Conclusie
Nummer22/03258
Inleiding
“valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verder is de verdachte ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van stichtingen voor de duur van drie jaren, met uitzondering van de pensioenstichting van de verdachte.
De zaak
voor onze werkzaamheden in de periode”. Dit riep vragen op, onder meer vanwege het feit dat aan bestuursleden van stichtingen met een ANBI-status voor bestuurswerkzaamheden niet meer mag worden betaald dan een vergoeding van kosten en een niet bovenmatig vacatiegeld. Op het boekenonderzoek is – op de voet van artikel 53 AWR – een derdenonderzoek bij [bedrijf 1] N.V. gevolgd, waarna jegens onder meer de verdachte uiteindelijk een strafrechtelijk onderzoek over de periode 2008 tot en met 2012 is geëntameerd.
Het eerste middel
De relevante processuele feiten
“B.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet tot strafvervolging van de verdachte had mogen worden overgegaan. Volgens de verdediging heeft het Openbaar Ministerie namelijk het verbod van détournement de pouvoir overtreden. Daartoe is in de kern - op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord - het volgende aangevoerd.
C.
Nu ook overigens niet is gebleken dat de tenlastegelegde feiten - behoudens partieel in het hiervoor onder A.2 en A.4 vermelde geval - zijn verjaard of dat beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging.”
De toelichting op het eerste middel
De beoordeling van het eerste middel
“temeer nu telkens slechts een totaalbedrag zonder inhoudelijke omschrijving op de facturen was vermeld”. [4] Het hof overweegt in dat kader dat
“genoegzaam [is] gebleken dat voorafgaand [aan] en ten tijde van het instellen van het derdenonderzoek de relevante feiten en omstandigheden die van belang konden zijn voor de beoordeling van de juistheid van de ANBI-status van de stichtingen nog niet waren uitgekristalliseerd.” [5] Het hof bespreekt ter onderbouwing van dit oordeel de getuigenverklaringen van [belastingambtenaar] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [accountmanager] . Het hof leidt daaruit af dat een derdenonderzoek bij de afzender van de facturen ( [bedrijf 1] N.V.) geboden was. Verder volgt uit geen van de door het hof aangehaalde getuigenverklaringen dat op dat moment reeds sprake was van een verdenking jegens de verdachte.
“dat met betrekking tot de beheerkosten als zodanig al een strafrechtelijke verdenking jegens de verdachte bestond. Dat geldt temeer nu [belastingambtenaar] uitgebreid heeft verklaard over de motieven om toch een derdenonderzoek te doen instellen en niet aanstonds over te gaan tot het intrekken van de ANBI-status van de stichtingen”. [6]
Het tweede en het derde middel
D.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Aan dit pleidooi heeft de verdediging - op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord - in de kern het volgende ten grondslag gelegd.
Volgens de verdediging moeten de beide principalen hebben geweten dat de verdachte zijn bestuurswerkzaamheden verrichtte onder de paraplu van [bedrijf 1] N.V.
E.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen. Het hof zal hierna tevens ingaan op de door de verdediging gevoerde bewijsverweren.
vier facturen, volgens factuuropdruk afkomstig van [bedrijf 1] N.V., kantooradres [a-straat 1] te Eindhoven, gericht aan [stichting 1] , d.d. 27 januari 2009 ad € 46.885,99 (betrekking hebbend op de periode november 2008 tot en met december 2008) [19] , 14 mei 2009 ad € 46.112,51 (betrekking hebbend op de periode maart 2009 tot en met april 2009) [20] , 21 januari 2011 ad € 29.452,50 (betrekking hebbend op de maand december 2009) [21] en 19 december 2011 ad € 33.915,00 (betrekking hebbend op de maand november 2011) [22] , met daarop telkens de algemene omschrijving ‘voor onze werkzaamheden in de periode’;
vier facturen, volgens factuuropdruk afkomstig van [bedrijf 1] N.V., kantooradres [a-straat 1] te Eindhoven, gericht aan [stichting 3] , d.d. 30 september 2008 ad € 36.652,00 (betrekking hebbend op de periode juli 2008 tot en met augustus 2008) [23] , 16 november 2009 ad € 22.490,99 (betrekking hebbend op de maand oktober 2009) [24] , 3 mei 2010 ad € 23.740,50 (betrekking hebbend op de maand maart 2010) [25] en 24 oktober 2011 ad € 23.502,50 (betrekking hebbend op de maand september 2011) [26] , met daarop telkens de algemene omschrijving ‘voor onze werkzaamheden in de periode’;
