ECLI:NL:PHR:2023:220

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
21/03571
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepplanten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die is veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De verdachte, geboren in 1990, werd op 18 augustus 2021 door het hof veroordeeld tot 60 uren taakstraf, subsidiair 30 dagen hechtenis. De zaak heeft betrekking op een hennepkwekerij die werd aangetroffen in de woning van de verdachte aan de [a-straat] te [plaats]. De politie had onderzoek gedaan naar een facilitator van hennepplantages, waarbij gebruik werd gemaakt van telefoontaps en observaties. Op 22 juli 2015 werd er een doorzoeking uitgevoerd in de woning, waar 168 hennepplantenbakken werden aangetroffen, maar geen planten. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de hennepkwekerij en geen feitelijke beschikkingsmacht over de planten, omdat de kwekerij zich in een afgesloten ruimte bevond. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte, als feitelijke bewoonster van de woning, op de hoogte moest zijn geweest van de hennepkwekerij. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof en verwierp het cassatieberoep, waarbij werd opgemerkt dat de verdachte niet alleen huurster maar ook feitelijk bewoonster was van de woning, en dat de kwekerij zich binnen haar machtssfeer bevond. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/03571

Zitting16 mei 2023
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 18 augustus 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.’, veroordeeld tot 60 uren taakstraf, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/03573 en 21/03574.In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten, beiden advocaat te Maastricht, hebben bij schriftuur en aanvullende schriftuur drie middelen van cassatie voorgesteld. [1]
4. Het
eersteen het
tweedemiddel klagen over de bewijsvoering. Voordat ik deze middelen bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de bewijsvoering en enkele passages uit de ter terechtzitting door de raadsman voorgedragen pleitnota weer.

Bewezenverklaring, bewijsvoering en standpunt verdediging

5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘1. zij in of omstreeks de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015, in [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [a-straat] , een hoeveelheid van in totaal 168 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.’
6. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
‘1. Het proces-verbaal voorlopige bevindingen [a-straat 1] d.d. 2 september 2015 inclusief de bijgevoegde ‘selectie uitdraai tapgesprekken’ (…), voor zover inhoudende:
(…)
ONDERZOEK TELECOMMUNICATIE [betrokkene 1]
In navolging van een bevel onderzoek telecommunicatie, als bedoeld in artikel 126MN van het Wetboek van Strafvordering, werd de telecommunicatie, gevoerd middels het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] , opgenomen en afgeluisterd. Hierbij werd vastgesteld dat [betrokkene 1] de gebruiker is van het genoemde telefoonnummer.
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
Hey [betrokkene 1] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [betrokkene 1]], kan je morgenochtend voor mij ergens stroom afsluiten hier in de buurt?
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
En erna weer aansluiten
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Inhoud SMS:
Dat kan, hoe laat?
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
Bij die vriend van mij in [plaats] . 12.00 uur bij hem zijn en erna weer om 16.00 uur
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
12
uur afsluiten 16.00 uur aansluiten.
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Inhoud SMS:
Ok.
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
Ok, tot morgen dan.
(…)
Datum: 08-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Samenvatting:
[betrokkene 1] wordt gebeld door NN-man […] . NN-man wil met [betrokkene 1] afspreken bij McDonalds om 12.00 uur. Ze gaan naar die vriend van NN-man. [betrokkene 1] heeft een lift nodig. NN-man vraagt of hij hem moet komen ophalen bij de McDonalds in Heerlen. [betrokkene 1] heeft helemaal geen vervoer. [betrokkene 1] zegt: ‘ken je de [b-straat] in [plaats] '. Man komt hem halen. [betrokkene 1] moet hem het adres sturen. [betrokkene 1] zegt hoe laat over een half uur. NN-man zegt dat die vriend om 2 uur controle krijgt en dat het van te voren moet worden afgesloten en na de controle weer aansluiten.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2015 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In het onderzoek Voltage, uitgevoerd door de districtsrecherche Parkstad, wordt onderzoek gedaan naar een zogenaamde facilitator van hennepplantages, zijnde een stroomaanlegger/elektricien, te weten: [betrokkene 1] , wonende te [plaats] , [c-straat 1] .
