Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
ATO). Nyrstar vordert de integrale terugbetaling van deze kosten. Zij meent dat zij niet tot betaling aan TenneT gehouden was omdat de ATO daar niet een rechtsgeldige grondslag voor zou bieden. De ATO zou namelijk strijdig zijn met de Elektriciteitswet 1998 (hierna:
E-wet).
Wet WOZ). Volgens Nyrstar kan alleen een entiteit waaraan een WOZ-beschikking wordt afgegeven ‘afnemer’ in de zin van de E-wet zijn. In dit geval ontvangt, Buzifac B.V. (hierna:
Buzifac), een 100% dochtervennootschap van Nyrstar, als eigenaar van het fabrieksterrein en de elektrische installatie de WOZ-beschikkingen. Alleen Buzifac (en niet Nyrstar) beschikt over een aansluiting op het net van TenneT. Het betoog van Nyrstar heeft tot gevolg dat TenneT noch aan de ene noch aan de andere vennootschap kosten in rekening mag brengen. Nyrstar heeft een ATO, maar geen aansluiting; Buzifac heeft wel een aansluiting, maar geen ATO. [1]
ACM), de toezichthouder op naleving van de E-wet, en op uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (
CBb), de bevoegde bestuursrechter voor beroepen tegen besluiten van de ACM. Het hof heeft in het midden gelaten of Nyrstar als afnemer in de zin van de E-wet valt te kwalificeren omdat ook als dat niet het geval is, dat nog niet maakt dat haar ATO met TenneT in strijd zou zijn met de E-wet en om die reden nietig zou zijn. Nyrstar komt tegen dit oordeel op, m.i. tevergeefs.
2.Feiten
Enexis), de regionale netbeheerder in dat deel van het land. Op 1 januari 2008 heeft Enexis in verband met een wijziging van de E-wet het 150-kV-net in Noord-Brabant overgedragen aan TenneT, die de plaats van Enexis onder de toen lopende ATO heeft overgenomen.
de ATO’.
3.Procesverloop
primairdat TenneT wordt veroordeeld tot betaling aan Nyrstar van een bedrag gelijk aan het bedrag dat door TenneT over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juni 2017 aan aansluit- en transporttarieven bij Nyrstar in rekening is gebracht, te vermeerderen met btw en vermeerderd met rente;
subsidiairdat voor recht wordt verklaard dat TenneT onrechtmatig heeft gehandeld door over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juni 2017 aansluit- en transporttarieven bij Nyrstar in rekening te brengen, met veroordeling van TenneT tot betaling aan Nyrstar van een bedrag gelijk aan het bedrag dat door TenneT over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juni 2017 aan aansluit- en transporttarieven bij Nyrstar in rekening is gebracht, te vermeerderen met btw en rente.
het hof). Nyrstar heeft, onder aanvoering van vijftien grieven, vernietiging van het vonnis van de rechtbank gevorderd en toewijzing van haar vorderingen in eerste aanleg.
4.Juridisch kader
aansluit- respectievelijk transportplichtstaat in de artikelen 23 en 24 van de E-wet:
(…)
3. De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.”
tarieven voor aansluit- en transportdiensten. Zij luiden, voor zover hier van belang, als volgt (mijn onderstrepingen):
in rekening gebracht bij iedere afnemer die door een netbeheerder wordt aangesloten op een netdat wordt beheerd door een netbeheerder.
Artikel 29
“1. Het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd heeft betrekking op de ontvangst en het invoeden van elektriciteit door afnemers, ongeacht de plaats van ontvangst of invoeding van de elektriciteit en ongeacht de plaats van de aansluiting waar de elektriciteit op het Nederlandse net is ontvangen of ingevoed en op systeemdiensten.
2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij
iedere afnemer die elektriciteit ontvangt op een aansluiting op een netdat wordt beheerd door een netbeheerder. Het tarief kan verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarop de afnemer is aangesloten. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief tevens in rekening wordt gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit invoedt op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. In dat geval kan het tarief tevens verschillen voor het ontvangen of het invoeden van elektriciteit.
(…).”
tussen een aangeslotene en een netbeheerder betreffende de aansluiting op een net en het transport van elektriciteit over dat net”.
geschillenbeslechtingsprocedure). De beslissing van de ACM is bindend (art. 51 lid 4), met dien verstande dat tegen de beslissing bezwaar en vervolgens beroep bij het CBb openstaat. [26] Het indienen van een klacht bij de ACM laat de mogelijkheid van een vordering bij de burgerlijke rechter onverlet (art. 51 lid 5). De ACM beslist ook op verzoeken voor een ontheffing van de verplichting van een eigenaar van een particulier met om een netbeheerder aan te wijzen. Het gaat daarbij om een zogenoemd gesloten distributienet (zie art. 15 lid 1 E-wet).
