af te schermen. [medeverdachte 1] en [verdachte] spraken met elkaar af op locaties waar opname van vertrouwelijke communicatie lastig was ( op de dijk bij [plaats] en/of in het clubhuis van de Red Devils MC en/of de Hells Angels). Daarnaast maakten zij gebruik van versluierend taalgebruik, kennelijk om crimineel handelen te verbergen. [medeverdachte 1] hield daarnaast rekening met de mogelijkheid dat hij afgeluisterd of gevolgd of betrapt zou kunnen worden en richtte zijn gedrag daarop in. Onder deze omstandigheden, en gelet op de reeds ingezette dwangmiddelen en de duur daarvan, heeft het Openbaar Ministerie in redelijkheid kunnen oordelen dat met de inzet van lichtere opsporingsbevoegdheden (in zowel het traject- [medeverdachte 1] als het traject- [medeverdachte 2] ) niet hetzelfde resultaat kon worden bereikt, te weten vaststellen of uitsluiten van betrokkenheid van (leden van) de Hells Angels bij de internationale handel in harddrugs.
Uit het dossier blijkt verder genoegzaam dat enkel een bevel tot politiële infiltratie gelet op het doel van het onderzoek niet volstond. [codenaam 1] genoot een zekere reputatie en werd door verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vertrouwd.
[codenaam 1] was een bekend gezicht in het criminele milieu in [plaats] en kon om die reden op zeer korte termijn het vertrouwen winnen.
Een politiële infiltrant dan wel een burgerinfiltrant (…) zou dit vertrouwen niet zonder meer genieten. De inzet van een "losse" politiële infiltrant of een niet-criminele-burgerinfiltrant in de groep zou bovendien argwaan hebben kunnen opwekken met alle veiligheidsrisico's van dien. Een lichtere vorm van infiltratie zou naar alle waarschijnlijkheid dan ook niet effectief zijn geweest.”
Is voldaan aan de vereisten van artikel 140a Sv en artikel 131 Wet RO?
Naast de in artikel 126w Sv genoemde voorwaarden zijn ook formele voorwaarden opgenomen in artikel 140a Sv en artikel 131 Wet RO.
Artikel 140a Sv luidt als volgt:
“Het College van procureurs-generaal stemt vooraf en schriftelijk in met een bevel als bedoeld in artikel 126ff, onderscheidenlijk een overeenkomst als bedoeld in de tweede afdeling van titel Va van het Eerste Boek en als bedoeld in artikel 126zu, een wijziging of een verlenging daarvan.”
Artikel 131 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) luidt als volgt:
1 Het College van procureurs-generaal kan geen beslissingen nemen indien niet ten minste drie leden aanwezig zijn.
2 Het College neemt beslissingen bij meerderheid van stemmen.
3 Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
4 Bij reglement stelt het College nadere regels met betrekking tot zijn werkwijze en besluitvorming. Het reglement en wijzigingen daarvan behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Het reglement of een wijziging daarvan wordt na de goedkeuring gepubliceerd in de Staatscourant.
5 In het reglement wordt in ieder geval geregeld in welke gevallen de voorzitter een voorgenomen beslissing aan Onze Minister voorlegt, daaronder zijn in ieder geval begrepen de beslissingen bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft op juiste gronden het volgende overwogen, hetgeen hieronder cursief is opgenomen.
“De behandelend officier van justitie zal door tussenkomst van zijn hoofdofficier het voornemen om van de bevoegdheid tot criminele burgerinfiltratie gebruik te maken ter toetsing moeten voorleggen aan het College. Het College zal zich ter zake laten adviseren door de Centrale Toetsingscommissie (hierna: CTC). Het College dient vervolgens vooraf en schriftelijk in te stemmen met een overeenkomst tot burgerinfiltratie als bedoeld in artikel 126w Sv, een wijziging of een verlenging daarvan. Daarnaast dient het College de Minister op de hoogte te stellen van voornemens tot het inzetten van burgerinfiltranten. Voorts brengt het College beslissingen omtrent dit voornemen ter kennis van de Minister voordat zij worden uitgevoerd.
De ratio van het inschakelen van het College bij de toetsing van de inzet is vooral gelegen in de risico's die met het hanteren van een opsporingsbevoegdheid samenhangen en met de wens met betrekking tot de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden te komen tot een landelijk beleid. Die risico's kunnen bijvoorbeeld de veiligheid van de infiltrant betreffen, of de integriteit van de opsporing, of risico's dat methoden bekend worden en daardoor onbruikbaar. Daarnaast speelt bij die toetsing ook de rechtmatigheid van de opsporingsbevoegdheid een rol. Het onrechtmatig gebruik van een opsporingsbevoegdheid kan niet door het College worden goedgekeurd. Voor de rechtbank blijft echter van belang de wet die de bevoegdheid tot criminele burgerinfiltratie aan de officier van justitie geeft, en niet aan het College. De rechtbank zal de beslissing van de officier van justitie ten aanzien van de inzet tot criminele burgerinfiltratie zelfstandig moeten beoordelen. De rechtbank hoeft daarbij niet zo ver te gaan dat zij ook de zorgvuldigheid van de beslissing van het College onderzoekt. Voldoende is dat de rechtbank nagaat of de in de wet neergelegde (interne) procedure correct is bewandeld.
De ratio van het op de hoogte stellen van de Minister is dezelfde als die van het inschakelen van het College. Daarbij is tevens van belang dat de Minister verantwoordelijk is voor het doen en laten van het Openbaar Ministerie en kan worden aangesproken op het (niet-) uitoefenen van zijn aanwijzingsbevoegdheden die hij aan zijn positie als ambtelijk chef of aan artikel 127 Wet RO ontleent.
De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Nederland van het Openbaar Ministerie (hierna: de hoofdofficier van justitie) de CTC op 14 februari 2019 verzocht heeft om toestemming te verlenen voor de inzet van de opsporingsbevoegdheid tot burgerinfiltratie in het onderzoek Vidar.
Op 6 maart 2019 heeft het College toestemming verleend aan de hoofdofficier van justitie voor de inzet van de opsporingsbevoegdheid tot burgerinfiltratie in het onderzoek Vidar.
Op 21 maart 2019 is de zaak gepresenteerd aan de Minister door het zaaksteam Vidar in aanwezigheid van het College en de hoofdofficier van justitie. Tijdens die presentatie is de inzet van criminele burgerinfiltrant [codenaam 1] besproken.
Voorafgaande instemming van het College
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat het College heeft ingestemd met een overeenkomst tot burgerinfiltratie als bedoeld in artikel 126w Sv. Deze instemming is echter pas op 6 maart 2019 gegeven. De overeenkomst tot burgerinfiltratie was toen al in werking getreden, te weten met ingang van l maart 2019. De rechtbank constateert dat hier sprake is geweest van een vormverzuim.”
Conform het standpunt van de advocaten-generaal en de verdediging kan het hof zich verenigen met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, inhoudende dat er op dit punt sprake is van een vormverzuim. Het hof maakt de voorgaande overwegingen van de rechtbank tot de zijne.
In kennisstellen van de Minister van Justitie
Met betrekking tot de voorwaarden of het Minister van Justitie tijdig op de hoogte is gebracht heeft de rechtbank het volgende overwogen.
“De rechtbank stelt verder vast dat niet is gebleken dat het College de Minister tijdig op de hoogte heeft gesteld van de beslissing tot inzet van de criminele burgerinfiltrant. Reeds in de periode van l maart 2019 tot en met 21 maart 2019 is [codenaam 1] al ingezet als burgerinfiltrant. Dit terwijl de Minister pas op 21 maart 2019 op de hoogte is gesteld van die inzet. De rechtbank constateert dat ook hier sprake is geweest van een vorm verzuim.”
Het hof verenigt zich ook met deze overweging van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Aanvullend overweegt het hof dat, anders dan door de advocaten-generaal is aangevoerd, de datum van de overeenkomst tot het inzetten van de burgerinfiltrant leidend is voor de beantwoording van de vraag of de Minister van Justitie tijdig op de hoogte is gebracht en niet de datum waarop feitelijk voor het eerst uitvoering is gegeven aan de overeenkomst tot burgerinfiltratie.
Instemming College in verband met verlengingen en wijzigingen van de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie
De advocaten-generaal hebben bij requisitoir een brief overgelegd van het College d.d. 8 februari 2024 waaruit volgt op welke momenten het College toestemming heeft verleend. Uit die brief blijkt het volgende. Op 6 maart 2019 is toestemming verleend voor de inzet van de CBI. Op 24 mei 2019 is toestemming verleend voor de eerste verlenging. Op 30 augustus 2019 is toestemming verleend voor de tweede verlenging. Op 28 november 2019 is toestemming verleend voor de derde verlenging en tot slot is op 13 februari 2020 toestemming verleend voor de vierde verlenging. Het hof stelt op basis van de zich in het dossier bevindende overeenkomsten van verlenging vast dat telkens voorafgaand aan die verlengingen toestemming werd gegeven.
Anders dan in de fase bij de rechtbank blijkt uit deze brief dat het College vooraf en schriftelijk heeft ingestemd met de verlengingen en wijzigingen van de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie. Er is derhalve geen sprake van een vormverzuim.
Conclusie
De rechtbank heeft in dit verband overwogen:
“De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat de interne procedure niet correct is doorlopen. De rechtbank zal aan de hiervoor genoemde vormverzuimen echter geen rechtsgevolgen verbinden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de ratio van artikel 140a Sv en artikel 131 van de Wet RO jo. artikel 11, tweede lid, Reglement van Orde College procureurs-generaal en de omstandigheid dat de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie, alsmede de verlengingen en wijzigingen daarvan, niet onrechtmatig zijn geweest. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de door [codenaam 1] verrichte handelingen in de periode van l maart tot en met 21 maart 2019 reeds werden gedekt door de met [codenaam 1] gesloten overeenkomsten tot burgerpseudokoop/-dienstverlening en stelselmatige informatie-inwinning, terwijl niet is gebleken dat [codenaam 1] specifieke infiltratiehandelingen heeft verricht die buiten het bereik van de voornoemde overeenkomsten vielen. De rechtbank is van oordeel dat niet enig gerechtvaardigd belang van verdachten door het vormverzuim is geschonden.”
Het hof verenigt zich ook met deze overweging van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Op het laatste punt zal het hof hierna onder 'B - De inzet van [codenaam 1] als burgerpseudokoper/-dienstverlener, burgerinformant en burgerinfiltrant' verder ingaan.
Is voldaan aan de voorwaarden uit de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden?
In de Aanwijzing is opgenomen dat de bevoegdheid tot politiële- of burgerinfiltratie niet mag worden toegepast met het uitsluitende doel om de informatiepositie in een bepaald onderzoek te kunnen verbeteren. De inzet van deze bevoegdheid moet een strafvorderlijk doel dienen.
Zoals de rechtbank ook heeft overwogen wordt in de Aanwijzing verwezen naar de vereisten uit motie-Recourt:
"Door de aanvaarding van de motie-Recourt (Kamerstukken II 2013/2014, 29 279, nr. 192) is het algemeen verbod op de inzet van criminele burgerinfiltranten komen te vervallen, en is het mogelijk geworden om in bepaalde situaties criminele burgerinfiltranten in te zetten bij de aanpak van zware criminelen en criminele organisaties, die hun criminele activiteiten zeer succesvol afschermen en met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt. Alleen in hoge uitzonderingsgevallen en onder strikte waarborgen mag die inzet plaatsvinden. Voldaan moet zijn aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De inzet moet kortdurend zijn en er wordt geen gebruik gemaakt van groei-infiltranten."
Verder wordt in de Aanwijzing vermeld dat voor de inzet toestemming nodig is van de Minister.
Het hof sluit zich aan bij de navolgende cursief opgenomen overweging van de rechtbank.
“De hiervoor genoemde regels zijn vastgesteld in een door het College gegeven aanwijzing als bedoeld in artikel 130, zesde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO). Deze regels zijn op behoorlijke wijze bekend gemaakt en lenen zich naar hun inhoud en strekking ertoe jegens betrokkenen als rechtsregel te worden toegepast. Zij kunnen daarom aangemerkt worden als recht in de zin van artikel 79 van de Wet RO en zijn derhalve onderdeel van het juridische raamwerk waaraan de rechtbank dient te toetsen. Als het Openbaar Ministerie zich niet aan zijn eigen regelgeving heeft gehouden kan dit een schending opleveren van de beginselen van een behoorlijke procesorde en daarmee tevens een vormverzuim opleveren ex artikel 359a Sv.”
Met betrekking tot de in de aanwijzing genoemde randvoorwaarden heeft de rechtbank het volgende overwogen, hetgeen hieronder cursief is weergegeven. Het hof sluit zich bij deze overweging aan.