In het kader van dat onderzoek wordt de GSM van [betrokkene 1] , nummer 06- [telefoonnummer 1] , getapt. Tijdens telefonische contacten op 7 en 8 juni 2015 tussen bovengenoemd nummer en nummer 06- [telefoonnummer 2] bleek dat [betrokkene 1] werd gevraagd bij een vriend van 06- [telefoonnummer 2] in [plaats] de stroom af te sluiten en die dag ook weer aan te sluiten. [betrokkene 1] zou worden opgehaald.
Door mij werd op 8 juni 12.10 uur postgevat nabij de woning van [betrokkene 1] . Om 12.25 uur die dag zag ik dat [betrokkene 1] , kennelijk vanuit zijn woning aan kwam lopen en stilstond op het trottoir kruising [c-straat] - [b-straat] te [plaats] .
Ik zag dat direct hierop een witte bestelauto, Renault Kangoo, voorzien van Belgisch kenteken [kenteken] , vanuit de [c-straat] aan kwam rijden en bij [betrokkene 1] stopte. Ik zag dat [betrokkene 1] als bijrijder in deze auto stapte. Ik zag dat deze auto toen wegreed. Ik zag dat deze auto even later via de [b-straat] , de [d-straat] en de [e-straat] de oprit van de autoweg N281 richting Antwerpen opreed. Deze bevindingen werden door mij telefonisch doorgegeven aan het observatieteam die het desbetreffende voertuig kort hierop oppikte op de autosnelweg A76.
3. Het proces-verbaal van observatie d.d. 12 juni 2015 (…), voor zover inhoudende als waarnemingen van het Team Observatie en Techniek (LB):
(…)
Betreft: observatie
Personalia subject(en): [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1965, nader te noemen [betrokkene 1] . Wij, verbalisanten L109, L115, L135, L138, L160 en L117, werkzaam bij de Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, verklaren het volgende:
Wij hebben op maandag 8 juni 2015 tussen 12.40 uur en 15.35 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
12.4
uur, verbalisant L115
Ik zag dat de Renault, type Kangoo, kleur wit en voorzien van het Belgische kenteken [kenteken] , reed over de Rijksweg A76 ter hoogte van Schinnen. Deze zal verder in dit proces-verbaal Kangoo [kenteken] worden genoemd.
12.56
uur, verbalisant L109
Ik zag dat de Kangoo [kenteken] werd geparkeerd op de [a-straat] te [plaats] . Ik zag dat [betrokkene 1] als passagier uitstapte met een metalen gereedschapskoffer. Ik zag dat de bestuurder een NN man was. De NN man zal verder in dit proces-verbaal NN1 worden genoemd. Ik zag dat [betrokkene 1] en NN1 bij pand [a-straat 1] te [plaats] aanbelden en naar binnen gingen.
4. Een ander geschrift, te weten een rapportage bevindingen netmeting van Enexis d.d. 23 juni 2015 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van Enexis-inspecteur [betrokkene 2] :
(…)
Op verzoek van de politie is er een netmeting verricht op de hoofdkabel [001] van [a-straat] te [plaats] .
- Op deze hoofdkabel [001] zijn aangesloten de huisnummers […] tot en met huisnummer […] van de [a-straat] te [plaats] .
- Op deze netmeting is duidelijk een inschakelmoment en uitschakelmoment te zien.
- Het tijdstip van inschakelen is 19.20 uur en het tijdstip van uitschakelen is 7.11 uur. (Zie rode lijn).
- Deze steeds weer terugkerende tijdstippen zouden kunnen duiden op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien.