K./Westland. Die zaak betrof een geschilbesluit van de ACM over de hoogte van het door netbeheerder Westland gehanteerde tarief voor een nieuwe aansluiting. Vraag was of de verzochte aansluiting tot hetzelfde WOZ-object behoorde als een andere locatie die al van een aansluiting was voorzien. Het CBb overweegt:
Buzifac, [29] de reeds genoemde dochter van Nyrstar, die stelde eigenaar te zijn van een (particulier) net op het fabrieksterrein. [30] Voor het antwoord op de vraag of sprake was van een ‘net’ als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder i, E-wet was van belang of er andere afnemers dan Buzifac waren aangesloten op het stelsel van elektriciteitsverbindingen. Naar het oordeel van de ACM was dat niet het geval omdat, kort gezegd, Buzifac door de gemeente als enige gebruiker van het gehele industrieterrein is aangemerkt en (o.a.) Nyrstar om die reden niet als ‘afnemer’ was aan te merken:
Century Aluminium Vlissingen/TenneT, [32] welke zaak feitelijke overeenkomsten vertoont met onderhavige zaak. [33] Century had een anodefabriek overgenomen uit de failliete boedel van aluminiumsmelter Zalco N.V. te Vlissingen. Century stelde dat zij niet rechtstreeks was aangesloten op het door TenneT beheerde 150 kV-net (maar via een tussenliggend net van een andere rechtspersoon, ZSP) en dat zij bovendien niet beschikte over een op haar naam gestelde OZB-beschikking voor het object dat wél aangesloten was op het 150 kV-net. Century meende daarom dat zij niet als ‘afnemer’ was aan te merken en om die reden de door TenneT op grond van een ATO in rekening gebrachte aansluit- en transportkosten niet verschuldigd was. In haar besluit van 4 februari 2016 ging ACM mee in dit betoog:
Chemours (Desco)/
Stedin, feitelijk een complex van zaken. In een door Chemours aan de ACM voorgelegd geschil met Stedin over de verschuldigdheid van het (toenmalige) systeemdienstentarief, heeft de ACM Chemours in het gelijk gesteld, onder meer op de grond dat Chemours haar elektriciteit aangeleverd kreeg via het particuliere net van Desco en niet via het openbare net van Stedin. [34] De ACM heeft hierbij voorts overwogen dat de vraag of een netbeheerder handelt in overeenstemming met de E-wet feitelijk van aard is en in beginsel los staat van de vraag wat partijen civielrechtelijk hebben afgesproken (zie randnr. 34). Stedin is van dit ACM-besluit in beroep gegaan. Het CBb heeft het besluit bekrachtigd. [35]
Van Putten/Liander. Daarin hield de ACM vast aan het uitgangspunt dat de WOZ-objectafbakening leidend is om te constateren of sprake is van een aansluiting en in het verlengde daarvan, van een afnemer. Voor de beantwoording van de vraag wie ‘beschikt’ over een aansluiting op een net (en daarmee voldoet aan de definitie van het begrip ‘afnemer’ in de zin van de E-wet), knoopte de ACM aan bij de tenaamstelling van de WOZ-beschikking. [36]
onder c, E-wet. De woorden “
FCN als afnemer dient te worden beschouwd” aan het begin van rov. 6.3 zien namelijk, zo lees ik het althans, op art. 1.1, aanhef en
onder i, E-wet (de definitie van ‘net’, in dit geval: een particulier net). In geschil was immers of op het terrein van ZFC sprake was van een ‘net’, waarvoor vereist is dat er een of meer afnemers zijn. FCN beschikte ‘feitelijk’ over de aansluiting, maar de aansluiting verbond het openbare net met een net dat op een fabrieksterrein van ZFC lag.