“Strafvorderlijk doelBlijkens de wetsgeschiedenis mogen de bijzondere opsporingsbevoegdheden niet worden toegepast met de uitsluitende bedoeling om de informatiepositie van de politie te verbeteren. De inzet van de opsporingsbevoegdheden moet een strafvorderlijk doel dienen. De verbetering van de informatiepositie kan hoogstens een tussengelegen doel zijn, maar mag nooit een doel op zichzelf zijn.”
Daarnaast stelt het hof het volgende vast. Uit het proces-verbaal aanvraag overeenkomst criminele burgerinfiltratie blijkt het volgende. In april 2018 is een onderzoek gestart onder de naam Vidar. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van contact tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] . Naar aanleiding van dat contact is de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 1] zich, al dan niet samen met anderen, bezighoudt met internationale handel in harddrugs. Gebleken is dat [medeverdachte 1] lid is van de Red Devils in [plaats] , een supportclub van de Hells Angels, en dat hij persoonlijk contact onderhoudt met kaderleden van de Hells Angels charter Northcoast (HANC) in [plaats] . Naar aanleiding daarvan is door officier van justitie met [codenaam 1] een overeenkomst burgerpseudokoop/burgerpseudodienstverlening aangegaan. [codenaam 1] heeft de opdracht gekregen een door het begeleidingsteam van de WOD van de Landelijke Eenheid aangewezen (buitenlandse) burger, [codenaam 2] , te introduceren en deze te faciliteren in zijn contacten met [medeverdachte 1] . Ook is een bevel stelselmatige informatie-inwinning afgegeven. Daarnaast zijn nog andere bijzondere opsporingsmiddelen ingezet, waaronder: opnemen van telecommunicatie met een daartoe strekkende machtiging van de rechter-commissaris bij verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] en het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de voertuigen in gebruik bij [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Uit het proces-verbaal aanvraag overeenkomst criminele burgerinfiltratie blijkt verder het volgende.
De eerste, door de WOD geregisseerde, ontmoeting tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 1] vond plaats op 24 mei 2018. [codenaam 1] heeft op 05 juli 2018 [codenaam 2] bij [medeverdachte 1] geïntroduceerd. Na deze kennismaking vonden in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 22 februari 2019 in totaal vijf pseudokoopacties plaats. Vier daarvan hebben geleid tot een aankoop. Dat wil zeggen dat [medeverdachte 1] , al dan niet via [codenaam 1] , harddrugs heeft geleverd aan [codenaam 2] . (…)
Na vier geslaagde pseudokopen was nog niet de gehele doelstelling van de inzet van [codenaam 1] en [codenaam 2] bereikt. Hoewel er dankzij de pseudokopen en de bemiddelende rol van [codenaam 1] sprake is van een vertrouwensbasis tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] , wil [medeverdachte 1] nog geen rechtstreeks contact met [codenaam 2] zonder tussenkomst van [codenaam 1] . Ook blijkt dat er nog onvoldoende basis was om de politiële infiltrant [codenaam 3] te introduceren. Daarvoor is het noodzakelijk dat [codenaam 1] en [codenaam 2] nog langer contact onderhouden met [medeverdachte 1] .
Daarnaast is een verdenking ontstaan jegens [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] wordt ervan verdacht dat hij zich, al dan niet samen met anderen, bezighoudt met internationale handel in harddrugs. Bekend is dat [medeverdachte 2] persoonlijk contact onderhoudt met (kader)leden van de Hells Angels charter Northcoast (HANC) in [plaats] en met diverse verdachten uit onderzoek Vidar. Daarnaast is zicht gekregen op internationale handel in verdovende middelen van [medeverdachte 2] , al dan niet in samenwerking met anderen waaronder leden van de Hells Angels charter Northcoast ( [plaats] ). Hiervoor is [codenaam 1] benaderd door [medeverdachte 2] , die contacten heeft met onder meer verdachten [betrokkene 1] en [verdachte] en andere personen.
Gezien de duur van de stelselmatige informatie-inwinning, het aantal pseudokopen, de verklaring van [codenaam 1] over [medeverdachte 2] en diens samenwerking met HANC en de komende introductie van de politiële infiltrant [codenaam 3] die zal gaan deelnemen aan de groep van personen die misdrijven pleegt of beraamt, vordert het onderzoek dringend dat wordt overgegaan tot (criminele) burgerinfiltratie van [codenaam 1] en [codenaam 2] .
Ondanks dat er zicht is op contacten tussen Red Devil [medeverdachte 1] en vooral Hells Angel [verdachte] in de periodes waarin de pseudokopen plaatsvonden, is de inhoud van deze gesprekken grotendeels onbekend gebleven. [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken bijvoorbeeld af om elkaar te ontmoeten op locaties waar opname van vertrouwelijke communicatie lastig is zoals op [a-straat] en/of in het clubhuis van de Red Devils en/of de Hells Angels. Ook bellen zij via WhatsApp en spreken zij in verhullend taalgebruik. Ook [medeverdachte 2] schermt kennelijk zijn communicatie af, door gebruik te maken van een telefoon met een 'burner' en bij nieuwe transporten nieuwe telefoons te gebruiken.
De verwachting is dat de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen - zoals opname van vertrouwelijke communicatie en/of het afluisteren van telefoons - ontoereikend zal zijn. De ervaring leert dat zowel bij de (internationale) handel in harddrugs als door (kader-)leden van outlaw motorcycle gangs gebruik wordt gemaakt van bestaande contacten en afgeschermde communicatiemethodes. Verder blijkt uit opgenomen communicatie dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] zeer alert zijn op opsporingsambtenaren en -middelen.
Gezien de succesvolle afscherming, de actuele contacten van [medeverdachte 1] met de (kader-)leden van HANC en met vicepresident [verdachte] in het bijzonder, het feit dat [medeverdachte 1] niet zelfstandig wil/kan handelen, het vertrouwen van [medeverdachte 1] in [codenaam 1] , het feit dat [medeverdachte 1] positief staat tegenover een ontmoeting met de 'baas' van [codenaam 2] , het feit dat [codenaam 1] is benaderd door [medeverdachte 2] die kennelijk samenwerkt met de Hells Angels [plaats] bij internationale handel in verdovende middelen en het vertrouwen van [medeverdachte 2] in [codenaam 1] vordert het onderzoek dringend de inzet van criminele burgerinfiltratie door [codenaam 1] .
Doel van deze inzet is informatie te achterhalen over de strafbare feiten waarvan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] worden verdacht en zo zicht te krijgen op de groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed, misdrijven worden beraamd of gepleegd zoals beschreven in voornoemde processen-verbaal van verdenking.
De door [codenaam 1] te verlenen bijstand aan de opsporing bestaat uit het deelnemen aan en of medewerking verlenen aan een groep van personen bestaande uit onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (leden van Red Devils MC [plaats] ), [verdachte] , vicepresident van de MC Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast. De verdenking bestaat dat de verdachten deel uitmaken van een groep van personen die zich bezighoudt met het beramen of plegen van misdrijven te weten de invoer en/of verwerking en/of uitvoer en/of handel in harddrugs zoals speed (amfetamine) en/of cocaïne dan wel de voorbereiding van die strafbare feiten. [codenaam 1] zal bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] , zodat deze laatste (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen, om verder vertrouwen te wekken en vervolgens politiële infiltrant [codenaam 3] bij [medeverdachte 1] en de groep te kunnen introduceren. Ook zal [codenaam 1] contact onderhouden met [medeverdachte 2] en mogelijk een politiële infiltrant bij [medeverdachte 2] en de groep introduceren.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat het doel van de inzet van de criminele burgerinfiltrant helder is omschreven in het hierboven opgenomen proces-verbaal van aanvraag. De wijze waarop de bijstand wordt verleend om het gewenste doel te bereiken wordt weergegeven in de gesloten overeenkomst tot burgerinfiltratie. Het hof stelt vast dat het in deze gaat om een strafvorderlijk doel. Het doel is concreet en duidelijk beschreven.
Zware criminelen en criminele organisaties
Het moet gaan om zeer gesloten groeperingen die zich schuldig maken aan de ernstige vormen van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en maakt deze overweging tot de zijne. De rechtbank heeft het volgende overwogen.
“De rechtbank is van oordeel dat deze randvoorwaarde valt te vereenzelvigen met het in voornoemde bepaling(art. 126w Sv)
vervatte proportionaliteitsbeginsel. Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel zullen bij de internationale drugshandel naar algemene ervaringsregels per definitie zware criminelen en criminele organisaties zijn betrokken. De rechtbank doelt daarbij in het bijzonder op de personen aan de top van de organisatie, dan wel de personen die het middenkader van de organisatie vormen. In het onderzoek Vidar is daarvan ook sprake geweest. (…) Het gaat in de zaak Vidar (…) om aanmerkelijke handelshoeveelheden harddrugs, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat de internationale handel in harddrugs de samenleving ernstig kan ontwrichten omdat achter die handel doorgaans een wereld van (grootschalige) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit schuilgaat, waarbij het gebruik van (excessief) geweld niet geschuwd wordt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan deze randvoorwaarde is voldaan.”
Het hof overweegt aanvullend dat uit het dossier blijkt dat aan de aanvraag overeenkomst burgerinfiltratie begin 2019 vorm wordt gegeven. Op dat moment loopt het onderzoek Vidar bijna een jaar. Uit het opsporingsonderzoek dat tot dan toe heeft plaatsgevonden en de resultaten die dat heeft opgeleverd is de reële verdenking gerezen dat verdachten zich bezig houden met grootschalige internationale drugshandel. Op dat moment is er wel degelijk vrees voor ondermijnende criminaliteit. Het ging immers behalve om verdenking van grootschalige drugshandel, ook om export naar diverse landen waarbij (kader)leden van de Hells Angels en motorclub Red Devils volgens vaste patronen betrokken leken te zijn. In die zin kon naar het oordeel van het hof aangenomen worden dat er sprake was van zware criminaliteit en een criminele organisatie.
Zeer succesvolle afscherming van criminele activiteiten waardoor deze met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en maakt deze overweging tot de zijne. De rechtbank heeft het volgende overwogen.
“De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaarde valt te vereenzelvigen met het in artikel 126w, tweede lid, Sv vervatte subsidiariteitsbeginsel. Aan deze subsidiariteitseis is reeds voldaan, zoals hierboven is toegelicht.”
Voorts overweegt het hof dat uit het proces-verbaal aanvraag overeenkomst burgerinfiltratie blijkt dat het gaat om een zeer gesloten groepering die zich succesvol weet af te schermen van de opsporingsautoriteiten. De verdachten zijn zeer alert op opsporingsambtenaren- en middelen. Er wordt bewust afgesproken op plekken waar het opnemen van vertrouwelijke communicatie niet of zeer moeizaam mogelijk is. In contacten wordt gebruik gemaakt van versluierend taalgebruik. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande contacten en afgeschermde communicatiemethoden waardoor het voor politie en justitie moeilijk is om zicht te krijgen op deze gesloten groepering en de strafbare feiten die vermoedelijk worden begaan.
Alleen in hoge uitzonderingsgevallen
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en maakt deze overweging tot de zijne. De rechtbank heeft het volgende overwogen.
"Dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant slechts in hoge uitzonderingsgevallen plaats mag vinden blijkt reeds uit de wettelijke voorwaarden voor die inzet. Hieruit kan worden afgeleid dat met de inzet zeer terughoudend moet worden omgegaan. Aan deze voorwaarde is reeds voldaan, zoals hierboven is toegelicht."
Strikte waarborgen
Het hof heeft geconstateerd dat in de motie Recourt, waarnaar in de Aanwijzing wordt verwezen, in de inleidende overwegingen de term "strikte waarborgen" wordt gebruikt en dat later in het verzoek aan de regering de term "zeer streng regime van waarborgen" is gebezigd. Het hof stelt vast dat de Aanwijzing spreekt van "strikte waarborgen" bij de inzet van een criminele burgerinfiltrant en dat ter beoordeling voorligt de vraag of aan die voorwaarden is voldaan.
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en maakt deze overweging tot de zijne. De rechtbank heeft het volgende overwogen.
“Dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant moet plaatsvinden onder strikte voorwaarden blijkt reeds uit de wettelijke voorwaarden waaronder de inzet plaats mag vinden, maar ook uit de wijze waarop de infiltratie zal moeten worden uitgevoerd. De uitvoering zal geen afbreuk mogen doen aan de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. In de Aanwijzing is ten behoeve daarvan opgenomen dat bij de inzet van een criminele burgerinfiltrant steeds bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de betrouwbaarheid en de stuurbaarheid van de in te zetten burger. De burgerinfiltrant zal dan ook altijd begeleid moeten worden door een opgeleide begeleider van de afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid.