(…)
Begindatum: 10 juni 2015
Einddatum: 23 juni 2015
5. Een ander geschrift, te weten een rapportage bevindingen netmeting van Enexis d.d. 17 juli 2015 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van Enexis-inspecteur [betrokkene 2] :
(…)
Op verzoek van de politie is er een netmeting verricht op de hoofdkabel [001] van [a-straat] te [plaats] .
- Op deze hoofdkabel [001] zijn aangesloten de huisnummers […] tot en met huisnummer […] van de [a-straat] te [plaats] .
- Op deze netmeting is duidelijk een inschakelmoment en uitschakelmoment te zien.
- Het tijdstip van inschakelen is 19.20 uur en het tijdstip van uitschakelen is 7.11 uur. (…).
- Deze steeds weer terugkerende tijdstippen zouden kunnen duiden op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien.
(…)
Begindatum: 27 juni 2015
Einddatum: 17 juli 2015
6. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 augustus 2015 (…) met daarin gerelateerde foto’s (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(…)
Aanleiding onderzoek
Op woensdag 22 juli 2015 omstreeks 08.30 uur stelden wij een onderzoek in op het adres [a-straat 1] , [postcode] [plaats] , binnen de gemeente [plaats] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op het genoemde adres staan als volwassenen volgens de GBA ingeschreven:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1987
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboorteland : [geboorteplaats]
Nationaliteit : Nederlandse
BSN : [BSN 1]
en
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1990
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboorteland : [geboorteplaats]
Nationaliteit : Duitse
BSN : [BSN 2]
(…)
Binnentreden woning
In voornoemde woning werd op woensdag 22 juli 2015, omstreeks 09.00 uur, binnengetreden.
(…)
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. Het pand betreft een benedenwoning.
Kweekruimte
Na het binnentreden zagen wij het volgende:
In een kamer, aan de achterzijde van de woning, bevond zich een hennepkwekerij zonder hennepplanten (foto’s 5 t/m 20, 25 t/m 33, 35 t/m 38 en 40). Kennelijk waren de hennepplanten reeds geoogst. Na telling zag ik, [verbalisant 2] , dat er 157 plantenbakken stonden die gevuld waren met potgrond (foto 35). Ook zag ik dat er nog 11 plantenbakken aanwezig waren die niet gevuld waren. In totaal stonden er 168 plantenbakken. Per m² stonden er 25 plantenbakken. In totaal hingen in de kweekruimte 9 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter. (foto’s 14 en 32). De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 24,0 graden Celsius.
In de kweekruimte zagen wij resten van hennepblaadjes liggen (zie pijlen op de foto’s 11, 17, 38 en 40).
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het resten van hennepplanten waren. Ik, [verbalisant 2] , stelde een monster van de aangetroffen resten van hennepblaadjes veilig. Dit monster testte ik met gebruikmaking van de MMC Cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
(…)
Als verdachten zijn aangemerkt:
Verdachte 1 : [medeverdachte]
Reden verdenking : Hij staat op het adres [a-straat 1] te [plaats] ingeschreven, werd in het pand aangetroffen en woont daar.
Verdachte 2 : [verdachte]
Reden verdenking : Zij staat op het adres [a-straat 1] te [plaats] ingeschreven, werd in het pand aangetroffen, woont daar.
7. Een ander geschrift, te weten een huurovereenkomst betreffende de zelfstandige woonruimte aan de [a-straat 1] te [plaats] d.d. 28 september 2011 (…), voor zover inhoudende:
(…)
[verdachte] , geboortedatum: [geboortedatum] 1990
hierna te noemen: “huurder”. Verhuurder verklaart te verhuren aan huurder die in huur aanneemt, de zelfstandige woonruimte, gelegen aan de [a-straat 1] , [postcode] te [plaats] , hierna te noemen: “het gehuurde”. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, ingaande op 28-09-2011.