NAEN(net als in de zaak
ZFC) ging het om de uitleg van de aansluitplicht van de netbeheerder en – in dat kader – de afbakening van het WOZ-object, en niet om de vraag of de verbruiker die een ATO heeft afgesloten is aan te merken als ‘afnemer’. Ik acht echter aannemelijk dat de in de zaak
NAENaangebrachte nuancering ten aanzien van de betekenis van de WOZ-beschikking voor de objectafbakening, kan worden doorgetrokken naar de vraag wie over een aansluiting beschikt en aldus ‘afnemer’ is. [44] Zekerheid bestaat daarover niet. Duidelijk is echter wel dat naast de WOZ-beschikking feitelijke omstandigheden een (toenemende) rol spelen. Dat vergroot de kans dat een partij die is verbonden aan een particulier net, beschikt over een aansluiting op het openbare net.
stap (iii)lijkt alleen de
Century-zaak mogelijk relevant, omdat de ACM daarin het standpunt heeft ingenomen dat Century zonder (eigen) aansluiting op het hoogspanningsnet aan TenneT geen tarieven hoefde te betalen over de betrokken periode. De ACM maakte echter het voorbehoud dat de ‘civielrechtelijke situatie’ anders kan zijn, wat erop wijst dat de ACM geen uitleg heeft willen geven aan de ATO tussen de partijen in die zaak. Een dergelijk voorbehoud werd ook gemaakt in de zaak Chemours. [45]
Chemours/Stedin, waar ook het hof naar verwijst (rov. 4.8 van het bestreden arrest). Deze zaak speelde tegen de achtergrond van een geschil tussen Chemours (en Desco) enerzijds en netbeheerder Stedin anderzijds met betrekking tot twee transformatoren die waren geplaatst op aan Chemours in eigendom toebehorende grond. Chemours (en Desco) stelden dat de transformatoren als gevolg van natrekking aan Chemours toebehoren. Partijen hebben vervolgens drie overeenkomsten gesloten: een huurovereenkomst over twee transformatoren, een ATO tussen Stedin en Chemours en een vaststellingsovereenkomst over de eigendom van de transformatoren.
ook de Ew verbiedt Chemours niet zich te verbinden tot het nakomen van de ingevolge die wet toegelaten betalingen voor door die wet geregelde diensten. Ook in de in rechtsoverweging 7.16 van het vonnis van de rechtbank genoemde bepalingen van de Ew [artikelen 10 lid 9, 16 lid 1 onder a, b, c, e, f en j, 27 lid 2 onder e, 28 leden 1 en 2 en artikel 29 E-wet en de artikelen 2.2.1, 2.3.1, 2.4.1 en 3.2.1 TC in onderlinge samenhang bezien, A-G] waarmee volgens Chemours de Aansluitovereenkomst in strijd zou zijn, kan het hof dat niet lezen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat Chemours de verbintenissen moet nakomen die zij op zich heeft genomen.
Dat Stedin niet rechtstreeks aan Chemours kan leveren, is het gevolg van de omstandigheid dat het concern waartoe Chemours en Desco beide behoren, ervoor heeft gekozen een deel van het elektriciteitsvoorzieningsstelsel van de onderhavige vestiging in een afzonderlijke rechtspersoon onder te brengen, en dat dat concern er eveneens voor heeft gekozen de Aansluitovereenkomst en de Verhuurovereenkomst op naam van Chemours aan te gaan. Dat kan in redelijkheid aan Stedin niet worden tegengeworpen.” [49]
Century Aluminium Vlissingen/
TenneT. Met het voor haar gunstige ACM-besluit (zie hiervoor, 4.16) in de hand heeft Century in een civiele procedure vorderingen tegen TenneT ingesteld, zowel op grond van onverschuldigde betaling als op grond van onrechtmatige daad. Ik wees er reeds op dat de ACM een voorbehoud had gemaakt voor de ‘civielrechtelijke situatie’ (waarmee zij heeft willen abstraheren van de ATO tussen TenneT en Century).