vier facturen, volgens factuuropdruk afkomstig van [bedrijf 1] N.V., kantooradres [a-straat 1] te Eindhoven, gericht aan [stichting 2] , d.d. 5 augustus 2008 ad € 61.642,00 (betrekking hebbend op de periode mei 2008 tot en met juni 2008) [27] , 28 januari 2010 ad € 23.562,00 (betrekking hebbend op de maand december 2009) [28] , 15 november 2010 ad € 34.748,00 (betrekking hebbend op de maand oktober 2010) [29] en 22 maart 2011 ad € 47.362,00 (betrekking hebbend op de maand februari 2011) [30] met daarop telkens de algemene omschrijving ‘voor onze werkzaamheden in de periode’;
zes facturen, volgens factuuropdruk afkomstig van [bedrijf 1] N.V., kantooradres [a-straat 1] te Eindhoven, gericht aan [stichting 4] , d.d. 31 maart 2008 ad € 54.145,00 (betrekking hebbend op de periode januari 2008 tot en met februari 2008) [31] , 22 juni 2009 ad € 19.873,00 (betrekking hebbend op de maand mei 2009) [32] , 25 mei 2010 ad € 30.345,01 (betrekking hebbend op de maand april 2010) [33] , 12juli 2011 ad € 31.178,00 (betrekking hebbend op de maand juni 2011) [34] , 22 mei 2012 ad € 37.485,00 (betrekking hebbend op de maand april 2012) [35] en 16 juli 2012 ad € 44.863,00 (betrekking hebbend op de maand juni 2012) [36] , met daarop telkens de algemene omschrijving ‘voor onze werkzaamheden in de periode’.
” [76]
, na de tenlastegelegde periode, in staat is gebleken te kunnen controleren of de stichtingen aan de voorwaarden voor de fiscale ANBI-status voldeden doet niet af aan een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde, nu de tenlastegelegde handelingen (bestaande uit het weglaten van een omschrijving van de werkzaamheden en het hanteren van het algemene 'voor onze werkzaamheden in de periode’) ten tijde van het opmaken van de valse facturen geëigend waren om de gedeclareerde uren en/of soort werkzaamheden te verhullen of versluieren, waar het opzet van de verdachte - zoals hierna nader zal worden overwogen - ook op was gericht. Daarnaast betrof de constatering achteraf door de Belastingdienst dat niet aan de vereisten voor de fiscale ANBI-status werd voldaan de voorwaarde dat de beheerkosten van de instelling niet in een in redelijke verhouding zouden staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de instelling. [81] De Belastingdienst kon zonder nader onderzoek - zie hetgeen onder B.4 en B.5 is overwogen - echter niet meteen constateren dat bestuurswerkzaamheden ten onrechte tegen commercieel tarief waren gefactureerd.
1e: Is voldoende gewaarborgd dat een bestuurslid niet over het vermogen van de instelling kan beschikken alsof het zijn eigen vermogen is?;
1f: Verrichten de bestuurders hun werkzaamheden, feitelijk en volgens de regelgeving van de instelling, zonder beloning, met uitzondering van een onkostenvergoeding en/of vacatiegeld?;
1g: Heeft de instelling een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen en de besteding daarvan?,
F.
Aldus falen alle tot vrijspraak strekkende verweren. Het hof verwerpt mitsdien die verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Beoordelingskader: valsheid in geschrift door verhullend taalgebruik
“niet-ambtenaar b. v. in een geschrift iets anders stelt dan hem is opgegeven,[waardoor]
door dezen ontrouwen penvoerder het geschrift geheel of ten deele valschelijk[wordt]
opgemaakt”, alsmede aan de
“on ware opgave in koopmansboeken; de koopman die valsch boekt, schept zich zoo een titel, een bewijs”. [99]
onvolledigheidvan de verstrekte gegevens een onjuiste voorstelling van zaken teweeg kan brengen. Volgens vaste jurisprudentie kan het onvermeld laten van bepaalde gegevens onder omstandigheden (ook) valsheid in geschrift opleveren, zoals door het achterhouden van voldoende specifieke gegevens. [101] Mijn voormalig ambtgenoot Knigge heeft hieraan uitvoerig aandacht besteed in zijn conclusie voorafgaand aan HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6354,
NJ2008/74 (ECLI:NL:PHR:2008:BB6354), hierna: het diergeneesmiddelenarrest. In die zaak was ten aanzien van de verdachte als feitelijk leidinggever van een bedrijf dat zich bezighield met de handel in diergeneesmiddelen een aantal gevallen van valsheid in geschrift bewezen verklaard. Op een vijftal facturen was het geleverde product van een
algemene omschrijvingvoorzien, in plaats van de werkelijke naam van de geleverde producten. Daarmee werd verhuld wat in werkelijkheid werd geleverd, zulks met het opzet om de effectieve toepassing van de wet- en regelgeving inzake de diergeneesmiddelenvoorziening te ontgaan. Volgens de Hoge Raad moet dit verhullen in een dergelijk geval, gelet op de in deze wetgeving neergelegde regels over registratie en controle van diergeneesmiddelen, worden aangemerkt als het valselijk opmaken in de zin van artikel 225 Sr.