8. Een ander geschrift, te weten de aangifte van Enexis B.V. d.d. 28 juli 2015 (…), voor zover inhoudende:
(…)
Pleegplaats : [plaats]
Adres : [a-straat 1]
Postcode : [postcode]
Enexis B.V. heeft met een persoon/bedrijf genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 2] van korps Eenheid Limburg is op 22 juli 2015 door fraude-inspecteur [betrokkene 3] van Enexis B.V., een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel.
Als in deze aangifte wordt gesproken over hennepplantage en/of hennepplanten, hennepstekjes, hennepstekkerij en/of hennepresten, kan ik mededelen dat voornoemde fraude-inspecteur en politieambtenaar hebben verklaard dat zij dit herkenden aan de hen bekende kleur en vormgeving en dat zij daarbij de hen bekende, typische, geur van hennep roken.
(…)
In bijgevoegd dossier is sprake van één of meer eerdere kweken. Deze eerdere kweken zijn gebaseerd op de indicatoren welke genoemd worden in het document “indicatoren hennepkwekerij”.
(…)
Indicatoren gebruik hennepplantage
Adres : [a-straat 1] , [postcode] [plaats]
Bezochte ruimte : Slaapkamer achter klein
Stof op kappen van armatuur van de assimilatielampen : Ja
Droog materiaal, hennep op de grond : Ja
9. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 4 augustus 2015 (…) met daarin gerelateerde foto’s (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(…)
Ontnemingsperiode
Van 29 april 2015 tot 22 juli 2015. Deze periode beslaat 12 weken. In de hennepkwekerij werd onder andere twee slakkenhuisvéntilatoren aangetroffen. Hierop stonden de productiedatums 11/15 (foto 43) en 16/15 (Hiervan is geen foto gemaakt). Dit zijn de weken 11 en 16 in 2015. Week 16 is de periode van 13 april 2015 t/m 19 april 2015.
(…)
Aantal kweekruimtes : 1
Vaststelling opbrengst per oogst in de kweekruimte
Aangetroffen planten/potten:
In de kweekruimte stonden minimaal 168 potten. 157 potten waren gevuld met potgrond. 11 potten waren nog leeg. Ik stelde dit vast door de potten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 6,8 m2. Per m2 stonden er 25 hennepplanten en/of potten.
(…)
Hennepresten
Verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op de vloer achter de toegangsdeur van de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond en achter de houten lat die gebruikt werd als opstaande rand waarover het grondzeil (folie) lag (zie pijlen op foto’s 11, 17, 38 en 40).
Stof op voorwerpen
Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen.
In de kweekruimte stond een bezem. Kennelijk was hiermee het vervuilde grondzeil (folie) schoongeveegd (foto’s 7 en 8).
Op het grondzeil (folie) waren de afdrukken/indrukken zichtbaar van potten die daar gestaan hadden, terwijl op de opstaande randen van het zeil (folie) geen afdrukken/indrukken van potten zichtbaar waren. Kennelijk hebben daar eerder gevulde potten op het grondzeil (folie) gestaan.’
