ECLI:NL:HR:2020:578

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
18/04968
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkopingsaffaire bij BV met valse facturen en deelneming aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2018. De zaak betreft een omkopingsaffaire binnen een besloten vennootschap (BV), waarbij medeverdachten betrokken waren die een netwerk van personen hebben gecreëerd die 'kickbacks' betalen voor hun aanstelling. De verdachte wordt beschuldigd van het voorhanden hebben van valse facturen met betrekking tot de afdracht van 'fees' (artikel 225.2 Sr), het opmaken van valse facturen (artikel 225.1 Sr) en deelneming aan een criminele organisatie (artikel 140.1 Sr). De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, waarbij verschillende bewijsklachten aan de orde kwamen, zoals de vraag of de verdachte feitelijk valse facturen voorhanden heeft gehad en of hij wist dat deze facturen bestemd waren voor gebruik als echt en onvervalst. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, zonder dat verdere motivering noodzakelijk is, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04968
Datum21 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2018, nummer 21/003063-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 april 2020.