3.3Het arrest van het hof houdt het volgende in:
“Bespreking van het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Aan dit standpunt ligt de stelling ten grondslag dat de uitzonderlijke feiten en omstandigheden rondom het politieverhoor rechtvaardigen dat aan de niet-aangehouden verdachte hetzelfde recht behoorde toe te komen als aan een aangehouden minderjarige verdachte, aangezien de verdachte op het tijdstip van verhoor uit anderen hoofde gedetineerd was en het verhoor niet vooraf is aangekondigd en de voogd evenmin van het verhoor op de hoogte is gesteld. Het gaat dan in het bijzonder om het recht op (gefinancierde) consultatie- en verhoorbijstand door een raadsman. Aangezien de verdachte van dat recht geen gebruik heeft kunnen maken, is er in de visie van de verdediging sprake van een onherstelbaar vormverzuim waardoor de verdachte in zijn recht op een eerlijk proces is geschaad. Gelet op de ernst van het vormverzuim dient de op 26 oktober 2019 tegenover de politie afgelegde (bekennende) verklaring van de verdachte van het bewijs te worden uitgesloten. Het bewijs dat resteert is onvoldoende om op grond daarvan tot een bewezenverklaring van het feit te kunnen komen, aldus de verdediging.
Met het oog op het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, stelt het hof op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, waaronder de stukken in het dossier, het volgende vast.
Op 4 april 2019 werd [aangever] door twee jongens in de buurt van zijn woning te [plaats] mishandeld. De jongens duwden/trokken hem naar de grond. Terwijl [aangever] op de grond lag, schopten zij hem meerdere malen met geschoeide voet tegen zijn hoofd. Ook sloegen zij hem met kracht tegen zijn hoofd, [aangever] werd naar het ziekenhuis vervoerd. Daar constateerde men dat [aangever] zwellingen in zijn gezicht en een gebroken neus had. Er was ook een stuk van zijn tand afgebroken.
Op 7 april 2019 heeft [aangever] aangifte van de mishandeling gedaan, waarna op 10 april 2019 en 15 april 2019 respectievelijk de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zijn gehoord. Op 10 september 2019 heeft TV West beelden uitgezonden die afkomstig waren van een bewakingscamera in de buurt van de plaats delict. Op die beelden waren twee jongens te zien die voldeden aan de signalementen die aangever [aangever] van de respectievelijke daders had opgegeven. Tijdens die uitzending is aandacht gevraagd voor de twee jongens die [aangever] mogelijk zwaar zouden hebben mishandeld.
Op 25 september 2019 heeft een medewerkster van [A] aan verbalisant [verbalisant 1] een e-mailbericht verzonden, inhoudende de mededeling dat zij elkaar zojuist hadden gesproken over de vermissing van de verdachte, de melding was op 23 september 2019 gedaan. Voorts stond daarin het adres van de broer van de verdachte en een link naar bovengenoemde uitzending van TV West.
Op 8 oktober 2019 heeft verbalisant [verbalisant 2] telefonisch contact opgenomen met voornoemde medewerkster van [A] . Laatstgenoemde deelde hem mede dat zij van een collega, de voogd van de verdachte, had gehoord dat de verdachte zichzelf op de beelden van TV West had herkend. De verdachte verbleef op dat moment in een Justitiële Jeugdinrichting (hierna: JJI), te weten [gevangenis] , vanwege een straatroof. Op 27 oktober 2019 om 09.Ö0 uur zou de verdachte in vrijheid worden gesteld.
Op 26 oktober 2019 is verbalisant [verbalisant 3] naar [gevangenis] gegaan om de verdachte te horen. Het proces-verbaal van verhoor van de minderjarige verdachte houdt - voor zover van belang - het volgende in:
“”Op 26 oktober 2019 verhoorde ik de op de locatie [plaats] , binnen de gemeente [plaats] de verdachte.
Gegevens ouders/gezagsdrager(s)
Geen ouders/voogd geregistreerd in BVH
“”Verhoorbijstand niet aangehouden minderjarige verdachte
Ik deelde de verdachte mee dat hij recht heeft op verhoorbijstand van een zelf te betalen advocaat tijdens het verhoor.
Ik deelde de verdachte mee dat hij afstand kan doen van het recht op verhoorbijstand van een advocaat. Ik heb de verdachte daarbij geïnformeerd dat het doen van afstand nadelige gevolgen kan hebben en dat hij altijd terug kan komen van zijn beslissing.