in strijd met een rechtsplichtopzettelijk bepaalde gegevens zijn achtergehouden.
onder bepaalde omstandighedenkan leiden tot een onjuiste voorstelling van zaken. Mededelingen kunnen door hun onvolledigheid de waarheid versluieren en daardoor de mogelijkheid in zich bergen dat zij een vertekend beeld van de werkelijkheid oproepen. Dat geldt uiteraard voor zowel schriftelijke als mondelinge mededelingen. Bijvoorbeeld, als de teamleider van een Team criminele inlichtingen (TCI) ter terechtzitting als getuige wordt gehoord en op de vraag of hij de informant voor het afleggen van diens verklaring een zak met geld heeft aangeboden antwoordt dat zulks niet het geval is en daarbij verzuimt te melden dat het in werkelijkheid niet ging om een zak, maar om een
koffermet geld (of bijvoorbeeld: niet om geld maar om de belofte van een beloning in bitcoins), dan verdraait de getuige met zijn ontkennend antwoord de zaken. Ofschoon letterlijk genomen correct, geeft zijn antwoord vanwege de onvolledigheid ervan toch een onjuiste voorstelling van de werkelijke toedracht.
kanzijn gelegen in regelgeving die noopt tot het opstellen van de onderwerpelijke geschriften en/of in regelgeving die meebrengt dat aan specifieke gegevens (door de opsteller van het geschrift niet gewenste) rechtsgevolgen kunnen of moeten worden verbonden. Vermeden moet worden dat de opsteller van een geschrift door (meestal taalkundige) spitsvondigheden straffeloos wegkomt met misleiding.
Het tweede middel en de toelichting daarop
andere productente vermelden. In onderhavige zaak volgt uit de verklaringen van de verdachte niet dat hij de facturen op een wijze heeft opgesteld zodat hij daarin bestuurswerkzaamheden kon versluieren of verhullen, aldus de stellers van het middel. Verder voeren de stellers van het middel aan dat de omschrijving op de facturen niet in strijd is met wet- of regelgeving, dat geen sprake is van een rechts- of ambtsplicht om bepaalde informatie te vermelden en – tot slot – dat het om niet-essentiële informatie zou gaan nu uit niets blijkt dat indien wel sprake zou zijn geweest van gespecificeerde facturen, de facturen door de stichtingen niet zouden zijn voldaan.
“om de effectieve toepassing en controle van de fiscale wet- en regelgeving op het gebied van ANBI’s te ontgaan, althans te bemoeilijken”niet zonder meer begrijpelijk, aldus de stellers van het middel. Daar komt bij dat de omstandigheid dat de verdachte zowel verzender als ontvanger was reeds bestond ver voor de bewezen verklaarde periode en voordat de ANBI-status aan de orde was, zodat deze omstandigheid volgens de stellers van het middel niet aan het bestaan van opzet kan bijdragen.
De beoordeling van het tweede middel
“zoals onder meer verricht tijdens de ‘bestuursretraites’ en bestuursvergaderingen na afloop van de projectvergaderingen” [110] – tegen commercieel tarief heeft laten factureren en stelt het vast dat dit in strijd is met de ter zake geldende fiscale ANBI-regelgeving. [111]
“verhullende of versluierende handeling – die mede werd begaan teneinde de effectieve toepassing en controle van de fiscale wet- en regelgeving op het gebied van ANBI’s te ontgaan, althans te bemoeilijken”en daarmee van intellectuele valsheid. Naar het oordeel van het hof doet de destijds gebruikelijke wijze van declareren ‘met algemene omschrijving’ daaraan niet af,
“alleen al gezien de specifieke aard van de betrokken stichtingen waarin de fiscale ANBI-regelgeving de mogelijkheid om bestuurders te belonen voor hun werkzaamheden beperkt”en de fiscale specialisatie van de verdachte (wat maakt dat juist de verdachte in facturen inzichtelijk zou moeten maken welke uren zagen op operationele werkzaamheden c.q. bestuurswerkzaamheden).