De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat de opsporingsinstanties voortdurend toezicht hebben gehouden op [codenaam 1] 's handelen als criminele burgerinfiltrant. De geplande inzetten van [codenaam 1] zijn voorafgegaan door een briefing van het begeleidingsteam van [codenaam 1] . Dit begeleidingsteam bestond uit daartoe opgeleide WOD-begeleiders. Tijdens de briefing werden de opdracht en het doel van de inzet besproken. Na afloop van de inzet vond een debriefing plaats. Van de (de)briefings en inzetten zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook is [codenaam 1] over de inzetten gehoord. Van deze verhoren zijn eveneens processen-verbaal opgemaakt. [codenaam 1] heeft naast de geplande inzetten contactmomenten met verdachten gehad zonder dat hiervoor opdracht is gegeven. [codenaam 1] woonde gedurende het onderzoek Vidar in de nabije omgeving van enkele verdachten en maakte deel uit van hun sociale netwerk. Van deze spontane contacten heeft [codenaam 1] het begeleidingsteam op de hoogte gesteld. Ook deze contacten zijn vastgelegd in processen-verbaal. De inzetten van [codenaam 1] zijn, voor zover operationeel mogelijk, opgenomen met opnameapparatuur. In de loop van het traject werd bovendien opnameapparatuur geplaatst in de woning van [codenaam 1] en in diens voertuig (waarin zich ook een camera bevond). De vele opgenomen gesprekken zijn woordelijk uitgewerkt en aan het dossier toegevoegd. Van de inzet is dus ruimschoots verslag opgemaakt.
De rechtbank merkt verder op dat uit het procesdossier niet gebleken is dat tijdens het onderzoek Vidar de integriteit van de opsporing op enig moment in het geding is gekomen. Zo is niet gebleken dat het Openbaar Ministerie de regie over en de controle op het handelen van [codenaam 1] kwijt is geraakt. Ook is niet gebleken dat [codenaam 1] op eigen houtje strafbare feiten is gaan plegen en via een dubbelspel misbruik heeft gemaakt van diens positie als criminele burgerinfiltrant. Uit de stukken komt het beeld naar voren dat [codenaam 1] stuurbaar en betrouwbaar was.
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de inzet van de criminele burgerinfiltrant heeft plaatsgevonden onder strikte waarborgen. Er is sprake geweest van een transparante procedure, waarbij het Openbaar Ministerie meer dan voldoende toezicht heeft gehouden op het verloop van het traject en heeft gezorgd voor een adequate verslaglegging op basis waarvan de inzet door de rechtbank kan worden gecontroleerd.”
Het hof stelt verder vast dat in de overeenkomst tot burgerinfiltratie – die verderop in dit arrest nog nader wordt besproken – afspraken en voorwaarden zijn opgenomen waar [codenaam 1] zich aan moet houden. Van de inzet van [codenaam 1] is door de voortdurend meervoudige WOD begeleiding telkens verslag gedaan. Verder hebben de WOD-begeleiders als getuigen verklaard en een toelichting gegeven over de inrichting van hun begeleiding, bijvoorbeeld hoe de selectie van [codenaam 1] heeft plaatsgevonden, in welke frequentie zij contact hadden met [codenaam 1] en hoe de verslaglegging na afloop van een inzet plaatsvond.
Gelet op al deze omstandigheden concludeert het hof, met de rechtbank, dat aan de in de aanwijzing gestelde voorwaarde van inzet uitsluitend onder strikte waarborgen is voldaan, overigens ook in die zin dat het hof van oordeel is dat is voldaan aan een zeer streng regime van waarborgen.
Voldaan moet zijn aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit
Dat is voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is reeds uitgewerkt bij de bespreking van respectievelijk het eerste en tweede lid van artikel 126w Sv.
De inzet moet kortdurend zijn en er wordt geen gebruik gemaakt van een groei-infiltrantHet hof is van oordeel dat de rechtbank op dit onderdeel een juiste afweging heeft gemaakt. De rechtbank heeft hieromtrent het volgende overwogen.
“In de Aanwijzing wordt bij de zin "De inzet moet kortdurend zijn en er wordt geen gebruik gemaakt van groei-infiltranten" in een voetnoot expliciet verwezen naar een uitlating van Minister Opstelten hieromtrent ("Zie pag. 20, Kamerstukken II 2013/2014, 29 279, nr. 195"). De rechtbank leidt hieruit af dat het College daarmee tot uitdrukking brengt dat aan voornoemde voorwaarde de volgende uitleg gegeven dient te worden:Minister Opstelten: (...) Het tweede punt betreft het korte traject. Het gaat er daarbij niet alleen om dat het een kort traject in tijd is. Het gaat primair om het doel van de inzet. Het moet een direct te bereiken doel zijn, zonder te veel tussenstappen. Dat wordt er ook mee aangegeven. De inzet leidt direct tot het verzamelen van het benodigde bewijs, bijvoorbeeld over een drugsdeal. Het gaat om een eenmalige inzet. Dat is hierbij het punt. Dit staat tegenover de niet toegestane langere trajecten, waarin meerdere stadia worden doorlopen om het doel te bereiken. Ik noem als voorbeeld: eerst een kleine drugsdeal organiseren, dan een iets grotere en daarna de grote klapper waarmee de hoofddader in beeld komt. Dat kan dus niet. Dan heb je een groeitraject.
De rechtbank constateert hier dat de Minister een striktere definitie hanteert van "groeiinfiltrant" dan de Enquêtecommissie (de commissie-Van Traa, hierna: Van Traa) in haar verslag van 22 november 1994 destijds heeft gedaan. De Enquêtecommissie definieerde een groei-infiltrant namelijk als een burgerinfiltrant die een belangrijke positie gegeven wordt ten opzichte van de organisatie waarin hij gaat infiltreren, opdat het mogelijk wordt dat hij vertrouwen wint bij de top van de criminele organisatie. Om de infiltrant te laten "groeien", moeten soms partijen drugs worden doorgelaten.
De rechtbank is in het licht van het vorenstaande van oordeel dat door het Openbaar Ministerie niet is voldaan aan de genoemde randvoorwaarde. In het onderzoek Vidar is geen sprake geweest van een kortstondig traject en een eenmalige inzet. Ook was het hoofddoel - vaststellen of uitsluiten van betrokkenheid van (leden van) de Hells Angels bij de internationale handel in harddrugs - niet direct te bereiken. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het geheel kan bovendien worden afgeleid dat het Openbaar Ministerie met de inzet zicht wilde krijgen op de opbouw en structuur van de organisatie en de personen die "boven" [verdachte] stonden, en/of de betrokkenheid van andere leden van de Hells Angels. Daartoe zijn meerdere stadia doorlopen om [codenaam 1] de organisatie binnen te laten dringen en daarin te laten groeien als compagnon van [medeverdachte 2] (traject- Finland/Australië en traject-Finland/Denemarken). De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Openbaar Ministerie zich niet aan zijn eigen regelgeving heeft gehouden. Dit levert een vormverzuim op ex artikel 359a Sv.
De rechtbank is van oordeel dat geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden aan dit vormverzuim. Zij overweegt hierover het volgende.
Om te beginnen valt de interpretatie die de Minister (en daarmee het Openbaar Ministerie) geeft aan het begrip groei-infiltrant niet geheel te rijmen met de aanleiding voor en het doel van het opheffen van het verbod, namelijk het doordringen tot criminele groepen zodat informatie kan worden verkregen vanuit de kern van de criminele groepering zelf: over de hoofdrolspelers, hun criminele activiteiten en over hun geldstromen, opdat deze hoofdrolspelers en criminele groeperingen aangepakt
kunnen worden. Inherent aan infiltratie is dat sprake zal zijn van beïnvloeding van de groepering. Om geloofwaardig te zijn dient de infiltrant vaak een actieve rol te spelen in de groep. Hij dient betrokken te raken bij de groep van personen of de criminele organisatie om er vervolgens deel van uit te gaan maken, zodat hij informatie en bewijsmateriaal kan vergaren die nodig is in het belang van het onderzoek. Daartoe zal hij in meer of mindere mate in de groepering moeten groeien. Deze ongerijmdheid relativeert de hardheid van de door het Openbaar Ministerie gekozen lage drempel voor het begrip "groei-infiltrant" enigszins. De rechtbank merkt in dit verband op dat de veel hogere drempel van Van Traa's definitie van de groei-infiltrant bij lange na niet is gehaald.
Van groot belang is verder dat verdachten door het geconstateerde vormverzuim niet daadwerkelijk in hun verdediging zijn geschaad. Achterliggend belang van het "verbod" op criminele groei-infiltranten is namelijk dat geen afbreuk wordt gedaan aan de integriteit en de beheersbaarheid van de opsporing. Daarvan is, zoals uit het voorgaande mag blijken, geen sprake geweest. Anders dan bij de IRT-affaire is de opsporing niet "ontspoord" en evenmin zijn er onder verantwoordelijkheid van een officier van justitie (grote) hoeveelheden drugs op de markt terecht gekomen, zoals ten tijde van de IRT-affaire. Ten slotte kan niet worden gezegd dat door de wijze waarop en de mate waarin [codenaam 1] is ingezet in strijd is gehandeld met het proportionaliteitsbeginsel.”
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en maakt deze overweging tot de zijne. Aanvullend overweegt het hof het volgende. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat bij infiltratie aan het begrip ‘kort’ en ‘kortdurend’ geen vastomlijnde of eenduidige betekenis kan worden gegeven. Het hof heeft in acht genomen naar welke definitie van de Minister in de Aanwijzing wordt verwezen. Daarnaast heeft het hof ook gezien dat in de Tweede Kamer is gedebatteerd over welke tijdsduur een infiltratietraject zou moeten hebben en dat er in het Kamerdebat verschillende beschrijvingen zijn gegeven waar het gaat om infiltratie. Of een inzet ‘kortdurend’ is zal afhangen van diverse factoren omdat een infiltrant tijd nodig heeft om te infiltreren. Een infiltrant moet vertrouwd raken met zijn rol en de omgeving waarin hij infiltreert wil zijn inzet functioneren. Hoe snel een en ander zal gaan zal ook afhangen van de (on)doorzichtigheid van een organisatie waarin wordt geïnfiltreerd. Voorgaande omstandigheden maken dat de definitie van
kortin elke zaak een andere betekenis zal hebben. Veeleer zal met burgerinfiltratie de nodige tijd gemoeid zijn. Een en ander zal mede worden bepaald door de concrete omstandigheden van de specifieke zaak. Al het voorgaande bezien heeft de rechtbank een juiste afweging gemaakt en volgt het hof de rechtbank in haar conclusie.
Wat betreft de term groei-infiltrant overweegt het hof het volgende. Ook hier heeft het hof gezien dat de Minister een beperkte definitie heeft gegeven. Uit het Tweede Kamer debat zoals dat is gevoerd in het kader van de motie Recourt blijkt dat verschillende definities van een groei-infiltrant aan de orde zijn geweest waarbij de lengte van de inzet of het maken van ‘carrière’ onder meer onderwerp van het debat is geweest. Naar het oordeel van het hof is het belangrijk om ook hier te kijken naar het wezen en traject van de infiltratie. Bijvoorbeeld naar de tijd die is gemoeid met het vertrouwd raken met de organisatie, het vertrouwen winnen, maar ook de ondoorzichtigheid van de organisatie met eigen kenmerken, is een belangrijke factor. Gelet op die omstandigheden is het hof van oordeel dat de definitie en uitspraken van de Minister moeilijk vallen te rijmen met de uitvoeringspraktijk.
Desalniettemin heeft het Openbaar Ministerie er voor gekozen om de beperkte definitie in de aanwijzing op te nemen, zodat de rechtbank en ook het hof daaraan gebonden zijn en daaraan toetsen.