7. Het hof heeft inzake de bewezenverklaring het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
‘Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat zich in het dossier geen bewijs bevindt voor actieve betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep. Ook is onvoldoende bewijs voor het aanwezig hebben van hennepplanten, nu de verdachte geen wetenschap en geen feitelijke beschikkingsmacht had over de hennepplanten. De wetenschap ontbrak bij de verdachte omdat zij niets heeft gehoord, gezien of geroken van de hennepkwekerij. Bovendien is een kweekruimte zonder planten aangetroffen, zodat van een waarneembare hennepgeur geen sprake kon zijn. Daarnaast had de verdachte geen feitelijke beschikkingsmacht over de hennepplanten, nu de hennepkwekerij zich bevond in een afgesloten kamer waarvan zij niet over een sleutel beschikte. Tot slot had de verdachte geen reden om in die ruimte te zijn, nu daar geen persoonlijke spullen van haar lagen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. Door de politie is onderzoek gedaan naar een facilitator van hennepkwekerijen, te weten [betrokkene 1] . In het kader van dat onderzoek werd onder andere gebruikgemaakt van een telefoontap. Er zijn verschillende telefonische contacten opgemerkt tussen het telefoonnummer van [betrokkene 1] en het telefoonnummer van een onbekende persoon. Naar aanleiding van de inhoud van die contacten is [betrokkene 1] geobserveerd door een observatieteam. Het observatieteam ziet hem binnengaan bij het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] . Dit is het pand waar – onder meer – de verdachte stond ingeschreven en woonachtig was. Naar aanleiding van dit een en ander rees het vermoeden dat in dat pand een hennepplantage aanwezig was. In dat verband zijn ook netmetingen uitgevoerd door Enexis B.V., die dat vermoeden bevestigden. Uit die netmetingen bleek dat duidelijke in- en uitschakelmomenten (van tijdschakelaren) aanwezig waren, wat kan duiden op het bestaan van een hennepkwekerij. Uiteindelijk werd op 22 juli 2015 aan de [a-straat 1] binnengetreden. Ter plaatse werd in een kamer aan de achterzijde van de woning een hennepkwekerij aangetroffen zonder hennepplanten. Er stonden in totaal 168 plantenbakken. De hennepplanten waren kennelijk geoogst, nu er ook hennepresten zijn aangetroffen.
Het hof stelt voorop dat voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten is vereist dat kan worden vastgesteld dat de hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden en dat de verdachte daarvan ook – een zekere mate van – wetenschap had. Daaronder wordt mede begrepen voorwaardelijk opzet, waarbij de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van de desbetreffende hennepplanten heeft aanvaard.
In het onderhavige geval was de verdachte feitelijk bewoonster van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] , waar een hennepkwekerij is aangetroffen.
De stelling van de verdediging dat de verdachte wetenschap noch beschikkingsmacht over de hennepplanten had, omdat de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond zou zijn afgesloten en de verdachte nooit over de sleutel van die ruimte zou hebben beschikt, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig. Het hof stelt vast dat het gaat om een benedenwoning waarbij de kwekerij zich bevond in een kamer aan de achterzijde. De kwekerij was volledig ingericht. Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof tevens vast dat sprake is geweest van (ten minste) één oogst. De verdachte huurde de woning al per 28 september 2011, te weten een lange tijd voordat de hennepkwekerij daarin werd aangetroffen. Bovendien heeft zij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de woning klein was. Nu de verdachte de woning feitelijk met haar partner en twee kinderen bewoonde, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat zij op de hoogte is geweest van de inrichting van en vervolgens het in werking zijn van de hennepkwekerij, onder meer gelet op de hoeveelheid goederen die de woning zijn binnengebracht, de duur van de werkzaamheden bij gelegenheid van de opbouw van de hennepkwekerij en het lawaai daarvan alsmede – hetgeen als feit van algemene bekendheid mag worden beschouwd – de geur die de hennepplanten verspreiden en het geluid van bijvoorbeeld de afzuigingsinstallatie.
Nu de verdachte niet alleen huurster maar ook feitelijk bewoonster van die woning was, bevonden de kwekerij en de daarin aanwezige planten zich ook binnen haar machtssfeer.
Het hof verwerpt derhalve het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.’
8. De raadsman van de verdachte heeft op de terechtzitting van 4 augustus 2021 het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig een aan het hof overgelegde pleitnota, die onder meer het volgende inhoudt:
‘De vraag die vervolgens nog ter beantwoording aan U, Edelgrootachtbaar College, voorligt, is of cliënte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad.
Uit de jurisprudentie blijkt dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben zowel wetenschap alsmede (feitelijke) beschikkingsmacht is vereist.
De verweten gedraging ziet op het in vereniging aanwezig hebben van hennepplanten. Voor een bewezenverklaring daarvan is een vorm van gezamenlijke machtsuitoefening vereist.
