Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
(...)
Het hof merkt op dat in de badkamer - die bij de verdachte in gebruik was - acht voorschakelapparaten, een ventilator en een jerrycan met plantenvoeding zijn aangetroffen.
Wat er zij van de juistheid van de verklaring van de verdachte dat hij van ene [betrokkene 1], van wie verder geen gegevens bekend zijn geworden, uit louter naastenliefde onderdak in de woning had gekregen, het hof waardeert tegen de achtergrond van verdachtes eerdere bemoeienis met hennep, en mede gelet op de hiervoor vermelde in redelijkheid niet te negeren aanwijzingen die op hennepkweek duiden (het zwarte zeil, de zilverkleurige buizen en de voorschakelapparatuur, de ventilator en de plantenvoeding in de badkamer), de verklaring van de verdachte (zoals hiervoor op onderdelen weergegeven) aldus dat hij minst genomen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van hennepplanten in het bestek van een kwekerij. Het hof leidt daaruit af dat de verdachte, die als enige in de woning verblijf hield, de in de woning aangetroffen hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Nu het hof - behalve het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten - de overige tenlastegelegde handelingen niet bewezen zal verklaren, kan het verweer van de raadsman wat die handelingen betreft onbesproken blijven.
Ten aanzien van het bewijs van dat aanwezig hebben overweegt het hof nader als volgt. De verdachte heeft gedurende enkele maanden alleen en zelfstandig een woning bewoond waarin een over meer ruimtes verspreide hennepkwekerij is aangetroffen. Met inachtneming van hetgeen het hof omtrent het opzet van de verdachte heeft overwogen bevonden de hennepplanten zich naar het oordeel van het hof binnen de machtssfeer van de verdachte en heeft hij planten mitsdien aanwezig gehad. Het enkele door de verdachte gestelde feit - ook indien van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan - dat de ruimtes waarin de hennepplanten in die woning gedurende verdachtes gebruik van en verblijf in die woning op grond van een aan hem gegeven instructie en/of het niet-beschikken over een sleutel voor hem feitelijk niet althans niet onbelemmerd vrij toegankelijk waren maken dat oordeel niet anders; deze ruimtes bevonden zich immers in de door de verdachte bewoonde woning. Het hof verwerpt derhalve ook dit onderdeel van het verweer van de raadsman."
4.Slotsom
5.Beslissing
2 september 2014.