Deze toetsing verdient op grond van het bovenstaande evenwel een zekere nuancering
Uit het dossier blijkt dat [codenaam 1] een jaar heeft gefungeerd als infiltrant. Er lopen op dat moment meerdere drugs-exporttrajecten naast elkaar waarin [codenaam 1] weliswaar meedraaide, maar op een beperkte manier. Hij verzamelde vooral informatie en verleende her en der hand- en spandiensten. In de criminele organisatie is hij niet opgeklommen. Zijn rol bleef beperkt tot een bijrol. Hij blijft bezig met het vergaren van informatie. De Minister heeft beschreven dat infiltratie beperkt dient te blijven tot de opsporing van een eenmalig concreet feit. Vastgesteld kan worden dat het daar in deze zaak niet om draait. Het gaat om een concrete verdenking, namelijk van de internationale handel in harddrugs, waarvoor in het kader van opsporing meer zicht op de criminele groepering van belang is. Bij het inzetten van [codenaam 1] bestonden er aanwijzingen en verdenkingen dat diverse activiteiten werden ontwikkeld voor harddrugslijnen naar verschillende landen. Het onderzoek richtte zich op een organisatie waarin verschillende trajecten naast elkaar liepen en waarbij het de opdracht was van de criminele burgerinfiltrant om informatie te verkrijgen over hoe de verhoudingen lagen en hoe de taken binnen de groep waren verdeeld, ook om zicht te krijgen op alle betrokken personen. Al die tijd bleef de rol van [codenaam 1] in de kern hetzelfde, hij vervulde een bijrol. Hoewel hij wel directer met de drugs in aanraking kwam, zo heeft hij drugs aangepakt en drugs verpakt, is hij niet opgeklommen in de organisatie. Hij liep mee met [medeverdachte 2] , was vaak diens chauffeur, en [codenaam 1] deelde de contacten die van belang konden zijn voor de drugshandel. In het proces-verbaal aanvraag verlenging overeenkomst burgerinfiltratie blijkt dat [codenaam 1] een faciliterende en bemiddelende rol zal innemen. De rol van de criminele burgerinfiltrant wordt telkens consequent beschreven. Vastgesteld kan worden dat aan de rol van [codenaam 1] in de laatste aanvraag voor een verlenging uitgebreider vorm wordt gegeven. Dit valt vooral te verklaren uit het feit dat er op dat moment meer activiteit is binnen de groep waarin wordt geïnfiltreerd. De verdenkingen breiden zich daarbij uit naar meerdere personen. [codenaam 1] verleent op dat moment bijstand en medewerking aan de groep en indien nodig bemiddelt hij in contacten. Het hof stelt ook vast dat uit de diverse processen-verbaal van aanvraag van burgerinfiltratie volgt dat het steeds de bedoeling is geweest en werd geprobeerd om de rol van [codenaam 1] kleiner te maken of hem uit het infiltratietraject te halen, maar dat dat door het vertrouwen dat binnen de organisatie in [codenaam 1] werd gesteld telkens vanwege uitlatingen of gedragingen van betrokkenen in die organisatie, niet lukte.
Deze aanvullende overwegingen maken dat het hof met de rechtbank van oordeel is dat – zoals hierboven overwogen - het Openbaar Ministerie zich niet aan zijn eigen regelgeving heeft gehouden en dat dit in die zin een vormverzuim op ex artikel 359a Sv oplevert. Het hof is, op de hierboven door van de rechtbank aangehaalde gronden, van oordeel dat daaraan geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden.
Toestemming van de MinisterDe laatste voorwaarde is dat de Minister toestemming moet geven voor de inzet van de criminele burgerinfiltrant. Met de rechtbank stelt het hof vast
dat Minister Grapperhaus - zij het via een in beknoptheid uitblinkende brief - op 21 maart 2019 toestemming heeft verleend voor de inzet van criminele burgerinfiltrant in het onderzoek Vidar.
Het hof stelt vast dat uit het dossier blijkt dat [codenaam 1] vanaf 1 maart 2019 formeel, op grond van de met hem gesloten overeenkomst, is ingezet als criminele burgerinfiltrant. Daarentegen blijkt wel dat [codenaam 1] in de periode tussen 1 maart 2019 en 21 maart 2019 feitelijk enkel is ingezet in het kader van een pseudokoop en de introductie van [codenaam 3] in dat kader bij [medeverdachte 1] . In die betreffende periode is het bevel tot pseudokoop/pseudodienstverlening en het bevel tot stelselmatig informatie-inwinning nog van kracht.
Uit het voorgaande blijkt aldus dat de door de Minister verleende toestemming te laat is verleend nu de overeenkomst tot burgerinfiltratie op 1 maart 2019 reeds is gesloten. Dit levert - hoe dan ook - een vormverzuim op. De door de advocaten-generaal naar voren gebrachte reden daarvoor, inhoudende dat de drukke agenda van de Minister daar de oorzaak van is, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het is de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en de Minister dat dergelijke voorgeschreven handelingen op tijd worden gedaan.
Vervolgens dient het hof te beoordelen welke consequentie aan dit vormverzuim verbonden dient te worden. Zoals hiervoor is overwogen zijn de door [codenaam 1] verrichte handelingen in de periode van 1 maart 2019 tot 21 maart 2019 gericht geweest op het tot stand brengen van een pseudokoop. Niet gebleken is, noch bestaat daar aanwijzing voor, dat [codenaam 1] opdrachten heeft verricht die verband hielden met het dan formeel al lopende infiltratie-traject. De opdrachten die [codenaam 1] in die periode wel heeft uitgevoerd werden verricht op basis van het bovenomschreven bevel tot pseudokoop/pseudodienstverlening en het bevel tot stelselmatig informatie-inwinning en zijn handelingen waren in die zin gedekt door die andere overeenkomsten waarvoor geen toestemming van de Minister is vereist. Gelet daarop zal het hof volstaan met de constatering dat er een vormverzuim is en daar geen consequenties aan verbinden nu de verdachte daardoor niet in zijn belangen is geschaad.
B – De feitelijke inzet van [codenaam 1] als burgerpseudokoper/-dienstverlener, burgerinformant en burgerinfiltrant
Wettelijk kaderStelselmatige informatie-inwinningDe inzet en wijze van uitvoering van het stelselmatig inwinnen van informatie door een politie ambtenaar vindt wettelijke grondslag in artikel 126j Sv. Voor de inzet en toepassing van deze bevoegdheid volgt uit deze bepaling dat er een verdenking van een misdrijf moet bestaan en het bevel in het belang is van het onderzoek. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden en kan telkens met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd. Het bevel tot het inwinnen van informatie is schriftelijk en vermeldt:
a. het misdrijf en indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat sprake is van een verdenking van een misdrijf;
c. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en
d. de geldigheidsduur van het bevel.
Een bevel stelselmatige informatie-inwinning kan ook worden gegeven aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
De bevoegdheid tot het undercover stelselmatig inwinnen van informatie omtrent een verdachte onderscheidt zich van de politiële infiltrant doordat niet wordt deelgenomen of meegewerkt aan een groep van personen of een georganiseerd verband waarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd. De opsporingsambtenaar zal dan ook niet deelnemen aan het plegen of beramen van misdrijven. Het onderscheid met de stelselmatige observatie is daarin gelegen dat de opsporingsambtenaar uitdrukkelijk tot opdracht heeft om op zodanige wijze aanwezig te zijn in de omgeving van de verdachte, dat de verdachte of personen uit de directe omgeving van de verdachte met hem contacten onderhouden zonder dat zij weten dat zij met een opsporingsambtenaar van doen hebben. De opsporingsambtenaar observeert dus niet alleen, maar interfereert actief in het leven van de verdachte. Hij gaat daarbij verder dan alleen waarnemen of luisteren (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 34-35).
In artikel 126v Sv is bepaald dat de officier van justitie in het belang van het onderzoek kan bevelen dat een opsporingsambtenaar met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, een zogenaamde burgerinformant) overeenkomt dat deze bijstand verleent aan de opsporing door stelselmatige informatie-inwinning omtrent een verdachte, onderscheidenlijk een persoon ten aanzien van wie een redelijke vermoeden bestaat dat deze is betrokken bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.
Pseudokoop of-dienstverleningDe pseudokoop of -dienstverlening is wettelijk geregeld in artikel 126i Sv. Voor de inzet en toepassing van deze bevoegdheid volgt uit deze bepaling dat er een verdenking is van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is en het bevel in het belang van het onderzoek is. De bevoegdheid van pseudokoop of -dienstverlening strekt tot het afnemen van goederen of het verlenen van diensten. Het bevel tot pseudokoop of -dienstverlening is schriftelijk en vermeldt:
a. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is;
c. de aard van de goederen, gegevens of diensten;
d. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, daaronder begrepen strafbaar gesteld handelen, en
e. het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven.
Evenals bij stelselmatige informatie-inwinning kan een bevel pseudokoop of -dienstverlening ook worden gegeven aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Een bevel pseudokoop en -dienstverlening heeft in beginsel een eenmalig karakter en is een minder ingrijpende bevoegdheid dan infiltratie. De pseudokoop en -dienstverlening worden als zelfstandige bevoegdheid geregeld naast de infiltratie omdat zij ook buiten de gevallen waarin infiltratie is toegelaten, kunnen worden toegepast, juist vanwege het minder ingrijpende karakter (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 33).
Anders dan bij stelselmatige informatie-inwinning is de opsporingsambtenaar in geval van pseudokoop of -dienstverlening bevoegd om strafbare feiten te plegen (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 34).
In artikel 126ij en 126z Sv is geregeld dat de officier van justitie in het belang van het onderzoek met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, overeen kan komen dat deze bijstand verleend aan de opsporing in de vorm van burgerpseudokoop en -dienstverlening.
InfiltratieHet hof zal het wettelijk kader van infiltratie hier niet meer bespreken nu dit hierboven onder A. al uitgebreid is weergegeven.
Wat blijkt uit het dossier?Op grond van de inhoud van het dossier stelt het hof het volgende vast.
Burgerpseudokoop/burgerpseudodienstverleningOp 15 mei 2018 is in het onderzoek jegens [medeverdachte 1] door middel van een proces-verbaal een overeenkomst burger pseudokoop/burgerpseudodienstverlening met [codenaam 1] aangevraagd. Op 17 mei 2018 is de eerste overeenkomst tot stand gekomen voor de duur van drie maanden. De te verlenen bijstand bestaat uit de introductie door [codenaam 1] bij [medeverdachte 1] van een door het WOD begeleidingsteam aangewezen (buitenlandse) burger en/of (buitenlandse) opsporingsambtenaar en het faciliteren in zijn contacten met [medeverdachte 1] .
Het doel van deze introductie is te komen tot:
- de pseudokoop van een hoeveelheid harddrugs en/of de pseudodienstverlening met betrekking tot handelingen die betrekking hebben op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en/of vervaardigen van harddrugs;
- het winnen van vertrouwen van [medeverdachte 1] en
- het zicht krijgen op de vermoedelijke contacten van [medeverdachte 1] met kaderleden van de Hells Angels, charter Northcoast.
Voorts is in de overeenkomst opgenomen dat de burger bij de uitvoering van de bij deze overeenkomst overeengekomen bijstand aan de opsporing wordt begeleid door opsporingsambtenaren van het team Werken onder Dekmantel van de landelijke eenheid. Bij de uitvoering van deze overeenkomst heeft het team Werken onder Dekmantel van de landelijke eenheid - bij wijze van inspanningsverplichting/zorgplicht - voortdurend oog voor de veiligheid van Burger.
Voorts is in de overeenkomst opgenomen dat de burger recht heeft op een onkosten- en uurvergoeding als bedoeld in artikel 1 onder h van de Circulaire bijzondere opsporingsgelden ten bedrage van € 50,- per uur bij de inzet.
Op 14 augustus 2018 is in een proces-verbaal een aanvraag ingediend ten einde de hiervoor aangehaalde overeenkomst te verlengen. De reden daarvoor is de volgende. Sinds het afsluiten van de bedoelde overeenkomst hebben er vier geregisseerde en drie spontane ontmoetingen plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] . Hieruit blijkt dat de verschillende doelen uit de eerdere aanvraag gerealiseerd lijken te worden. Tot dan toe is het volgende gebleken:
- gezien de reacties van [medeverdachte 1] kan blijken dat hij zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen en dat een burgerpseudokoop van harddrugs in de maak is.
- [codenaam 1] lijkt het vertrouwen van [medeverdachte 1] gewonnen te hebben en is bezig de getuige [codenaam 2] te introduceren.
- Uit de bij proces-verbaal van bevindingen vastgelegde ontmoeting, die [medeverdachte 1] met [codenaam 1] op 24 mei 2018 heeft gehad, blijkt dat [medeverdachte 1] met betrekking tot de handel in harddrugs niet zelfstandig kan handelen. Tijdens deze ontmoeting zegt [medeverdachte 1] dat hij overleg moet plegen met een derde persoon en mensen niet kan passeren.
- Na de tweede ontmoeting is de volgende dag contact met [verdachte] , vicepresident bij de Hells Angels North Coast te [plaats] .
- Bij de derde ontmoeting heeft [codenaam 1] [medeverdachte 1] met de buitenlandse [codenaam 2] laten kennismaken en is een vervolg hiervan op handen.
- Vrijwel direct na de derde geregisseerde ontmoeting op 5 juli 2018, rijdt [medeverdachte 1] naar de woning van [verdachte] in [plaats] .
- Op 30 juli 2018 is een spontane ontmoeting geweest tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] . Tijdens deze ontmoeting is een afspraak gemaakt voor de volgende dag.
- Op 31 juli 2018 heeft een geregisseerde ontmoeting plaatsgevonden en daarbij zijn nadere plannen gemaakt voor de burgerpseudokoop door getuige [codenaam 2] . In de eerste week van september 2018 zal getuige [codenaam 2] weer naar Nederland komen om tot de pseudokoop te komen.
