Conclusie
1.Overzicht
Inleiding
Middel 1en de motivering daarvan komt overeen met het voorgestelde middel in de zaak die bij de Hoge Raad bekend is onder nr. 24/02832. [3] Ik bespreek dat middel in een gemeenschappelijke bijlage. Hierin komt de vraag aan de orde of de toetsingsmaatstaf uit het arrest van 16 juli 2021 ook betekenis heeft voor situaties met geïntegreerde zonnepanelen.
Middel 2klaagt over de door de Rechtbank toegepaste en door het Hof in stand gelaten wegingsfactor van 0,25 bij de berekening van de (proces)kostenvergoeding.
onderdeel 2schets ik de feiten en het geding in feitelijke instanties en in
onderdeel 3het verloop van het geding in cassatie. In
onderdeel 4behandel ik middel 1. Ten overvloede bespreek ik het Richtsnoer pkv en behandel ik middel 2 in
onderdeel 5.
middel 2een motiveringsklacht bevat, slaagt het.
2.De feiten en het geding in feitelijke instanties
De feiten
€ 1 is namelijk gelijk te stellen aan een evidente tel- en rekenfout als bedoeld in het Richtsnoer pkv die onder meer zijn opgenomen in een uitspraak van het Hof van 11 november 2021 [10] . De omstandigheid dat belanghebbende diverse ongegrond verklaarde stellingen heeft aangevoerd, doet hieraan niet af.
3.Het geding in cassatie
uitsluitendgaat over een of meer van de in onderdelen 1.2.2 en 1.2.3 van het Richtsnoer pkv vermelde geschilpunten. Dit is in het onderhavige geval niet aan de orde. ’s Hofs oordeel is daarmee in strijd met de strekking van het Richtsnoer pkv. Belanghebbende verzoekt de Hoge Raad de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding vast te stellen op 1,0.
middel 1merkt de Staatssecretaris op dat het is gebaseerd op de aanname dat het Hof de woning heeft gesplitst in twee afzonderlijke fictieve investeringsgoederen (de geïntegreerde zonnepanelen en de rest van de woning). Deze aanname berust op een verkeerde lezing van de uitspraak van het Hof en mist dan ook feitelijke grondslag. Reeds op deze grond faalt het middel. Verder voert de Staatssecretaris aan dat het Hof bij zijn beoordeling van een juist rechtskader is uitgegaan en het oordeel voor het overige sterk is verweven met waarderingen van feitelijke aard.
middel 2verweert de Staatssecretaris dat vaststaat dat de gegrondheid van het beroep in de onderhavige procedure uitsluitend is terug te voeren op een afrondingsverschil van € 1. Hij is het eens met ’s Hofs oordeel dat de geconstateerde afrondingsfout gelijk is te stellen aan een zogenoemde evidente tel- en rekenfout, waarbij een wegingsfactor van 0,25 past. De omstandigheid dat belanghebbende in bezwaar en beroep diverse ongegrond verklaarde stellingen tegen de hoogte van de teruggaafbeschikking heeft aangevoerd, maakt dit niet anders.
middel 1berust op een verkeerde lezing van de uitspraak van het Hof, merkt belanghebbende op dat het Hof weliswaar oordeelt dat sprake is van één investeringsgoed, maar uit zijn overwegingen duidelijk wordt dat het Hof in zijn beoordeling een splitsing aanbrengt tussen de kosten van de zonnepanelen en de overige bouwkosten. Verder herhaalt belanghebbende zijn eerdere standpunten.
middel 2gaat hij voorbij aan de kern waarvoor het Richtsnoer pkv is vastgesteld, aldus belanghebbende. In het Richtsnoer is uitdrukkelijk aangegeven dat een lagere wegingsfactor alleen van toepassing is als het geschil uitsluitend betrekking heeft op de in onderdelen 1.2.2 en 1.2.3 van het Richtsnoer pkv vermelde geschilpunten. Nu de kern van dit geschil aanmerkelijk complexer is dan een evidente tel- en rekenfout, heeft het Hof de wegingsfactor niet conform de strekking van het Richtsnoer pkv vastgesteld.
4.Aftrek van voorbelasting met betrekking tot de overige bouwkosten (middel 1)
5.Wegingsfactor (proces)kostenvergoeding (middel 2)
TARIEF als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht
Bijlage: Richtsnoer proceskostenvergoeding
uitsluitendgaat over de in onderdeel 1.2.2 vermelde geschilpunten. Nu het geschil primair gaat over de vraag of en in hoeverre recht op aftrek van voorbelasting bestaat met betrekking tot de overige bouwkosten, begrijp ik wel dat belanghebbende niet begrijpt waarom het Hof voor zijn oordeel over de wegingsfactor (uitsluitend) naar 1.2.2 van het Richtsnoer pkv verwijst. Bij deze lezing van het middel, slaagt het.