Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
zetelende te Landgraaf,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] c.s. en de Gemeente Landgraaf over de eigendom van een strook grond. [Eiser] c.s. zijn sinds 1 september 1989 eigenaar van een bungalow met tuin en hebben in 2010 ontdekt dat de Gemeente als eigenaar van drie aangrenzende stroken grond in het kadaster staat vermeld. [Eiser] c.s. hebben de Gemeente verzocht om overdracht van de grond op basis van verjaring, na 20 jaar gebruik en onderhoud van de strook grond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rechtsvordering van de Gemeente tot revindicatie van de grootste gele strook is verjaard en heeft de Gemeente veroordeeld om mee te werken aan de levering van deze strook. De Gemeente heeft echter in reconventie gevorderd dat [eiser] c.s. de strook grond zouden ontruimen.
Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en [eiser] c.s. veroordeeld tot ontruiming van de strook. Het hof oordeelde dat de feitelijke machtsuitoefening door [eiser] c.s. niet voldoende was om te spreken van bezitsverkrijging, omdat de handelingen niet duidden op een pretentie van eigendom. [Eiser] c.s. hebben cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van de bezitsverkrijging en dat de argumenten van de Gemeente niet voldoende waren om de machtsuitoefening van [eiser] c.s. als die van huurders te kwalificeren. De Gemeente is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.