Er blijkt aldus dat een aanstaande burgerpseudokoop/-dienstverlening op handen is waar [codenaam 1] onderdeel vanuit maakt op grond waarvan wordt verzocht de overeenkomst met [codenaam 1] te verlengen. Uit het dossier blijkt dat de overeenkomst op 15 augustus 2018 is verlengd voor de duur van 12 weken en eindigt op 15 november 2018.
Op 5 november 2018 is bij proces-verbaal nogmaals een verlenging aangevraagd voor de overeenkomst met [codenaam 1] . Uit die aanvraag blijkt het volgende. [codenaam 1] heeft de opdracht gekregen om een (buitenlandse) burger ( [codenaam 2] ) en/of (buitenlandse) opsporingsambtenaar te introduceren en deze te faciliteren in zijn contacten met [medeverdachte 1] . Om tot een (vertrouwens-)pseudokoop door [codenaam 2] bij [medeverdachte 1] te komen heeft getuige [codenaam 1] het vertrouwen van [medeverdachte 1] weten te winnen. [codenaam 1] heeft meerdere spontane en geregisseerde ontmoetingen gehad met [medeverdachte 1] . Zodoende is een basis gecreëerd om [codenaam 2] te introduceren. De ontmoetingen tussen [medeverdachte 1] met [codenaam 1] en [codenaam 2] hebben plaatsgevonden. Voorts is het volgende gebleken.
- Op donderdag 30 augustus 2018 werd namens de WOD door [codenaam 1] de afspraak gemaakt om op dinsdag 4 september 2018 tot een pseudokoop van één kilo cocaïne door de buitenlandse [codenaam 2] te komen.
- Op dinsdag 4 september 2018 heeft een geregisseerde ontmoeting plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] met [codenaam 1] en [codenaam 2] , waarbij het voornemen was om tot de pseudokoop te komen, hetgeen uiteindelijk niet is geslaagd.
- Op maandag 10 september 2018 heeft een gesprek plaats gevonden tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] . Hierin is besproken dat in oktober 2018 een vervolg zal komen van de vertrouwens-pseudokoop van 1 kilo cocaïne door [codenaam 2] .
- Op woensdag 10 oktober 2018 heeft getuige [codenaam 1] een geregisseerde ontmoeting gehad met [medeverdachte 1] . Hierbij is door [codenaam 1] een bestelling gedaan van 100 gram cocaïne en één kilogram speed. Deze harddrugs zijn maandag 15 oktober 2018 in een geregisseerde ontmoeting, door tussenkomst van [codenaam 1] , aan [codenaam 2] geleverd door [medeverdachte 1] .
- Door de WOD zal voor [codenaam 1] en [codenaam 2] een geregisseerde ontmoeting worden gepland in november 2018, waarbij een grotere hoeveelheid harddrugs bij [medeverdachte 1] zal worden besteld.
Uit het proces-verbaal van de aanvraag blijkt dat het voornemen blijft om door een pseudokoop het vertrouwen van [medeverdachte 1] te verstevigen, waarbij, mede gezien de wens van [medeverdachte 1] , het wenselijk is dat gebruik wordt gemaakt van de diensten van [codenaam 1] . Het vermoeden bestaat dat zonder de diensten van [codenaam 1] , [codenaam 2] en/of de (buitenlandse) opsporingsambtenaar niet in staat zullen zijn op eenvoudige wijze het vertrouwen van [medeverdachte 1] en/of van de kaderleden van de [plaats] Hells Angels te winnen dan wel afspraken met hen te maken.
De tweede verlenging overeenkomst tot pseudokoop/pseudodienstverlening met een burger is verlengd voor de duur van 12 weken, welke periode aanvangt op 15 november 2018 en eindigt op 15 februari 2019.
Na de tweede verlenging is er nog een derde verlenging geweest. Uit het proces-verbaal van de aanvraag voor de derde verlenging blijkt het volgende. Op donderdag 06 december 2018 uur is [codenaam 1] bij [medeverdachte 1] geweest en heeft [medeverdachte 1] verteld dat [codenaam 2] op 11 december 2018 tien kilo speed wil hebben en daarvoor wil afspreken in [plaats] . Voordat [medeverdachte 1] op 11 december 2018 met zijn auto naar [plaats] rijdt, gaat hij door [plaats] en stopt op [b-straat 1] . Dit is bij de woning van [verdachte] . Vervolgens rijdt de auto van [medeverdachte 1] naar [plaats] .
Op 11 december 2018, omstreeks 21:44 uur, levert [medeverdachte 1] in [plaats] 10 kilo speed aan [codenaam 2] . Uit het verhoor van [codenaam 2] over de laatste ontmoeting blijkt dat er tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] is gesproken over volgende ontmoetingen en afspraken met de baas (de buitenlandse opsporingsambtenaar) van [codenaam 2] .
Verder wordt in de aanvraag het vervolgtraject burgerpseudokoop besproken. De vervolgstap is een (buitenlandse) opsporingsambtenaar te introduceren. In de tweede week van februari 2019 zal naar verwachting de volgende ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] plaatsvinden. Het voornemen is om afspraken te maken met betrekking tot de ontmoeting met de "baas" van [codenaam 2] bij [medeverdachte 1] . De baas wordt (volgens de scenario's van de WOD) ook geïntroduceerd om de pseudokoop van een grotere omvang realistisch te maken, waardoor [medeverdachte 1] naar verwachting het hogere kader van Hells Angels North Coast nodig heeft en er aldus verwacht wordt dat er zicht komt op criminele activiteiten van de Hells Angels North Coast.
Het ziet er naar uit dat [codenaam 1] ook hierin een rol heeft, want [medeverdachte 1] wil vooralsnog niet rechtstreeks met [codenaam 2] contact onderhouden. [medeverdachte 1] is daar duidelijk over tegen [codenaam 1] wanneer die zegt dat [codenaam 2] het liever alleen met [medeverdachte 1] wil doen. [medeverdachte 1] kent [codenaam 1] goed en wil hem als tussenpersoon laten fungeren bij contacten met [codenaam 2] .
Het voornemen blijft om door een pseudokoop het vertrouwen van [medeverdachte 1] te verstevigen, waarbij, mede gezien de wens van [medeverdachte 1] , het wenselijk is dat gebruik wordt gemaakt van de diensten van [codenaam 1] . [codenaam 1] zal hiervoor weer afspraken moeten maken met [medeverdachte 1] .
Het vermoeden bestaat dat zonder de diensten van [codenaam 1] , [codenaam 2] en/of de (buitenlandse) opsporingsambtenaar niet in staat zullen zijn op eenvoudige wijze het vertrouwen van [medeverdachte 1] en/of van de kaderleden van de [plaats] Hells Angels te winnen dan wel afspraken met hen te maken. Verzocht wordt om de overeenkomst voor een periode van drie maanden te verlengen, van 15 februari 2019 tot en met 10 april 2019.
De overeenkomst tot pseudokoop/pseudodienstverlening met een burger is voor de derde keer verlengd, voor de duur van 12 weken, welke periode aanvangt op 15 februari 2019 en eindigt op 15 mei 2019.
Stelselmatige informatie-inwinning
[codenaam 1] heeft ook als burger stelselmatig informatie ingewonnen. Op 3 juli 2018 is een proces-verbaal van aanvraag opgemaakt voor een bevel stelselmatige informatie-inwinning door burger [codenaam 1] . Uit die aanvraag blijkt het volgende. [codenaam 1] heeft de opdracht gekregen om [codenaam 2] te introduceren bij [medeverdachte 1] . [codenaam 2] is een voormalig politie-infiltrant uit het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland die in 2017 met eervol ontslag is gegaan. Inmiddels hebben [codenaam 1] en [medeverdachte 1] elkaar vier keer, niet altijd gepland, ontmoet en is op korte termijn een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] te verwachten.
Bij de eerste ontmoeting(-en) tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] zal [codenaam 1] aanwezig zijn. Onduidelijk is of de vertrouwensband tussen [codenaam 2] en [medeverdachte 1] op korte termijn van die mate is, dat [codenaam 1] het contact met [medeverdachte 1] kan beëindigen. Daarmee heeft [codenaam 1] mogelijk een langduriger en meer stelselmatig contact met [medeverdachte 1] .
Uit de kenmerken van het feit waarvan [medeverdachte 1] verdacht wordt (internationale harddrugshandel) en de tot op heden opgenomen en uitgewerkte vertrouwelijke communicatie tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] vloeit een redelijk vermoeden voort dat in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Uit de tot op heden opgenomen en beschikbaar gestelde vertrouwelijke communicatie tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] en uit een verhoor na afloop van een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] blijkt samengevat onder meer dat [medeverdachte 1] :
- zich moet indekken om iemand niet te passeren;
- volgens [codenaam 1] zegt dat hij toestemming moet vragen van iemand die nu vast zit en
- aan [codenaam 1] zou hebben gevraagd of 'zij' ook mee mogen gooien met 'die man'.
Tot op heden is onbekend wie behalve [medeverdachte 1] deel uitmaakt/uitmaken van dit georganiseerde verband dat misdrijven beraamt en/of pleegt. Doel van de stelselmatige inwinning door [codenaam 1] is informatie te achterhalen over de strafbare feiten waarvan [medeverdachte 1] wordt verdacht en zo inzicht te krijgen in de manier waarop hij deze feiten pleegt en daarnaast mogelijk zicht te krijgen op de persoon/personen waarmee [medeverdachte 1] dit misdrijf/deze misdrijven al dan niet in georganiseerd verband beraamt en/of pleegt. Ook kan de stelselmatige inwinning van informatie van belang zijn met betrekking tot de veiligheid van [codenaam 1] zelf en ook die van [codenaam 2] .
De verwachting bestaat dat klassieke opsporingsmethoden zoals het afluisteren van telefoongesprekken en/of het horen van getuigen geen resultaat opleveren. De ervaring leert dat zowel bij de (internationale) handel in harddrugs als door (kader-)leden van outlaw motorcycle gangs gebruik wordt gemaakt van bestaande contacten en afgeschermde communicatiemethodes. Zo geeft [medeverdachte 1] bijvoorbeeld in telefoongesprekken aan dat hij gaat appen en dat hij niet alles over de telefoon wil bespreken. Verzocht wordt om het bevel uit te vaardigen voor de periode van 4 juli 2018 tot en met 4 oktober 2018.
Op 3 juli 2018 is het bevel tot het sluiten van een overeenkomst stelselmatige inwinning van informatie met een burger gegeven met betrekking tot [medeverdachte 1] en de NN-betrokkene(n) voor een periode van ten hoogste drie maanden, welke periode aanvangt op 4 juli 2018 tot en met 4 oktober 2018.
Vervolgens is een overeenkomst tot stelselmatige informatie inwinning door een burger gesloten. In de overeenkomst is het volgende vermeld. Burger zal met ingang van 4 juli 2018 tot en met 4 oktober 2018 bijstand aan de opsporing verlenen. De door Burger te verlenen bijstand bestaat uit het stelselmatig inwinnen van informatie omtrent de intenties, plannen, voorbereidingen, communicatie, gedragingen van [medeverdachte 1] en/of andere NN-verdachten en/of personen die betrokken zijn bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven, met name de invoer en/of verwerking en/of uitvoer en/of handel in (synthetische) harddrugs, dan wel de voorbereiding van die strafbare feiten. Daaronder begrepen het stelselmatig inwinnen van informatie over de (inhoud van de) contacten tussen [medeverdachte 1] en leden van de Hells Angels [plaats] , charter Northcoast. Burger zal bij de uitvoering van de bij deze overeenkomst overeengekomen bijstand aan de opsporing worden begeleid door opsporingsambtenaren van het team Werken onder Dekmantel van de landelijke eenheid. Bij de uitvoering van deze overeenkomst heeft het team Werken onder Dekmantel van de landelijke eenheid - bij wijze van inspanningsverplichting/zorgplicht - voortdurend oog voor de veiligheid van Burger. Daarnaast is in de overeenkomst opgenomen dat de burger recht heeft op een onkosten- en uurvergoeding als bedoeld in artikel 1 onder h van de Circulaire bijzondere opsporingsgelden ten bedrage van € 50,- per uur bij inzet. De overeenkomst is ondertekend op 5 juli 2018.
Op 1 oktober 2018 is een verzoek gedaan tot verlenging van bovenvermelde overeenkomst. Uit het proces-verbaal van de aanvraag voor de verlenging blijkt het volgende. Op 17 mei 2018 is een overeenkomst burgerpseudokoop/ -dienstverlening gesloten tussen de officier van justitie en [codenaam 1] . [codenaam 1] heeft [codenaam 2] geïntroduceerd bij [medeverdachte 1] . Bij de introductie is samengevat het volgende besproken:
- [codenaam 1] heeft iemand voor "die snelle";
- [codenaam 1] wil Ieren naar Nederland laten komen;
- [medeverdachte 1] vindt dat "ok", maar wil "aan deze kant" blijven;
- [medeverdachte 1] moet zich indekken om iemand niet te passeren;
- [medeverdachte 1] moet toestemming vragen van iemand die nu vast zit
- [medeverdachte 1] vraagt aan [codenaam 1] of "zij" ook mee mogen gooien met "die man", hiermee
wordt bedoeld dat "ze" ook kilo's willen meevoeren naar Ierland.
