ECLI:NL:HR:2019:1812

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
17/06015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en opzet tot gelegenheid verschaffen in gezamenlijke woning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1970, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt, omdat zij samen met haar man, de medeverdachte, hoofdbewoner en mede-eigenaar was van de woning waarin de hennepkwekerij was gevestigd. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft tot het telen van hennep door de gezamenlijke woning ter beschikking te stellen aan haar man. De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het Hof niet toereikend was gemotiveerd. Het Hof had geen concrete omstandigheden vastgesteld die erop wezen dat de verdachte actieve gedragingen had verricht die gelegenheid verschaften tot hennepteelt. De enkele constatering dat zij de ruimtes ter beschikking had gesteld, was onvoldoende, aangezien haar man als mede-eigenaar al toegang had tot die ruimtes. Bovendien was bekendheid met de hennepteelt door haar man niet automatisch voldoende om een rechtsplicht voor de verdachte te creëren om deze te beletten of te beëindigen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/06015
Datum19 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 april 2017, nummer 22/001741-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het telen van hennep.
2.2.1
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bevestigd. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“[medeverdachte] in de periode van 1 september 2014 tot en met 14 december 2014 te Delft opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid van (ongeveer) 510 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 14 december 2014 te Delft, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door de gezamenlijke woning van [medeverdachte] en verdachte, zijnde voornoemd pand, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 maart 2016, voor zover luidende – zakelijk weergegeven -:
Ik wist dat er een hennepkwekerij was.
2. uit het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014324731, van de politie eenheid Den Haag, district Delft/Pijnacker/Nootdorp, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 314):
2.1
het proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. PL1500-2014324731-21, d.d. 16 december 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende (blz. 189):
Ik geloof dat er 1 of 2 oogsten zijn geweest.
2.2
een geschrift, te weten een bouwkundig rapport inzake Nationale Hypotheek Garantie van 28 augustus 2014 (blz. 100) voor zover inhoudende:
Ten tijde van de inspectie op donderdag 28 augustus 2014 hing op de zolder van de woning aan de [a-straat 2] te [plaats] een sterke ‘wietlucht’. Niet achterhaald kon worden waar deze lucht vandaan kwam.
2.3
het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, nr. PL1500-2014324731-1, d.d. 17 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, als relaas van de opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende:
(...)
Controle GBA
Op het adres [a-straat 1], [postcode] [plaats] staat ingeschreven:
[verdachte]
(...)
In voornoemde woning werd op maandag 15 december 2014 (...) binnengetreden.
(...)
In kweekruimte 1 stonden in 240 hennepplanten, (p. 6)
In kweekruimte 2 stonden 270 hennepplanten, (p. 6).
2.4
het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van de politie Den Haag Dienst Regionale Recherche Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing Narcotica, nr. PL 1500-2014324731-N, d.d. 18 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende p. 95 A):
Op woensdag 18 februari 2015, hebben wij in het bureau forensische Opsporing (BFO) te Voorburg, een gedeelte van de op 15 december 2014, in perceel [a-straat 1] te [plaats], in beslag genomen hennepplanten onderzocht.
Het betrof vrouwelijke hennepplanten van het geslacht Cannabis.
Het is ons verbalisant als narcotica experts uit jarenlange ervaring bekend dat de vrouwelijke hennepplanten ook wel nederwiet worden genoemd. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
2.5
het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], nr. PL 15 00-2014324731- 22,
d.d. 16 december 2014, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende (blz. 154 en 158):
Ik woon aan de [a-straat 1] te [plaats]. In 2014 is de bouw van de hennepkwekerij gestart. Ik verzorgde de planten.”
2.2.3
Het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank houdt ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende in:
“Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] hoofdbewoner van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats]. Als één van de hoofdbewoners en mede-eigenaar van de woning had zij de beschikking over dit pand. De rechtbank is van oordeel dat zij - als volwassen vrouw - de mogelijkheid heeft gehad om andere keuzes te maken. Zij heeft er evenwel voor gekozen twee ruimtes in de woning aan [medeverdachte] ter beschikking te stellen voor het kweken van hennep en heeft daarmee gelegenheid verschaft tot het plegen van het misdrijf.
Verdachte heeft zich zodoende schuldig gemaakt aan medeplichtigheid. Zij wist immers dat er een hennepkwekerij in de woning werd aangelegd en zij heeft deze situatie vervolgens in stand gelaten. Het opzet van verdachte is aldus gericht geweest op het verschaffen van de gelegenheid tot het plegen van het misdrijf én op het misdrijf zelf, zodat is voldaan aan het vereiste van de dubbele opzet."
2.3
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] als hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning aan de [a-straat 1] te [plaats] de beschikking had over dat pand, [medeverdachte] betrokken was bij een hennepkwekerij die was gevestigd in twee ruimtes in de woning waar hij de daar gekweekte planten verzorgde en de verdachte wist van die hennepkwekerij, maar deze situatie in stand heeft gelaten. Het Hof heeft op basis van deze vaststellingen bewezenverklaard dat de verdachte aan [medeverdachte] opzettelijk "gelegenheid heeft verschaft" tot het telen van hennep. Dat oordeel is daarmee echter niet toereikend gemotiveerd. Het Hof heeft immers geen omstandigheden vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van de verdachte gelegenheid verschaften tot de hennepteelt door [medeverdachte] in de woning. De enkele, niet nader geconcretiseerde overweging van het Hof dat de verdachte de ruimtes aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld, maakt dat niet anders, in aanmerking genomen dat zij met [medeverdachte] hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning was zodat [medeverdachte] kennelijk die ruimtes reeds ter beschikking had. Daarbij komt dat ook bekendheid met het telen van hennep door [medeverdachte], anders dan het Hof met de verwijzing naar het in stand laten van de situatie kennelijk voor ogen stond, niet zonder meer voldoende is voor het doen ontstaan van een rechtsplicht voor de verdachte tot het beletten of (doen) beëindigen daarvan.
2.4
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2019.