Ik verwijs naar:
Hof Amsterdam 12 november 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:4717)
(…)
HR 2 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2572)
(…)
Hof Den Bosch 27 mei 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:1926)
(…)

BEWIJSVERWEER: GEEN BEWIJSBARE WETENSCHAP NOCH FEITELIJKE BESCHIKKINGSMACHT

Cliënte was er niet van op de hoogte dat in de woning een hennepkwekerij door haar vriend werd opgezet.
Het plan om een hennepkwekerij op te starten was van haar partner en hij was – zonder haar medeweten, laat staan goedkeuring – verantwoordelijk voor de opbouw hiervan.
Opbouw die plaatsvond op momenten dat zij niet thuis was. Juist in deze fase was ze met haar jonge kinderen veel buitenshuis en bij familie. Gelet op het geringe oppervlakte van het appartement in samenhang met jonge kinderen allesbehalve vreemd.
Cliënte heeft nimmer iets gehoord, gezien of – mochten er naar het oordeel van uw Hof al op enig moment planten hebben gestaan – geroken.
Haar verklaring op dit punt vindt geen weerlegging in het dossier.
- Er zijn geen DNA sporen en/of dacty die haar verklaring weerleggen en er zijn geen belastende getuigenverklaringen op basis waarvan wetenschap – ook niet in voorwaardelijke zin – kan worden vastgesteld.
- Uit het dossier blijkt dat er een kweekruimte zonder planten werd aangetroffen. Van een waarneembare hennepgeur kón derhalve geen sprake zijn.
- Uit de inhoud van het dossier volgt voorts niets aan overige omstandigheden ter plekke op basis waarvan zij "
zou hebben moeten geweten".
Zelfs indien u van oordeel bent dat cliënte wetenschap had – al dan niet in. voorwaardelijke zin – dan kan feitelijke beschikkingsmacht op basis van dit dossier niet worden vastgesteld.
Het enkele feit dat cliënte in hetzelfde pand woonachtig is en ingeschreven staat is daartoe ontoereikend.
In dat kader wordt verwezen naar een arrest van het hof Amsterdam d.d. 17 november 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:3148). Ik citeer:
"Vast staat dat de verdachte afwist van de aanwezigheid van de hennep en planten in de woning en zich daar niet van heeft gedistantieerd. Verdere betrokkenheid bij het aanwezig hebben van hennep is niet komen vast te staan.Nu niet alleen de verdachte, maarook de medeverdachte in de woning zijn hoofdverblijf had en de medeverdachte zich met de hennep bezighield, is niet bewezen dat de verdachte als pleger of medepleger de hennep aanwezig heeft gehad (vgl. HR 29 september 2015 ECLI:NL:HR:2015:2861; zie ook HR 19 november 2019 ECLI:NL:HR:2019:1812).De verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van (het medeplegen van) het opzettelijk aanwezig hebben van hennep."
Wetenschap én feitelijke beschikkingsmacht worden uitdrukkelijk betwist.
Ten aanzien van het laatste vereiste wordt tot slot opgemerkt dat de (plantloze) hennepkwekerij zich bevond in een afgesloten kamer, een ruimte waar cliënte niet kwam en ook niet kon komen daar zij niet over een sleutel beschikte die toegang gaf tot de kweekruimte.
Zij had ook geen reden daar te komen, persoonlijke spullen lagen er niet.

CONCLUSIE

Het bewijs ter zake van het opzettelijk aanwezig hebben van de hennep ontbreekt, omdat de vereiste wetenschap noch de (feitelijke) beschikkingsmacht niet uit de bewijsmiddelen blijkt. Cliënte dient om die reden te worden vrijgesproken.