- [medeverdachte 1] vraagt of "ze" ook belang hebben bij andere dingen, waarmee hij doelt op
andere soorten drugs dan speed.
Op donderdag 05 juli 2018 heeft nabij een horecagelegenheid te [plaats] een eerste ontmoeting plaatsgevonden tussen [codenaam 2] en [medeverdachte 1] , in bijzijn van [codenaam 1] . In deze ontmoeting wordt kort samengevat het volgende besproken:
- [medeverdachte 1] had een eigen mannetje voor de speed van goede kwaliteit, maar die zit nu in Duitsland in de gevangenis.
- In de toekomst kan [medeverdachte 1] misschien voorzien in het vervoer van de drugs naar [bijnaam] .
- [codenaam 2] en [medeverdachte 1] komen overeen dat [codenaam 2] 1 kilogram cocaïne aankoopt als test voor 28.000 euro.
- [codenaam 2] treedt in contact met [codenaam 1] om een tweede ontmoeting te beleggen.
Op dinsdag 31 juli 2018 heeft [codenaam 1] opnieuw een ontmoeting met [medeverdachte 1] . In deze ontmoeting vertelt [codenaam 1] dat de Ieren veel belangstelling hebben en in september langs willen komen. [codenaam 1] benadrukt dat hij de Ieren vertrouwt en op de vraag of ze ook belangstelling hebben voor speed, zegt [codenaam 1] dat dit met hen zelf overlegd moet worden.
Op dinsdag 04 september 2018 heeft een tweede ontmoeting tussen [codenaam 2] en [codenaam 1] en [medeverdachte 1] plaatsgevonden bij [A] te [plaats] . Tijdens deze ontmoeting is het volgende besproken en heeft het volgende plaatsgevonden:
- Omdat [medeverdachte 1] zelf tweeduizend euro meer moet betalen voor de cocaïne, is de prijs gestegen naar 30.000 euro.
- De lokale leveranciers voor de cocaïne zijn niet beschikbaar, dus de cocaïne moet afgehaald worden in de buurt van Schiphol .
- [codenaam 2] en [codenaam 1] rijden op eigen gelegenheid naar [plaats] en spreken af om daar [medeverdachte 1] wederom te ontmoeten.
- Omdat [medeverdachte 1] er die avond niet in slaagt om naar eigen zeggen cocaïne van goede kwaliteit aan te kopen, spreekt hij met [codenaam 2] af dat ze de aankoop uitstellen tot een ander moment.
- Volgens [medeverdachte 1] zou de aankoop de volgende keer makkelijker zijn, omdat zijn lokale leveranciers niks hadden ten gevolge van (het eind van) de vakanties.
Tot op heden is aldus het proces-verbaal onbekend wie behalve [medeverdachte 1] deel uitmaakt/uitmaken van dit georganiseerde verband dat misdrijven beraamt en/of pleegt. Door onder meer de stelselmatige inwinning van informatie door [codenaam 1] wil het onderzoeksteam zicht krijgen op het georganiseerde verband waarbinnen [medeverdachte 1] kennelijk harddrugs verhandelt, dan wel bewerkt, verwerkt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, aanwezig heeft en/of vervaardigt.
Doel van de stelselmatige inwinning door [codenaam 1] is informatie te achterhalen over de strafbare feiten waarvan [medeverdachte 1] wordt verdacht en zo inzicht te krijgen in de manier waarop hij deze feiten pleegt en daarnaast mogelijk zicht te krijgen op de persoon of personen waarmee [medeverdachte 1] dit misdrijf/deze misdrijven al dan niet in georganiseerd verband beraamt en/of pleegt.
[medeverdachte 1] en [codenaam 2] hebben op 4 september 2018 de afspraak gemaakt om op een later moment de kilo cocaïne aan te kopen. Met deze aankoop dient het vertrouwen in getuige [codenaam 2] door [medeverdachte 1] te worden bevestigd. Wanneer het vertrouwen is gewekt, wordt als vervolgstap een (buitenlandse) opsporingsambtenaar geïntroduceerd. Via deze opsporingsambtenaar hoopt het onderzoeksteam zicht te krijgen op de leiders van het eventueel georganiseerd crimineelverband waar [medeverdachte 1] deel van uitmaakt. De opsporingsambtenaar zal dan ook het profiel hebben van een 'grote jongen' in plaats van dat van een tussenpersoon, zoals [codenaam 2] zichzelf heeft voorgesteld. Wanneer [medeverdachte 1] rechtstreeks contact wil onderhouden met [codenaam 2] zal de inzet van [codenaam 1] worden beëindigd. Uit het contact tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 1] op 10 september 2018 blijkt dat de [medeverdachte 1] in dit stadium enkel met tussenkomst van [codenaam 1] opnieuw in contact wil treden met [codenaam 2] . Verzocht wordt om de overeenkomst te verlengen tot 1 januari 2019.
Naar aanleiding van deze aanvraag is een bevel tot verlening van een overeenkomst stelselmatige inwinning van informatie met een burger verleend met betrekking tot [medeverdachte 1] en de NN-betrokkene(n) voor een periode van ten hoogste drie maanden, welke periode aanvangt op 4 oktober 2018 tot en met 1 januari 2019. Van deze verlenging is een overeenkomst opgesteld, inhoudende dat de overeenkomst van 4 juli 2018 wordt verlengd van 4 oktober 2018 tot en met 1 januari 2019.
Op 21 december 2018 wordt de tweede verlenging aangevraagd. Reden daarvoor is dat in de laatste week van januari of eerste week februari 2019 naar verwachting de volgende ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] zal plaatsvinden. Het ligt voor de hand dat [medeverdachte 1] voor en tijdens deze inzet met [codenaam 1] verschillende contactmomenten zal hebben. Ook is de verwachting dat [codenaam 1] en [medeverdachte 1] nog contact hebben over de kwaliteit of gewicht van de in december door [codenaam 2] aangekochte drugs. Het voornemen is ook om de "baas" van [codenaam 2] in januari 2019 bij [medeverdachte 1] te introduceren. Het ziet er naar uit dat [codenaam 1] ook hierin een rol heeft, want [medeverdachte 1] wil vooralsnog niet rechtstreeks met [codenaam 2] contact onderhouden.
Doel van de stelselmatige inwinning door [codenaam 1] is informatie te achterhalen over de strafbare feiten waarvan [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en/of [betrokkene 1] worden verdacht en zo inzicht te krijgen in de manier waarop zij deze feiten plegen en daarnaast mogelijk zicht te krijgen op de persoon of personen waarmee de verdachten dit misdrijf/deze misdrijven al dan niet in georganiseerd verband beramen en/of plegen.
Nu de introductie van een (buitenlandse) opsporingsambtenaar aanstaande lijkt te zijn, waarbij het onderzoeksteam zicht hoopt te krijgen op de leiders van het vermeend georganiseerd crimineel verband, lijkt de bijstand van de criminele burger aldus het proces-verbaal onvermijdelijk. Vooralsnog blijkt dat [medeverdachte 1] enkel met tussenkomst van [codenaam 1] in contact wil treden met [codenaam 2] . Verzocht wordt om het bevel te verlengen van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019. Naar aanleiding van deze aanvraag is een bevel tot wijziging en verlenging van een overeenkomst stelselmatige inwinning van informatie met een burger verleend met betrekking tot [medeverdachte 1] en [verdachte] en de NN-betrokkene(n) voor een periode van ten hoogste drie maanden, welke periode aanvangt op 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019. Van deze wijziging en verlenging is een overeenkomst opgesteld, inhoudende dat de overeenkomst van 4 juli 2018 voor de tweede keer wordt verlengd voor de duur van 1 januari 2019 tot en met 1 april 2019 en wordt aangevuld in die zin dat de stelselmatige inwinning van informatie door de burger ook ziet op verdachte [verdachte] .
Inzet criminele burgerinfiltrantOp 27 februari 2019 werd in een proces-verbaal aan de officier van justitie verzocht om een overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie af te sluiten met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de periode van 1 maart 2019 tot en met 3l mei 2019. In de aanvraag tot het aangaan van een overeenkomst wordt het volgende vermeld. Naar aanleiding van de contacten tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 1] en diens wens om in contact te komen met een buitenlandse afnemer van verdovende middelen, is door officier van justitie met [codenaam 1] een overeenkomst burgerpseudokoop/burgerpseudodienstverlening aangegaan. [codenaam 1] heeft de opdracht gekregen, [codenaam 2] , te introduceren en deze te faciliteren in zijn contacten met [medeverdachte 1] . Ook is een bevel stelselmatige informatie-inwinning gegeven.
De eerste, door de WOD geregisseerde, ontmoeting tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 1] vond plaats op 24 mei 2018. [codenaam 1] heeft op 05 juli 2018 [codenaam 2] bij [medeverdachte 1] geïntroduceerd. Na deze kennismaking vonden in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 22 februari 2019 in totaal vijf pseudokoopacties plaats. Vier daarvan hebben geleid tot een aankoop. Dat wil zeggen dat [medeverdachte 1] , al dan niet via [codenaam 1] , harddrugs heeft geleverd aan [codenaam 2] .
Samengevat heeft de inzet van [codenaam 1] en [codenaam 2] tot dusver als resultaat dat:
- naast Red Devil [medeverdachte 1] ook [medeverdachte 3] (eveneens lid van de Red Devils [plaats] ), [verdachte] (vicepresident van de [plaats] Hells Angels) als [betrokkene 1] als verdachte zijn aangemerkt. De verdenkingen zijn onder meer gebaseerd op gesprekken waaruit kan blijken dat [medeverdachte 3] leverancier van cocaïne is, blijkt [medeverdachte 1] rondom de pseudokopen af te stemmen met [verdachte] en is er een dactyloscopisch spoor van [betrokkene 1] aangetroffen op één van de bakjes waarin door [medeverdachte 1] speed (amfetamine) is geleverd;
- is gebleken dat [medeverdachte 1] wel vaker en ook grotere partijen harddrugs wil leveren aan getuige [codenaam 2] ;
- [medeverdachte 1] inmiddels bereid is 'de baas' van getuige [codenaam 2] te ontmoeten (de te introduceren aangewezen (buitenlandse) opsporingsambtenaar [codenaam 3] ), deze ontmoeting zal waarschijnlijk in maart 2019 plaatsvinden;
er onder meer rondom de pseudokopen contacten zijn vastgesteld tussen [medeverdachte 1] en (kader-)leden van de Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, in het bijzonder met vicepresident [verdachte] .
Na vier geslaagde pseudokopen is nog niet de gehele doelstelling van de inzet van [codenaam 1] en [codenaam 2] bereikt. Hoewel er dankzij de pseudokopen en de bemiddelende rol van [codenaam 1] sprake is van een vertrouwensbasis tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] , wil [medeverdachte 1] nog geen rechtstreeks contact met [codenaam 2] zonder tussenkomst van [codenaam 1] . Ook blijkt dat er nog onvoldoende basis was om de politiële infiltrant [codenaam 3] te introduceren. Daarvoor is het noodzakelijk dat [codenaam 1] en [codenaam 2] nog langer contact onderhouden met [medeverdachte 1] . Daarnaast is zicht gekregen op internationale handel in verdovende middelen van [medeverdachte 2] , al dan niet in samenwerking met anderen waaronder leden van de Hells Angels charter Northcoast ( [plaats] ). Hiervoor is [codenaam 1] benaderd door [medeverdachte 2] , die contacten heeft met onder meer verdachten [betrokkene 1] en [verdachte] en andere personen uit de groep van personen. Gezien de duur van de stelselmatige informatie-inwinning, het aantal pseudokopen, de verklaring van [codenaam 1] over [medeverdachte 2] en diens samenwerking met HANC en de komende introductie van de politiële infiltrant [codenaam 3] die zal gaan deelnemen aan de groep van personen die misdrijven pleegt of beraamt, vordert het onderzoek dringend dat wordt overgegaan tot (criminele) burgerinfiltratie van getuigen [codenaam 1] en [codenaam 2] .
De door [codenaam 1] te verlenen bijstand aan de opsporing bestaat uit het deelnemen aan en of medewerking verlenen aan een groep van personen bestaande uit onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (leden van Red Devils MC [plaats] ), [verdachte] , vicepresident van de MC Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast.
