Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De procesgang
Grieven
3.Het eerste middel
NJ2021/369 m.nt. N. Jörg dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen “verklaringen van een persoon zoals die door de rechter voor het bewijs kunnen worden gebruikt en het horen van getuigen om de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek aan de orde te stellen”, is in strijd is met “de lijn die in de jurisprudentie van het EHRM wordt waargenomen ten aanzien van het uitgangspunt dat al het bewijs op zitting moet worden gepresenteerd en dat in het verlengde daarvan ook de verdediging het ondervragingsrecht uit moet kunnen oefenen. Temeer gelet op het feit dat in casu het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het bewaren en de verzending van het bloed cruciaal is voor de vraag of het bloed zo spoedig mogelijk is toegestuurd naar het laboratorium.” De steller van het middel merkt op dat de verdediging en de feitenrechter moeten kunnen controleren of het bewijs dat wordt aangedragen door het Openbaar Ministerie voldoet aan de daaraan door de wetgever gestelde eisen, en dat in situaties als de onderhavige de enige manier om de betrouwbaarheid te controleren het horen van de betreffende verbalisant als getuige is, nu verbalisanten werken met standaard tekstblokken. (4) Nu sprake is van een Keskin-getuige, heeft het hof het verzoek om verbalisant [verbalisant 1] te horen als getuige ten onrechte afgewezen. Gelet op het feit dat de betrouwbaarheid van het bloedonderzoek en daarmee de bruikbaarheid voor het bewijs uitsluitend steunt op het proces-verbaal van bevindingen van voornoemde verbalisant, is het “proces als geheel” bovendien unfair.
NJ2021/369 m.nt. N. Jörg, is de uit dat arrest blijkende opvatting van de Hoge Raad (zoals hierboven in 4.2 weergegeven) in lijn met de jurisprudentie van het EHRM? In de derde plaats, heeft het hof zijn afwijzing van het verzoek om de verbalisant [verbalisant 1] als getuige te horen begrijpelijk en toereikend gemotiveerd?
NJ2023/58 m.nt. J.M. Reijntjes. In die zaak, waarin de verdachte werd veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol als bedoeld in art. 8 lid 2 WVW 1994, had de raadsvrouw van de verdachte verzocht om de opsporingsambtenaren die het proces-verbaal van het verrichte ademanalyseonderzoek hadden opgesteld, als getuigen te horen over de vraag welke door het ademanalyseapparaat getoonde uitslag of uitslagen is of zijn gebruikt voor de vaststelling van het alcoholgehalte. Dit verzoek strekt er volgens de Hoge Raad toe dat de verdediging door middel van het horen van die getuigen het verloop en daarmee de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek aan de orde wil stellen, en betreft dat verzoek niet het horen van een getuige over een door deze persoon afgelegde verklaring zoals die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. Ik meen dat ook in de onderhavige zaak het verzoek ertoe strekt dat de verdediging door middel van het horen van de verbalisant [verbalisant 1] het verloop en daarmee de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek – in het bijzonder de rechtmatigheid van de wijze waarop het bij de verdachte afgenomen bloed is bewaard en vervoerd – aan de orde wil stellen, en dat het verzoek niet betreft het horen van een getuige over een door deze persoon afgelegde verklaring zoals die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. [13] De door verbalisant [verbalisant 1] af te leggen getuigenverklaring kan op zichzelf niet dienen tot het bewijs van het tenlastegelegde feit, maar heeft hoogstens invloed op de bruikbaarheid van de uit het onderzoek verkregen resultaten voor het bewijs. [14] Daaraan doet mijns inziens niet af dat het verzoek – zij het indirect – mede betrekking heeft op de inhoud van de door het hof tot het bewijs gebezigde belastende resultaten van het bloedonderzoek en dat de verdediging met een beroep op de onrechtmatigheid van het bloedonderzoek kennelijk ook het bewijs van het bestanddeel in de tenlastelegging “onderzoek in de zin van art. 8 WVW 1994” ter discussie heeft willen stellen. [15]
NJ2021/369 m.nt. N. Jörg. Dit arrest houdt onder meer in:
“(...) before an accused can be convicted, all evidence against him must normally be produced in his presence at a public hearing with a view to adversarial argument.”. [17] De steller van het middel heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd of toegelicht. Bij gebrek daaraan meen ik dat deze klacht niet verder behoeft te worden beoordeeld.
NJ2017/440, m.nt. T. Kooijmans, dat het verzoek tot het oproepen en horen van de getuige door de verdediging moet worden onderbouwd. Deze motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige moet toelichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van art. 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden. Als het verzoek tot het horen van getuigen wordt gedaan met het oog op de onderbouwing van een verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek en strekt tot toepassing van art. 359a Sv, wordt van de verdediging gevergd dat zij gemotiveerd uiteenzet waarom daartoe getuigen moeten worden gehoord. Dat laatste geldt mijns inziens ook in het onderhavige geval, waarin het verzoek is gedaan met het oog op de onderbouwing van een verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek, echter niet strekt tot toepassing van art. 359a Sv maar tot de (mogelijke) conclusie dat geen sprake is van een onderzoek als bedoeld in art. 8 lid 5 WVW 1994. Van de verdediging mag worden verlangd “dat zij aan het verzoek zodanige feiten en omstandigheden ten grondslag legt dat ten minste een ‘begin van aannemelijkheid’ ontstaat dat er aan de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek iets schort.” [18]
4.Het tweede middel
Verpakken monster