Voetnoten
1.Zie onder 3 van het in cassatie bestreden arrest van het hof Amsterdam van 23 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1064, NJF 2024/362, waarin is verwezen naar de vastgestelde feiten in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5022, onder 2.1 tot en met 2.17. 2.In rov. 2.16 van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5022, onder 2.16, staat abusievelijk Gemeente Amsterdam als de geadresseerde van deze brief in plaats van Lovers. Zie productie 11 zijdens de Gemeente Amsterdam in eerste aanleg (processtuknummer 5 in het B-dossier). 4.Onderdeel I verwijst abusievelijk naar art. 5:107 BW, art. 5:108 BW en art. 5:109 BW, terwijl bedoeld is te verwijzen naar deze artikelen in Boek 3 BW.
5.Verwezen wordt naar de inleidende dagvaarding onder 2.8 t/m 2.10 en 4.9-4.10; conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie onder 2 en 21; notities comparitie d.d. 11 mei 2022 onder 1 en 4 t/m 9; dagvaarding in hoger beroep onder 7 t/m 9, 12-13, 24, 29 en 32; memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel onder 5; spreekaantekeningen d.d. 6 maart 2024 onder 2.2 en 3.4; proces-verbaal van mondelinge behandeling d.d. 6 maart 2024, p. 3 vijfde alinea onder repliek.
6.Reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/334-335.
7.Reehuis & Heisterkamp, a.w., 2019/335, met verwijzing naar HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743, NJ 2016/78, m.nt. F.M.J. Verstijlen en HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309, NJ 2018/141, m.nt. H.J. Snijders. 8.Zie in dit verband over gedoogde handelingen: A.C. van Schaick, Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap (Mon. BW nr. A14) 2024/nr. 21.
10.Reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/344. Zie over de bevrijdende verjaring uitgebreid het proefschrift van J.L. Smeehuijzen, De bevrijdende verjaring, Deventer: Kluwer: 2008.
11.Vgl. HR 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2463, NJ 2016/309, m.nt. H.J. Snijders, rov. 3.5. Zie ook Parl. Gesch. Boek 3, MvA II bij art. 3.11.15a, p. 931; E.F. Verheul, Verjaring van een rechtsvordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand, par. 4, in: Stein, Tweehuysen & Bartels, Verjaring, O&R nr. 120, 2020. 12.HR 24 februari 2017, reeds aangehaald. Zie ook HR 8 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1606, NJ 2024/339, waarin is geoordeeld dat voor inbezitneming van publieke grond geen strengere maatstaf geldt dan voor inbezitneming van niet-publieke grond. 14.HR 22 april 2022, reeds aangehaald, rov. 3.3.
15.HR 24 februari 2017, reeds aangehaald, rov. 3.7.4, onder (b); HR 20 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:62, NJ 2024/110, m.nt. H.J. Snijders; P.C. van Es, Verkrijging door verjaring, Nijmegen: Ars Aequi Libri, 2025, par. 4.4.2 en 4.4.3. 16.Memorie van antwoord, tevens houdende memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, onder 3.29 en 3.30.
17.Verwezen wordt naar de dagvaarding in hoger beroep onder 5.
18.Verwezen wordt naar het proces-verbaal van mondelinge behandeling d.d. 6 maart 2024, p. 3 vijfde alinea onder repliek.
19.Verwezen wordt naar de notities comparitie d.d. 11 mei 2022 onder 13 t/m 20; spreekaantekeningen d.d. 6 maart 2024 onder 2.3, 2.5 en 3.3; proces-verbaal van mondelinge behandeling d.d. 6 maart 2024, p. 2 derde alinea van antwoord mr. Tellegen en p. 3 vijfde en zesde alinea onder repliek.
20.Verwezen wordt naar de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel onder 13 en onder 5, 7 en 10 t/m 12.
21.Memorie van grieven zijdens Lovers (processtuknummer 12 in het B-dossier), p. 16-17.
23.Reehuis & Heisterkamp, Pitlo Goederenrecht 2019/363; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2021/167. Zie ook Parl. Gesch. Boek 3, 1981, Toelichting Meijers bij art. 3.5.5, p. 431 (nr. 9).
24.Reehuis & Heisterkamp, a.w., 2019/363a; Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2021/119 en 167; J.E. Jansen, Groene Serie Vermogensrecht, art. 3:111 BW, aant. 3.2; E.B. Rank-Berenschot, Bezit (Mon. BW nr. B7), 2012, hoofdstuk IV.
25.Zie onder 1.3 van het (voorwaardelijk) incidenteel middel.