[codenaam 1] zal bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] en getuige [codenaam 2] , zodat deze laatste (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen, om verder vertrouwen te wekken en vervolgens politiële infiltrant [codenaam 3] bij [medeverdachte 1] en de groep te kunnen introduceren. Ook zal [codenaam 1] contact onderhouden met [medeverdachte 2] en mogelijk een politiële infiltrant bij [medeverdachte 2] en de groep introduceren.
Op 28 februari 2019 werd door de officier van justitie een overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie afgesloten met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 mei 2019. Burger zal bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] en burger [codenaam 2] , zodat burger [codenaam 2] (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen om verder vertrouwen te wekken en vervolgens de politiële infiltrant [codenaam 3] bij [medeverdachte 1] en de groep te kunnen introduceren. Ook zal burger contact onderhouden met [medeverdachte 2] en mogelijk een politiële infiltrant bij [medeverdachte 2] en de groep introduceren. Verder is er een onkosten- en uurvergoeding als bedoeld in artikel 1 onder h van de Circulaire bijzondere opsporingsgelden overeengekomen ter hoogte van € 50,- per uur bij de inzet.
Aanvraag eerste verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op 28 mei 2019 werd aan de officier van justitie verzocht om de eerste verlenging van de afgesloten overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 13] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de periode van 1 juni 2019 tot en met 31 augustus 2019. In het proces-verbaal van de aanvraag wordt het volgende vermeld.
Nadat er een overeenkomst tot infiltratie is gesloten met [codenaam 1] , is meer informatie achterhaald over strafbare feiten. Zo heeft in aanwezigheid van [codenaam 2] en met medewerking van [codenaam 1] de introductie van [codenaam 3] bij [medeverdachte 1] plaatsgevonden, al wilde [medeverdachte 1] zijn 'baas' nog niet meenemen naar dit overleg. Tevens heeft op 01 april 2019 een pseudokoop plaatsgevonden van circa 13 kilogram speed, 1 kilogram MDMA, geleverd door [medeverdachte 1] aan [codenaam 2] met bemiddeling van [codenaam 1] . Hierbij heeft [medeverdachte 1] een proefsetje XTC pillen geleverd. [medeverdachte 1] heeft direct na de bestelling van deze verdovende middelen er al op aangedrongen dat [codenaam 1] bij de levering aanwezig moest zijn, door omstandigheden zijn de verdovende middelen in de woning van [codenaam 1] bewaard en door [medeverdachte 1] en [codenaam 1] samen verpakt. Bij deze pseudokoop is aan [medeverdachte 1] een Engelse telefoon geleverd, mede met als doel om de rol van [codenaam 1] te verkleinen. Uit het feit dat [medeverdachte 1] in eerste instantie deze telefoon in bewaring wilde geven bij [codenaam 1] , blijkt dat [medeverdachte 1] belang hecht aan diens betrokkenheid. Middels de app Wickr Me vindt directere communicatie plaats tussen [codenaam 2] / [codenaam 3] en [medeverdachte 1] .
Uit de bezoeken van [medeverdachte 2] aan [codenaam 1] en de openheid die hij betracht in de gesprekken met [codenaam 1] blijkt dat hij [codenaam 1] vertrouwt. Zo wordt [codenaam 1] ingezet als chauffeur van [medeverdachte 2] om geld op te halen bij Hells Angel en verdachte [verdachte] , wat naar een adres in [plaats] gebracht is. Mogelijk houdt dit geld verband met het transport van 180 kilogram speed naar Finland dat georganiseerd is in samenwerking met de Hells Angels [plaats] . Diverse andere ontmoetingen geven zicht op de wens van [medeverdachte 2] om een transportlijn op te zetten naar Noorwegen, waar volgens de verklaringen van [codenaam 1] de Hells Angels ook bij betrokken zijn. Tevens is zicht verkregen op een leverancier van PGP toestellen, waar ook [verdachte] mogelijk contact mee heeft, en blijkt dat verdachte [medeverdachte 3] (Red Devils) niet alleen contact heeft met [medeverdachte 1] (Red Devils) maar ook zaken doet met [medeverdachte 2] . Daarnaast heeft [medeverdachte 2] gesproken met [codenaam 1] over onder meer de import van cocaïne via Schiphol , de import en export van medicijnen, het produceren van speed en is [codenaam 1] in contact gekomen met 'de chemicus' [betrokkene 2] .
Meermaals heeft [medeverdachte 1] de bereidheid getoond om in de toekomst grotere hoeveelheden verdovende middelen te leveren aan [codenaam 2] danwel [codenaam 3] , waarbij gesproken is over bijvoorbeeld 50 kilogram speed en partijen vanaf 10.000 stuks XTC pillen. Om het vertrouwen tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] te behouden en vergroten, ligt het in de lijn der verwachting dat juni 2019 een volgende pseudokoop zal plaatsvinden. Hierin zal [codenaam 1] een faciliterende en bemiddelende rol in spelen. Gezien de uitspraak van [medeverdachte 1] dat ze eerst nog een aantal maal 10 kilogram zullen verkopen voordat ze naar grotere partijen gaan, past dit ook in zijn beeld. Bij deze pseudokoop zal de communicatie zoveel als mogelijk plaatsvinden met [codenaam 2] via Wickr Me, ook om de rol van [codenaam 1] af te bouwen. Deze pseudokoop is er op gericht om in de toekomst een grotere pseudokoop mogelijk te maken waarbij het de verwachting is dat de rol van de Hells Angels [plaats] nadrukkelijker in beeld zal komen. Het is de verwachting dat ook de komende maanden [medeverdachte 2] contact zal zoeken met [codenaam 1] om naast sociale gesprekken, te spreken over strafbare feiten. Dit kan onder meer gaan over het transport naar Finland, dat kennelijk in samenwerking met de Hells Angels heeft plaatsgevonden, het transporteren van geld vanaf [verdachte] naar [medeverdachte 5] en de transportlijn van speed naar Noorwegen die kennelijk ook in samenwerking met de Hells Angels opgezet kan worden.
De door [codenaam 1] te verlenen bijstand aan de opsporing bestaat uit het deelnemen aan en of medewerking verlenen aan een groep van personen bestaande uit onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (leden van Red Devils MC [plaats] ), [verdachte] , vicepresident van de MC Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 13] en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast. [codenaam 1] zal bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] en [codenaam 2] , zodat deze laatste (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen, om verder vertrouwen te wekken. Ook zal [codenaam 1] contact onderhouden met [medeverdachte 2] en mogelijk een buitenlandse opsporingsambtenaar bij [medeverdachte 2] introduceren.
Eerste verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op 29 mei 2019 werd door de officier van justitie, de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie afgesloten met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 13] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de eerste keer verlengd, voor de periode van 1 juni 2019 tot en met 31 augustus 2019. Daarnaast is de overeenkomst gewijzigd, inhoudende dat de burger met ingang van 1 juni 2019 recht heeft op een onkosten- en uurvergoeding ter hoogte van € 70,-.
Aanvraag tweede verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie A4110
Op donderdag 29 augustus 2019 werd aan de officier van justitie werd verzocht om de tweede verlenging van de afgesloten overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] en [betrokkene 4] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de periode van 1 september 2019 tot en met 30 november 2019. In het proces-verbaal van de aanvraag wordt het volgende vermeld.
Nadat er een overeenkomst tot infiltratie is gesloten met [codenaam 1] , is meer informatie achterhaald over strafbare feiten. Zo heeft [medeverdachte 1] twee maal contact gezocht met [codenaam 1] en tijdens het gesprek met [codenaam 1] geïnformeerd naar [codenaam 2] en [codenaam 3] . Daarnaast komt [medeverdachte 2] meerdere malen per week langs bij [codenaam 1] en vertelt hem over diverse beraamde en gepleegde misdrijven, waarbij meerdere personen betrokken lijken te zijn. Ook neemt [medeverdachte 2] [codenaam 1] mee naar [verdachte] om handelingen te verrichten en is [codenaam 1] aanwezig in de woning van [verdachte] en bij gesprekken met [medeverdachte 5] . Hierdoor is zicht op geldtransporten tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] , op PGP resellers en PGP gebruik van personen, op producenten van speed waaronder [betrokkene 2] de chemicus, op productieprocessen en - prijzen, op gepleegde en beraamde transporten van speed naar Finland, op het organiseren van een transportlijn van verdovende middelen naar Australië, op een transport van speed naar Noorwegen dat niet doorgaat omdat de Hells Angels dat niet zouden toestaan en geen concurrentie willen, op bewaarplekken van geld van onder meer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] , op de rol van [betrokkene 5] die mogelijk speed heeft aangepakt in Finland, op zeggenschap van de Hells Angels op de president van de Red Devils en op diverse (andere) strafbare feiten. Naast de Hells Angels en Red Devils in (Noord-)Nederland, komen Hells Angels uit Finland en Australië in beeld. De ontmoetingen tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 2] en het feit dat [codenaam 1] in de woning is geweest bij [verdachte] en deelneemt aan gesprekken met [medeverdachte 5] , geven blijk van de vertrouwenspositie die [codenaam 1] heeft.
Meermaals heeft [medeverdachte 1] de bereidheid getoond om in de toekomst grotere hoeveelheden verdovende middelen te leveren aan [codenaam 2] danwel [codenaam 3] , waarbij gesproken is over bijvoorbeeld 50 kilogram speed en partijen vanaf 10.000 stuks XTC pillen. Na terugkomst in Nederland van [codenaam 1] , heeft [medeverdachte 1] hem opgezocht om te praten over de handel. Naar aanleiding hiervan zal er, bijvoorbeeld via Wickr Me, contact plaatsvinden tussen [codenaam 2] danwel [codenaam 3] en [medeverdachte 1] . Ook vindt er mogelijk een nieuwe pseudokoop plaats die meer zicht kan geven op de groep van personen die hier bij betrokken zijn. Daarnaast is het de verwachting dat [medeverdachte 2] [codenaam 1] blijft opzoeken, met hem praat over onder meer strafbare feiten, hem meeneemt of vraagt te brengen naar andere verdachten en uitnodigt deel te nemen aan gesprekken tussen verdachten. Onder meer kunnen deze gesprekken gaan over een transport van verdovende middelen naar Finland en/of de te organiseren transportlijn van harddrugs naar Australië.
De door [codenaam 1] te verlenen bijstand aan de opsporing bestaat uit het deelnemen aan en of medewerking verlenen aan een groep van personen bestaande uit onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (leden van Red Devils MC [plaats] ), [verdachte] , vicepresident van de MC Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [medeverdachte 5] en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast. [codenaam 1] zal indien nodig bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] , [codenaam 2] , en/of [codenaam 3] zodat deze laatste (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen, om verder vertrouwen te wekken.
Tweede verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op 29 augustus 2019 werd door de officier van justitie, de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie afgesloten met [codenaam 1] , de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] en [betrokkene 4] , voornoemd, en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de tweede keer verlengd voor de periode van 31 augustus 2019 tot en met 30 november 2019. De groep van personen waaraan wordt deelgenomen en/of medewerking wordt verleend, wordt uitgebreid met de verdachten [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] en [betrokkene 14] .
Aanvraag derde verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op 22 november 2019 werd verzocht om de derde verlenging van de afgesloten overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] , [betrokkene 4] en [betrokkene 6] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de periode van 1 december 2019 tot en met 29 februari 2020. In het proces-verbaal van de aanvraag wordt het volgende vermeld.
Nadat er een overeenkomst tot infiltratie is gesloten met [codenaam 1] , is informatie achterhaald over strafbare feiten waarvan onder meer Red Devil [medeverdachte 1] , Red Devil [medeverdachte 3] , Hells Angel [verdachte] , [medeverdachte 2] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [bijnaam betrokkene 4] [betrokkene 4] , 'transporteur' [medeverdachte 5] en inmiddels [betrokkene 6] worden verdacht. Zo zoekt [medeverdachte 1] wederom afstemming met [codenaam 1] in het kader van de export van speed naar Ierland, geeft aan transport te kunnen regelen en vraagt naar de zaken tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 2] . Daarnaast zijn er geregeld ontmoetingen tussen [medeverdachte 2] en [codenaam 1] waarbij [medeverdachte 2] vertelt over diverse beraamde en gepleegde misdrijven, waarbij meerdere personen betrokken lijken te zijn. Ook reizen [medeverdachte 2] en [codenaam 1] naar Thailand voor twee ontmoetingen met [codenaam 4] in verband met het opzetten van een transportlijn van verdovende middelen naar Australië. In datzelfde kader vinden ontmoetingen plaats met onder meer [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . Ook vinden er ontmoetingen plaats met hen over de transportlijn van speed naar Finland. Daarnaast is zicht gekregen op diverse geldstromen. Zo is het mogelijk dat [verdachte] op 19 oktober 2019 bij een feest in België geld heeft verkregen en is [codenaam 1] aanwezig bij een betaling van € 35.000,- van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 5] . Tevens is er zicht gekregen op afgeschermde communicatie tussen verdachten, onder meer doordat [medeverdachte 2] meerdere malen het Encro toestel van [codenaam 1] gebruikt. Naast de Hells Angels en Red Devils in (Noord-)Nederland, komen Hells Angels uit Finland en Australië in beeld. De ontmoetingen tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 2] en het feit dat [codenaam 1] in de woning is geweest bij [verdachte] en deelneemt aan gesprekken met [medeverdachte 5] , geven blijk van de vertrouwenspositie die [codenaam 1] inneemt. Meermaals heeft [medeverdachte 1] de bereidheid getoond om in de toekomst grotere hoeveelheden verdovende middelen te leveren aan [codenaam 2] danwel [codenaam 3] , waarbij gesproken is over bijvoorbeeld 50 kilogram speed en partijen vanaf 10.000 stuks XTC pillen. In oktober 2019 komt [medeverdachte 1] weer langs bij [codenaam 1] en geeft aan dat hij over transport kan beschikken. Het ligt in de lijn der verwachting dat ook in de komende maanden er contact zal zijn met [medeverdachte 1] , mogelijk zal er sprake zijn van een ontmoeting en/of pseudokoop waarbij ook [codenaam 2] en/of [codenaam 3] betrokken wordt.
