Conclusie
Nummer 23/04117
Inleiding
De zaak in het kort
Het eerste middel
“Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
behorente weten, wat met een bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans moeilijk verenigbaar is.
Het tweede middel
“2. Feit 4: de bedrieglijke bandbreuk
Er waren in de loop der jaren zoveel rekening-couranten gecreëerd met onder andere [B] en [verdachte] privé en leningen, welke [A] had verstrekt aan verschillende partijen, die uiteindelijk oninbaar zijn en dus een vertekend beeld gaven, dat deze weggeboekt moesten worden. Dit gold ook voor de schulden die [A] had aan met name [C] . Hierover werd mij door [betrokkene 1] gezegd dat er een overeenkomst was gesloten tussen [A] en [C] en een deel van de schulden weggeboekt moest worden. Ik heb deze overeenkomst nooit gezien. Dat wegboeken deed ik in opdracht van [betrokkene 1] het lijkt me dat hij dit wel met [verdachte] besproken had."
“Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
het onder 4 tenlastegelegde. Daartoe is - kort weergegeven - aangevoerd dat:
15. Een schriftelijk bescheid, te weten een ‘gespreksverslag bespreking d.d. 27 september 2016 tussen [verdachte] , mr. R. van der Pas, mr. H.J. School en mr. C.A.M. de Bruijn (DOC-001-13, dossierpagina 333 tot en met 339), voor zover inhoudende pag. 337 - 338] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Op de vragen van mr. De Bruijn en mr. School verklaart [verdachte] :
U geeft aan dat de rapportage van [E] inmiddels definitief is.
Uit dit overzicht blijkt dat ik persoonlijk een schuld heb aan [A] van in totaal € 3,9 miljoen. Dat bedrag kan wel kloppen. Maar ik merk op dat ik nooit salaris heb opgenomen in [A] . Ik nam gewoon in rekening-courant geld op uit [A] of liet [A] mijn persoonlijke kosten betalen. Er zijn nooit afspraken gemaakt over mijn salaris. Ik heb vanaf dag 1, dat wil zeggen vanaf de oprichting van [A] in 2003, geleefd uit [A] . Ik zag [A] als 100% eigendom. U vraagt me hoe ik dacht die enorme schuld ooit terug te betalen aan [A] . Ik heb er nooit over nagedacht om die schuld terug te betalen.
Ik had dagelijks contact met [betrokkene 5] over investeringen etc. Het verbaasde me dan ook dat de relatie in december 2011 van de een op de andere dag verbroken was. Rond 20 maart 2012 werd officieel bekend gemaakt dat [betrokkene 5] zich terugtrok uit [C] en enkele dagen later ontving ik een brief van [F] waarin alle leningen van [betrokkene 5] werden opgeëist. Vanaf dat moment volgden verschillende procedures met [C]
Met betrekking tot [A] kan ik u zeggen dat het afboeken van de vorderingen en schulden ten laste c.q. ten gunste van de agioreserve van [A] voor mij een puur boekhoudkundige ingreep is geweest. Ik heb met [betrokkene 1] meerdere gesprekken gevoerd over de voorgestelde correctieboekingen. [betrokkene 1] zei me dat gezien [A] geen middelen had, dit de beste manier was om schoon schip te maken. [betrokkene 1] overigens een register accountant, vertelde me dat door de voorgestelde correctieboekingen een stuk balansopschoning plaatsvond. Waarschijnlijk heeft [betrokkene 1] aan [getuige] , de administrateur, de opdracht gegeven deze boekingen te verwerken in Exact. Deze bevoegdheid had [betrokkene 1] in zijn hoedanigheid als mijn financiële man. Het was zijn functie [getuige] aan te sturen voor wat betreft de boekhouding.
De administratie van [B] werd gedaan door [getuige] . Hij deed dit vanuit het kantoor van [B] in [plaats] . De administratie werd door hem gedaan.
Vraag Verbalisanten: Vanaf wanneer was u duidelijk dat [C] werk ging maken met het terug krijgen van de aan [A] geleende of verstrekte bedragen?
Het derde middel
Het vierde middel
feit 4).