ECLI:NL:HR:2025:824

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
23/01124
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake mishandeling van een hond

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2023. De verdachte, geboren in 1961, was aangeklaagd voor het mishandelen van een hond die hij trainde, in strijd met artikel 2.1.1 van de Wet dieren. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat F.J.M. Kobossen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, omdat de schriftelijke reactie van de raadsman niet op de juiste wijze was ingediend, in strijd met de geldende procesregels. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor cassatiemiddelen, die een duidelijke klacht over schending van rechtsregels of vormvoorschriften vereisen. Aangezien de verdachte niet tijdig een correcte schriftuur had ingediend, kon de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01124
Datum27 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2023, nummer 21-000177-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat F.J.M. Kobossen bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd. Deze schriftelijke reactie is in strijd met artikel 432a van het Wetboek van Strafvordering en artikel 4.2.4. van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden niet ingediend door plaatsing in het webportaal. De raadsman is in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen maar daarvan is geen gebruik gemaakt. De Hoge Raad zal daarom op deze schriftelijke reactie geen acht slaan.

2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Als een zodanig cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met cassatiemiddelen heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dat brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 mei 2025.