Daarnaast is het de verwachting dat [medeverdachte 2] [codenaam 1] blijft opzoeken, met hem praat over onder meer strafbare feiten, hem meeneemt of vraagt te brengen naar andere verdachten en uitnodigt deel te nemen aan gesprekken tussen verdachten. Onder meer kunnen deze gesprekken gaan over een transport van verdovende middelen naar Finland en/of de te organiseren transportlijn van harddrugs naar Australië. Zo is het onderzoeksteam voornemens om, gezien de behoefte van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] om in contact te komen met [bijnaam codenaam 5] , een ontmoeting tussen deze personen te arrangeren.
De door [codenaam 1] te verlenen bijstand aan de opsporing bestaat uit het deelnemen aan en of medewerking verlenen aan een groep van personen bestaande uit onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (leden van Red Devils MC [plaats] ), [verdachte] , vicepresident van de MC Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [medeverdachte 5] , [betrokkene 6] en mogelijk andere leden van de Hells Angels en personen waar zij mee samenwerken.
[codenaam 1] zal indien nodig bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] , [codenaam 2] , en/of [codenaam 3] zodat deze laatste (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen, om verder vertrouwen te wekken. [codenaam 1] zal daarnaast bemiddelen in contacten tussen verdachten en [codenaam 4] en [codenaam 5] , die bevel hebben gekregen om te infiltreren in de groep van personen, in het kader van het organiseren van een drugstransport naar Australië.
Derde verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op woensdag 27 november 2019 werd door de officier van justitie de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie afgesloten met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] , [betrokkene 4] en [betrokkene 6] , voornoemd, en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de derde keer verlengd voor de periode van 1 december 2019 tot en met 29 februari 2020. De groep van personen waaraan wordt deelgenomen en/of medewerking wordt verleend, wordt uitgebreid met de verdachte [betrokkene 6] .
Aanvraag vierde verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op 24 februari 2020 werd aan de officier van justitie verzocht om de vierde verlenging van de afgesloten overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] , [betrokkene 4] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , [betrokkene 5] en [betrokkene 8] , en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de periode van 1 maart 2020 toten met 31 mei 2020. In het proces-verbaal van de aanvraag wordt het volgende vermeld.
Nadat er een overeenkomst tot infiltratie is gesloten met [codenaam 1] , is meer informatie achterhaald over strafbare feiten waarvan onder meer Red Devil [medeverdachte 1] , Red Devil [medeverdachte 3] , Hells Angel [verdachte] , [medeverdachte 2] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 4] en [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [bijnaam betrokkene 4] [betrokkene 4] , 'transporteur' [medeverdachte 5] , [betrokkene 6] en inmiddels [betrokkene 7] , [betrokkene 5] en [betrokkene 8] worden verdacht. Zo zoekt [medeverdachte 1] wederom afstemming met [codenaam 1] in het kader van de export van speed naar Ierland, geeft aan een 'aanpakker' in [plaats] te zoeken en wordt een ontmoeting met [codenaam 3] in [plaats] georganiseerd. Voorafgaande aan deze ontmoeting vindt een ontmoeting plaats in de woning van [verdachte] in [plaats] .
Daarnaast zijn er geregeld ontmoetingen tussen [medeverdachte 2] en [codenaam 1] waarbij [medeverdachte 2] vertelt over diverse beraamde en gepleegde misdrijven, waarbij meerdere personen betrokken lijken te zijn. Nu [medeverdachte 5] zich tijdelijk afzijdig lijkt te houden in het organiseren van nieuwe transporten en contacten moeizaam tot stand komen, is [medeverdachte 2] de mogelijkheden voor de inzet van [codenaam 5] (' [bijnaam codenaam 5] ') verder aan het verkennen. Meer concreet blijkt dat [medeverdachte 2] op korte termijn een gecombineerd transport van speed en hasj richting Denemarken, Finland en Noorwegen wil realiseren. Deze partij zou mogelijk afkomstig zijn van de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Begin februari wordt duidelijk dat [codenaam 1] de 100 kilo speed namens [medeverdachte 2] en [verdachte] op korte termijn naar Finland zal transporteren. Dit via tussenkomst van zijn Duitse contact ( [codenaam 6] ). Hiertoe krijgt [codenaam 1] op 12 februari 2020 concrete instructies van verdachte [verdachte] en wordt er onder andere gesproken over de verpakking van de drugs, een (aan)betaling van [verdachte] en een geprepareerde prepaid telefoon waarmee vóór de aflevering in Finland contact gezocht moet worden. Aan [codenaam 1] wordt tevens gevraagd met een stashauto te rijden en wordt verteld dat er een voorrijder wordt ingezet. Ondanks alle verkennende voorbereidingen die afgelopen periode hebben plaatsgevonden om een drugstransport naar Australië op te zetten, lijkt de voortgang te stagneren. Wel zoekt [verdachte] een aantal keer contact met de Encro van [codenaam 1] , waarin hij informeert naar ' [bijnaam betrokkene 6] ' (verdachte [betrokkene 6] ). De ontmoetingen tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 2] , de ontmoetingen tussen [codenaam 1] en [medeverdachte 1] en het feit dat [codenaam 1] deelneemt aan gesprekken met [medeverdachte 5] , geven blijk van de vertrouwenspositie die [codenaam 1] heeft.
De door [codenaam 1] te verlenen bijstand aan de opsporing bestaat uit het deelnemen aan en of medewerking verlenen aan een groep van personen bestaande uit onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] (leden van Red Devils MC [plaats] ), [verdachte] , vicepresident van de MC Hells Angels [plaats] , charter Northcoast, [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [medeverdachte 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , [betrokkene 8] en [betrokkene 5] en mogelijk andere leden van de Hells Angels en personen waar zij mee samenwerken, zoals onder andere [betrokkene 9] .
De verdenking bestaat dat de verdachten deel uitmaken van een groep van personen die zich bezighoudt met het beramen of plegen van misdrijven te weten de invoer en/of verwerking en/of uitvoer en/of handel in harddrugs zoals speed (amfetamine) en/of cocaïne dan wel de voorbereiding van die strafbare feiten.
[codenaam 1] zal indien nodig bemiddelen in de contacten tussen [medeverdachte 1] , [codenaam 2] , en/of [codenaam 3] zodat deze laatste (nogmaals) partijen harddrugs van [medeverdachte 1] zal kunnen afnemen, om verder vertrouwen te wekken. [codenaam 1] zal daarnaast bemiddelen in contacten tussen verdachten en [codenaam 4] , [codenaam 5] en/of [codenaam 6] , die bevel hebben gekregen om te infiltreren in de groep van personen, in het kader van het organiseren van een drugstransport naar Australië, Finland en/of elders in Europa.
Vierde verlenging overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie [codenaam 1]
Op woensdag 26 februari 2020 werd door de officier van justitie, naar aanleiding van voornoemd proces-verbaal, de overeenkomst tot criminele burgerinfiltratie afgesloten met [codenaam 1] , contra de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 13] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 5] , [betrokkene 4] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , [betrokkene 5] en [betrokkene 8] , voornoemd, en mogelijk andere leden van de Hells Angels Northcoast, voor de vierde keer verlengd voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. De groep van personen waaraan wordt deelgenomen en/of medewerking wordt verleend, wordt uitgebreid met de verdachten [betrokkene 7] , [betrokkene 8] , [betrokkene 5] en een NN-man met baard die geïntroduceerd is als: 'de vervanger van [medeverdachte 4] ', waarvan uit onderzoek isgebleken dat het mogelijk [betrokkene 9] betreft.
Conclusie van het hof over de feitelijke inzet van [codenaam 1] als burgerpseudokoper/-dienstverlener, burgerinformant en burgerinfiltrant
Het hof stelt voorop dat niet is gebleken, noch aspecten uit het dossier naar voren zijn gekomen, die aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat de gedragingen van [codenaam 1] in de fase van pseudokoop en stelselmatige informatie-inwinning, feitelijk neerkwamen op infiltratie door een criminele burgerinfiltrant. Het hof stelt, op grond van het hierboven verhandelde, vast dat aan de inzet van [codenaam 1] als pseudokoper-/dienstverlener, stelselmatig informatie-inwinner en later ook als infiltrant telkens gemotiveerde aanvragen ten grondslag liggen. Deze processen-verbaal van aanvraag omvatten telkens een concrete beschrijving van de tot dan vastgestelde onderzoeksresultaten. Die onderzoeksresultaten zijn als onderdeel gevoegd in het politiedossier. In deze aanvragen wordt de wettelijke grondslag beschreven en concreet en feitelijk beschreven wat de inzet van [codenaam 1] inhoudt. Er wordt omschreven wat het doel is van de inzet, op welke wijze hij wordt ingezet en welke opdrachten hij krijgt.
Van de gedragingen en waarnemingen van [codenaam 1] wordt telkens in een debriefing verslag gedaan. Door middel van bijvoorbeeld OVC wordt conversatie van [codenaam 1] gedurende geplande inzetmomenten vastgelegd. In de loop van het onderzoek wordt ook OVC en camera-opname ingezet in de nabijheid van [codenaam 1] , onder meer in de auto en woning van [codenaam 1] . De rol van [codenaam 1] is tot op de zogenoemde klapdag van 2 maart 2020 vooral bemiddelend, waarbij wel zichtbaar is dat door de organisatie op [codenaam 1] met name in de eindfase een beroep wordt gedaan zelf drugs aan te pakken en te vervoeren. Zijn rol en inzet worden gedurende het onderzoek in de processen-verbaal van aanvraag en gesloten overeenkomsten evenwel niet groter gemaakt, in die zin dat hij niet belangrijker wordt binnen het criminele netwerk waar het onderzoek zich op richt.
Het Openbaar Ministerie heeft uitgelegd dat telkens is geprobeerd [codenaam 1] uit het onderzoek te halen en hem te laten vervangen door politiële infiltranten, hetgeen niet lukte. Uit OVC gesprekken volgt ook dat [codenaam 1] eigen betrokkenheid met drugshandel en vervoer meermalen afhoudt. Ook is door het Openbaar Ministerie aandacht gevraagd voor de in de loop van het onderzoek meer onveilig wordende situatie rondom [codenaam 1] , hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de zogenoemde klapdag waarmee een einde aan het onderzoek is gekomen. Het hof herkent de uitleg van de advocaten-generaal in de inhoud van het dossier, waaronder de OVC gesprekken.
De wijze van inzet, de keuzes daarin aan de hand van de bevindingen en het verloop in de inzet, zijn uit de inhoud van diverse stukken in het dossier, waaronder processen-verbaal van aanvraag, navolgbaar. Het hof stelt vast dat de inzet van [codenaam 1] op transparante wijze is gecontroleerd. Het dossier omvat een nauwkeurige verslaglegging die inzicht geeft in concreet verloop van inzet van [codenaam 1] en overigens ook van de uitvoering van andere opsporingsmethoden. Het maakt de inzet op een juiste wijze toetsbaar voor het hof hetgeen bijdraagt aan de integriteit van de opsporing. Het hof is aldus in staat de rechtmatigheid van WOD-traject te beoordelen. Conclusie van het hof is dat de wijze waarop [codenaam 1] is ingezet overeenkomt met de inhoud van het dossier, waaronder de verschillende processen-verbaal van de aanvragen en OVC en dat de gedragingen die [codenaam 1] verricht de hem gegeven opdrachten niet overstijgen. De inzet van [codenaam 1] wordt op grond van het bovenstaande rechtmatig geacht.”
Bespreking van het eerste en tweede middel