Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van cannabis, waarbij bloedmonsters op 27 juni 2018 waren afgenomen. De kern van de zaak draaide om de vraag of de bloedmonsters 'zo spoedig mogelijk' waren verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), zoals vereist door de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Het hof had geoordeeld dat de bloedmonsters, die zes dagen na afname door het NFI waren ontvangen, tijdig waren verzonden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat de waarborgen die de wetgever heeft gesteld voor de betrouwbaarheid van het bloedonderzoek waren nageleefd. De Hoge Raad merkte op dat het hof niet verplicht was om vast te stellen op welke dag de politie de monsters had verzonden, zolang de uiteindelijke verzending binnen de gestelde termijn viel. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.