“is naar het oordeel van het hof ten onrechte de suggestie gewekt dat de geleverde diensten bestonden uit hoogwaardige fiscale en/of juridische advisering, terwijl dat in werkelijkheid voor het overgrote deel niet het geval was en al helemaal niet uit hoofde van een overeenkomst tussen de vier stichtingen en [bedrijf 1] N.V.”. [112] Verder overweegt het hof dat door het niet nader specificeren van de facturen telkens is versluierd dan wel verhuld dat slechts minimaal, althans voor een betrekkelijk ondergeschikt aantal uren, hoogwaardig fiscaal en/of juridisch advies werd geleverd, terwijl in wezen voor het overgrote deel vergoedingen voor bestuurswerkzaamheden en operationele werkzaamheden in rekening werden gebracht.
“er veeleer voor [moet] worden gehouden dat de verdachte uit eigen motieven voor het factureren op naam van [bedrijf 1] N.V. in plaats van zijn eigen naam heeft gekozen, meer bepaald om zijn urennormen en omzet voor zijn partnerschap bij dat belastingadvieskantoor te kunnen (blijven) halen”. [113]
“hebben geweten dat hij voor de bestuurswerkzaamheden meer factureerde dan de onkostenvergoedingen en de vacatiegelden, terwijl dat rechtens niet was toegestaan”. [114] Eveneens wist de verdachte dat hij de werkzaamheden ten behoeve van de stichtingen moest afbouwen nu deze niet pasten binnen de praktijk van [bedrijf 1] N.V. en is hij desondanks doorgegaan met het factureren op naam van [bedrijf 1] N.V., aldus het hof. Het hof overweegt verder dat de verdachte wist dat door zijn facturatiewijze niemand anders zonder zijn toelichting kon weten waarvoor exact werd gefactureerd en dat de verdachte door de wijze van facturatie zowel verzender als ontvanger was (en de facturen feitelijk niet werden gecontroleerd binnen de stichtingen). Dit maakt volgens het hof dat door de verdachte is
“verhuld of versluierend dat ten onrechte door [bedrijf 1] N.V. aan de vier stichtingen werd gefactureerd en […] anderzijds [is] verhuld of versluierd welke uren (voor operationele of bestuurswerkzaamheden) en welk soort werkzaamheden (hoogwaardig fiscaal en/of juridisch advies of bestuurswerkzaamheden/operationele werkzaamheden voor de stichtingen) het betrof”. Met dit verhullen of versluieren heeft de verdachte naar het oordeel van het hof tevens een mogelijke belastingcontrole naar de juistheid van de fiscale ANBI-status van de stichtingen proberen te ontgaan of bemoeilijken. Gelet daarop geschiedde het handelen van de verdachte aldus tevens met het opzet om de effectieve toepassing en controle van de fiscale ANBI-regelgeving te ontgaan, althans te bemoeilijken, aldus het hof.
essentiëlegegevens werd de werkelijkheid, die zich naar ’s hofs oordeel slecht verhield tot die ANBI-regelgeving, geweld aangedaan.
Het derde middel en de toelichting daarop
als privépersooneen beloning heeft ontvangen en het formulier dus niet (opzettelijk) valselijk is opgemaakt. [115] De beloning van de verdachte (als vennoot binnen [bedrijf 1] N.V.) was volgens de stellers van het middel dermate diffuus, dat het vereiste rechtstreekse verband met de beloning voor de bestuurswerkzaamheden is doorbroken.
als privépersoon– geen beloning mocht ontvangen en dat de regelgeving niet zonder meer duidelijk is voor wat betreft de vaststelling of sprake is van een toegestane dan wel verboden beloning.
De beoordeling van het derde middel
“verrichten de bestuurders hun werkzaamheden, feitelijk en volgens de regelgeving van de instelling, zonder beloning, met uitzondering van een onkostenvergoeding en/of vacatiegeld?”. Het hof verwijst daarvoor naar al hetgeen met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde is overwogen. Gelet daarop acht het hof immers bewezen dat de verdachte bestuurswerkzaamheden heeft gedeclareerd tegen commercieel tarief en daarmee tegen een beloning die niet kan worden aangemerkt als een onkostenvergoeding dan wel een verstrekking van vacatiegeld.
de factowel degelijk sprake is, waardoor het hof de door de verdachte gecreëerde schijn heeft mogen negeren en heeft kunnen oordelen dat de ANBI-aanvragen intellectueel vals zijn.