De verdachte verklaarde geen gebruik te willen maken van verhoorbijstand van een advocaat. Was niet nodig een personeelslid van het [gevangenis] was aanwezig bij het verhoor.
Ik deelde de verdachte mee dat hij altijd op zijn beslissing kan terugkomen.
Aanwezigheid advocaat
Verhoorbijstand
Tijdens het verhoor werd de verdachte bijgestaan door zijn vertrouwenspersoon, nn, medewerkster [gevangenis] .
Informeren verdachte
De verdachte bleek kennis te hebben genomen van de brochure “”Mededeling van rechten verdachte voor minderjarigen.””
O:= opmerking verbalisant
V:= vraag verbalisanten
A: = antwoord verdachte
O: voordat het verhoor begon heb ik de verdachte uitgelegd wat ik ga doen. Dat is als volgt gegaan:
Introductie
Ik ben [verbalisant 3] en ben rechercheur en ik ben belast met dit verhoor.
Je wordt verdachte van poging doodslag cq zware mishandeling.
V: ik wil jou eerst nog wijzen op het feit dat hij recht hebt om te overleggen met een advocaat, voordat ik met de vragen begin, Wat vind je daarvan?
A: Ik heb geen advocaat nodig. Er is een medewerkster van het [gevangenis] aanwezig bij het verhoor.
V: is het jou tot zover duidelijk?
A: Ja.
O: Ik ben: hier omdat hij had aangegeven dat jij je zou herkennen naar aanleiding van een tv uitzending van TV WEST, betreffende een mishandeling gepleegd op 4 april 2019 te [plaats] . V: wat wil je over de zaak vertellen waarvoor ik hier ben.
A: Ik zag een uitzending van TV WEST en daarin herkende ik mij.
V: Wat wil je over deze zaak vertellen""
Vervolgens heeft verdachte uit zichzelf zijn verklaring afgelegd.
Het hof is van oordeel, dat de Salduz-jurisprudentie, zowel die van het EHRM als die van de Hoge Raad duidelijk is waar het gaat om verdachten ten aanzien van wie geen dwangmiddel is toegepast. Het recht op consultatiebijstand, voorafgaande aan het eerste politieverhoor, en – indien het om een minderjarige gaat zoals in casu – bijstand van een advocaat tijdens dat verhoor, is in beginsel beperkt tot een aangehouden verdachte.
In deze zaak is de verdachte niet aangehouden. De verdachte is gewezen op de mogelijkheid van consultatiebijstand en verhoorbijstand. Een pedagogisch medewerker van de justitiële jeugdinrichting was bij het verhoor aanwezig. De verdachte heeft geen gebruik willen maken van consultatie- en verhoorbijstand. Daarmee zijn de Salduz-regels niet geschonden. Het enkele feit, dat de verdachte vast zat voor een andere zaak en daarom op de plek is gehoord waar hij vast zat, doet daaraan niet af. Dat hij erop is gewezen dat hij – juist omdat hij niet is aangehouden – recht had op verhoorbijstand van een zelf te betalen advocaat, maakt dat niet anders. Voorts is van belang dat de verdachte is gehoord in het bijzijn van een medewerkster van de justitiële inrichting uit zich zelf een bekennende verklaring heeft afgelegd, terwijl hij daarvoor al aan zijn voogd had aangegeven dat hij zichzelf op de beelden van TV WEST had herkend. Bovendien had de verdachte al eerder met politie en justitie te maken gehad.
Gelet op die stand van zaken is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De op 29 oktober 2019 afgelegde bekennende verklaring van de verdachte kan dan ook voor het bewijs worden gebruikt. Dit betekent dat het standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Het hof acht op grond van de verklaring van de verdachte, de aangifte van [aangever] , de verklaringen van de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en de medische informatie betreffende [aangever] wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Hoewel er geen sprake is geweest van schending van de Salduz-jurisprudentie is het hof wel van oordeel, dat het beter was geweest als de verbalisant de raadsman van verdachte – de verdachte zat immers vast voor een andere zaak en had in die zaak een raadsman – had gebeld met de mededeling, dat de verdachte in deze zaak zou worden gehoord. Hoewel er geen sprake is van een Salduz-schending, zal het hof daar rekening mee houden in de aard en omvang van de op te leggen straf.”