De middelen

9. Het
eerstemiddel bevat de klacht dat het hof de alternatieve lezing van de verdachte dat zij geen toegang had tot de ruimte waarin de in haar woning aangetroffen hennepplanten zich bevonden onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het hof de alternatieve lezing van de verdediging ongeloofwaardig acht, omdat uit feitelijke omstandigheden blijkt dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in haar woning, terwijl dat nog niet met zich meebrengt dat zij ook toegang moet hebben gehad tot de ruimte waarin de hennepplanten zich bevonden. Het
tweedemiddel bevat de klacht dat het oordeel van het hof dat de verdachte hennepplanten aanwezig heeft gehad onvoldoende, althans niet begrijpelijk is gemotiveerd. De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
10. Als een verdachte het tenlastegelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen, die niet met een bewezenverklaring zou stroken, zal de rechter – indien hij tot een bewezenverklaring komt – die aangedragen alternatieve gang van zaken moeten weerleggen. Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. [2]
11. Van ‘aanwezig hebben’ in de zin van artikel 3 onder C Opiumwet kan slechts sprake zijn als de betreffende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. [3] Vereist is niet dat de middelen aan de verdachte (in eigendom) toebehoorden. [4] De term ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet veronderstelt evenmin dat sprake is van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de middelen. [5]
12. Het hof heeft de stelling van de verdediging dat de verdachte wetenschap van noch beschikkingsmacht over de hennepplanten had, omdat de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond zou zijn afgesloten en de verdachte nooit over de sleutel van die ruimte zou hebben beschikt, ‘volstrekt ongeloofwaardig’ geacht. Het heeft vastgesteld dat het gaat om een benedenwoning waarbij de kwekerij zich bevond in een kamer aan de achterzijde, dat de kwekerij volledig was ingericht, dat er sprake is geweest van (ten minste) één oogst, en dat de verdachte de woning al per 28 september 2011 en daarmee lange tijd voordat de hennepkwekerij daarin werd aangetroffen, huurde. Het hof overweegt voorts dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat de woning klein was en dat de verdachte de woning feitelijk met haar partner en twee kinderen bewoonde, zodat het niet anders kan zijn dan dat zij ‘op de hoogte is geweest van de inrichting van en vervolgens het in werking zijn van de hennepkwekerij, onder meer gelet op de hoeveelheid goederen die de woning zijn binnengebracht, de duur van de werkzaamheden bij gelegenheid van de opbouw van de hennepkwekerij en het lawaai daarvan alsmede - hetgeen als feit van algemene bekendheid mag worden beschouwd - de geur die de hennepplanten verspreiden en het geluid van bijvoorbeeld de afzuigingsinstallatie’. Het hof overweegt vervolgens dat nu de verdachte niet alleen huurster maar ook feitelijk bewoonster van de woning was, de kwekerij en de daarin aanwezige planten zich ook binnen haar machtssfeer bevonden.
13. Uit deze vaststellingen en overwegingen volgt dat de feitenconstellatie in de onderhavige zaak op een aantal punten verschilt van die in het door de raadsman genoemde arrest van 2 september 2014. [6] Het hof had in die zaak een verklaring van de verdachte tot het bewijs gebezigd die inhield dat hem was aangeboden dat hij voor niets mocht wonen in de woning waar later de hennepkwekerij was aangetroffen, en dat hij in die woning alleen gebruik mocht maken van de woonkamer, een slaapkamer en de badkamer. De raadsman had aangevoerd dat ‘ten tijde van de doorzoeking is gebleken dat de ruimtes waarin de hennepplanten stonden waren afgesloten, deze niet toegankelijk waren voor de verdachte en hij mitsdien niet over de planten kon beschikken’. Uw Raad oordeelde dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte een groot aantal hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad, ‘mede in het licht van hetgeen door de raadsman van de verdachte is aangevoerd en van de omstandigheid dat het Hof de juistheid van de stellingen van de verdachte in het midden heeft gelaten’, niet zonder meer kon worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsvoering. In de onderhavige zaak is niet een verklaring van de verdachte voor het bewijs gebezigd en is niet (gesteld dat) sprake (is) van onderhuur van een paar kamers. Het hof heeft de juistheid van de stelling dat de verdachte nooit zou hebben beschikt over een sleutel van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen voorts niet in het midden gelaten.