NXP/TenneT: opnieuw een sterk vergelijkbaar betoog in een net iets andere feitelijke context. Tussen het net van TenneT en het eigen net van NXP zat een ander net van Liander. In geschil was of gelet op de feitelijke situatie NXP niet toch geacht moest worden zelf over een aansluiting op het net van TenneT te beschikken. NXP vorderde van TenneT terugbetaling van betaalde bedragen voor aansluit- en transportdiensten (en tot 1 juli 2011 ook systeemdiensten). De rechtbank Gelderland wees de vorderingen af. [53]
Het hof is van oordeel dat NXP met dit betoog haar ogen sluit voor de feiten.” [54] Net als de rechtbank oordeelt het hof dat NXP beschikt over een verbinding met het hoogspanningsnet van TenneT en daarom ‘afnemer’ is in de zin van de E-wet. Het hof overweegt onder meer:
nietals afnemer is aan te merken. Het hof overweegt daarover, met verwijzing (in voetnoot 6) naar het bestreden arrest in de onderhavige zaak, dat NXP ook dan tot betaling gehouden is:
- i) tussen NXP en TenneT een ATO bestaat die inhoudt dat het overdrachtspunt is gelegen achter de 150 kV GIS installatie die deel uitmaakt van het hoogspanningsnet dat door TenneT wordt beheerd;
- ii) de ATO NXP verplicht tot betaling van door TenneT geleverde netwerkdiensten;
- iii) NXP via het net van Liander (dat slechts als doorgeefluik functioneert) toegang heeft tot het hoogspanningsnet van TenneT en profiteert van de door TenneT geleverde netwerkdiensten;
- iv) het tussenliggende zeer kleine net van Liander (enkel de 150 kV-10 kV installatie) vanuit Liander gezien geen enkele functie vervult en niet is verbonden met het (verdere) net van Liander;
- v) Liander feitelijk geen netwerkdiensten verricht en die aan NXP ook niet in rekening heeft gebracht;
- vi) (…).”
TenneT en Buzifac. In die zaak had TenneT een vordering ingesteld tot betaling van aansluit- en transporttarieven over de periode vanaf medio 2017 (dus nadat TenneT een ATO had gesloten met Buzifac en de ATO met Nyrstar had beëindigd; vgl. hiervoor, 2.10). Dit keer was TenneT de eisende partij. Buzifac had namelijk slechts 10% van de factuurbedragen van TenneT betaald. Uit het vonnis van de rechtbank in de onderhavige procedure, waarin werd geoordeeld dat Nyrstar moet worden aangemerkt als afnemer in de zin van de E-wet, leidde Buzifac af dat zij kennelijk niet afnemer was en niet hoefde te betalen. De procedure vormde het spiegelbeeld van de onderhavige zaak.
Chemours/Stedinoverweegt zij het volgende (mijn onderstrepingen):
Partijen hebben in de ATO vastgelegd dat Buzifac het aansluit- en transporttarief over de betreffende aansluiting voor haar rekening neemt. Daarvoor is geen vereiste dat Buzifac afnemer is in de zin van artikel 1 lid 1 onder c van de Ew. Ingevolge artikel 28 lid 2 en 29 lid 2 van de Ew wordt het aansluit- en transporttarief in rekening gebracht aan de afnemer, maar
dat laat onverlet dat partijen kunnen afspreken dat een andere partij dat tarief zal betalen in een situatie dat de afnemer daarmee kennelijk heeft ingestemd. Dat partijen die afspraak rechtens toelaatbaar kunnen maken, volgt uit het arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 april 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:828 rov 9 en 10).
5.Bespreking van het cassatiemiddel
helemaal geentarief in rekening mocht brengen, betekent niet dat het bedrag dát door TenneT in rekening is gebracht, zou zijn gebaseerd op een ander tarief dan het gereguleerde tarief.
subonderdeel 1.2. Dat klaagt dat het hof in zijn oordeel niet heeft betrokken welke belangen door de artikelen 28 en 29 van de E-wet worden beschermd en ten onrechte, althans zonder begrijpelijke redengeving, heeft geoordeeld dat van schending van het in de E-wet verankerde anti-discriminatiebeginsel geen sprake is.
Subonderdeel 1.3richt zich vervolgens tegen de overweging in rov. 4.8 dat is gesteld noch gebleken dat TenneT door Nyrstar erover is geïnformeerd dat de onroerende zaak is ondergebracht in Buzifac en Nyrstar de grond en de gebouwen leaset, of dat TenneT daarvan op de hoogte had moeten zijn. Voor het oordeel dat een rechtshandeling nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling is namelijk niet relevant of partijen zich van dit laatste bewust waren, aldus de klacht.
Subonderdeel 1.4bouwt hier op voort met een motiveringsklacht.
de inhoudvan de overeenkomst, in het bijzonder over de verschuldigde tarieven. Daar gaat het in deze zaak echter niet om: het standpunt van Nyrstar houdt in dat zij niet de juiste partij was om de ATO mee
aan te gaanen zij daarom niets hoeft te betalen. Met de uitleg van de (inhoud van de) overeenkomst heeft dat niet van doen.
naar vereenzelviging riekende argumenten’van TenneT, die het hof zou hebben gevolgd.
daaromin strijd is met de E-wet. Dienaangaande volstaat het te verwijzen naar hetgeen onder 5.3-5.8 is opgemerkt. Hierop stuiten ook de klachten van onderdeel 3 af.