14. In ’s hofs overwegingen ligt besloten dat en waarom het hof tot het oordeel is gekomen dat het ‘volstrekt ongeloofwaardig’ is dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de hennepplanten. Dat oordeel, en daarmee de verwerping van de ‘alternatieve lezing’ van de verdachte, komt mij niet onbegrijpelijk voor en is toereikend gemotiveerd.
15. Het eerste middel faalt.
16. Het hof heef uit de vastgestelde feiten en omstandigheden voorts kunnen afleiden dat de verdachte hennepplanten aanwezig heeft gehad. Ik wijs daarbij in het bijzonder op de vaststellingen dat de verdachte huurster en feitelijk bewoonster van de woning was en dat het ging om een benedenwoning waarbij de kwekerij zich bevond in een kamer aan de achterzijde. En dat de verdachte heeft verklaard dat de woning klein was, en dat zij deze met haar partner en twee kinderen bewoonde. ’s Hofs oordeel dat de verdachte hennepplanten aanwezig heeft gehad is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
17. Ook het tweede middel faalt.
18. Het
derde, bij aanvullende cassatieschriftuur voorgestelde, middel bevat de klacht dat de advocaat-generaal bij het hof, die in de onderhavige zaak bevoegdheden heeft uitgeoefend die bij wet aan de advocaat-generaal zijn toegekend, niet juist was beëdigd. Uit de toelichting op het middel kan worden afgeleid dat het zou gaan om dezelfde onvolkomenheden bij de beëdiging als die welke aan de orde waren in het arrest dat Uw Raad op 21 oktober 2022 naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet van P-G Bleichrodt heeft gewezen. [7]
19. In dat arrest heeft Uw Raad overwogen dat de omstandigheid ‘dat een advocaat-generaal op de zitting waarbij zijn beëdiging tot rechterlijk ambtenaar aan de orde was, zich heeft bediend van de tekst van de eed of belofte voor een rijksambtenaar in plaats van de tekst van de eed of belofte voor een rechterlijk ambtenaar’, niet tot gevolg heeft ‘dat die advocaat-generaal niet zou kunnen worden aangemerkt als een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onder b aanhef en onder 6°, Wet RO, en daarom niet zou zijn gerechtigd tot de uitoefening van de hem in de wet opgedragen taken en bevoegdheden als advocaat-generaal’ (rov. 5.10.3). Uit het arrest volgt daarmee dat het middel niet tot cassatie kan leiden.
20. Het middel faalt.
21. Alle middelen falen en kunnen met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
22. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De aanvullende schriftuur is ingediend binnen een nadere termijn die liep tot en met 23 augustus 2022. Deze nadere termijn is op 9 augustus 2022 door de rolraadsheer verleend.
2.HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359,
3.HR 15 september 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC4312,
4.HR 28 mei 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC8903,
5.HR 23 september 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC6985,
6.HR 2 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2572. Vgl. ook HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2861, waarin de verdachte twee maanden had ‘verbleven’ in het pand waarin de hennepkwekerij was aangetroffen. In zijn aan het arrest voorafgaande conclusie merkt A-G Vellinga op dat de verdachte twee maanden in het pand ‘logeerde’. En het hof had een verklaring van de verdachte voor het bewijs gebezigd, inhoudend ‘In de woning waren twee ruimtes afgesloten maar ik wist niet waarom’. Zie ook HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1545, waarin Uw Raad overwoog dat het hof de juistheid in het midden had gelaten ‘van het verweer dat de verdachte niet in het desbetreffende pand, maar in de woning van haar partner verbleef’.
7.HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438,