3.6.1.De vraag of Chemours de beschikking had over een directe aansluiting op het net van Stedin en of haar systeemdiensten-tarieven in rekening mochten worden gebracht, is het onderwerp geweest van de beslissing van 18 juni 2015 van de ACM (zaaknummer 15.0104.12). Daarin is overwogen en beslist:
"52. Aangezien de elektriciteitsverbruikende fabrieken van Chemours zijn aangesloten op het particuliere net van Desco en niet een op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder, kan Stedin naar het oordeel van ACM het systeemdienstentarief niet in rekening brengen bij Chemours.
53. Dit is naar het oordeel van ACM niet anders wanneer vastgesteld zou kunnen worden dat Chemours via de transformatoren tevens een aansluiting zou hebben op het door Stedin beheerde openbare net.
54. Uit artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang gelezen met artikel 91 E-wet volgt dat het systeemdienstentarief uitsluitend in rekening kan worden gebracht bij een afnemer die zelf elektriciteit verbruikt en dit verbruik plaatsvindt op dezelfde aansluiting als de directe aansluiting van die afnemer op het openbare net.
55. In de zaak Elsta/DNWB heeft het CBb geoordeeld dat het systeemdienstentarief alleen in rekening kan worden gebracht indien een afnemer “door eigen gebruik elektriciteit tot ontbinding brengt”. Daarvan is geen sprake indien de afnemer “zelf geen elektriciteit verbruikt, maar deze slechts produceert dan wel doorlevert”.28
56. Zelfs indien vastgesteld zou kunnen worden dat Chemours een aansluiting heeft op het openbare net van Stedin, dan vindt op deze aansluiting geen eigen verbruik van Chemours plaats. Chemours levert de elektriciteit door aan het particuliere net van Desco, waarop de elektriciteitsverbruikende fabrieken van Chemours zijn aangesloten. Daarmee wordt naar het oordeel van ACM niet voldaan aan de eis dat het elektriciteitsverbruik op grond van artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang gelezen met artikel 91 E-wet moet plaatsvinden op dezelfde aansluiting als de aansluiting op het net dat wordt beheerd door een netbeheerder.
57. ACM komt derhalve tot de slotsom dat Stedin in de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2011 niet gerechtigd is om op grond van artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang met artikel 91 van de E-wet het systeemdienstentarief in rekening te brengen bij Chemours.
58. Nu ACM vaststelt dat er voor Stedin geen grondslag is voor het in rekening brengen van het systeemdienstentarief bij Chemours, komt ACM niet toe aan de beoordeling of sprake is van verval van een eventuele vordering, zoals bedoeld in artikel 31, lid 10, E-wet."
3.6.4.Ter zitting is namens Desco de toelichting gegeven dat het oordeel dat sprake is van strijd met genoemde wetsbepaling niet kan worden doorbroken door de (civielrechtelijke) overeenkomsten tussen partijen. Bij strijd met artikel 30 lid 2 (oud) Elektriciteitswet 1998 is, aldus Desco, sprake van strijd met de openbare orde in de zin van artikel 3:40 lid 1 BW vanwege het fundamentele karakter van het anti-discriminatiebeginsel, zoals dat in diverse bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 tot uiting komt. Indien een overeenkomst de werking van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 30 (oud) Elektriciteitswet 1998 opzij zou kunnen zetten, dan zou ongelijkheid (kunnen) ontstaan in de behandeling tussen de verschillende afnemers, hetgeen – ten nadele of ten gunste – niet is toegestaan, aldus Desco.
Deze toelichting acht de rechtbank juist en is overigens ter zitting op zichzelf niet door Stedin (noch door Chemours en/of Tennet) betwist.
3.6.5.Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van het CBb op het beroep tegen het besluit van de ACM van 18 juni 2015 mede bepalend is voor de beoordeling van het onderhavige geschil. Desco heeft ter zitting aangegeven dat aanhouding tot na de uitspraak van het CBb haar voorkeur heeft. Volgens Stedin kan de zaak al op de civielrechtelijke aspecten worden afgedaan.
Uit het vorenstaande vloeit, met het oog op een goede procesorde, in deze situatie voort dat de beslissing van het CBb wordt afgewacht. De rechtbank ziet geen hiermee botsende belangen van partijen die tot een ander oordeel aanleiding kunnen geven.
3.6.6.Aan aanhouding staat ook niet in de weg dat Desco (subsidiair) aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd dat sprake zou zijn van een ongerechtvaardigde verrijking indien geoordeeld zou worden dat geen sprake is van onverschuldigde betaling. Het verweer hiertegen van Stedin houdt in dat daarvan geen sprake is omdat zij de vergoedingen voor systeemdiensten ingevolge de wettelijke regelingen één op één heeft doorbetaald aan Tennet, dus niet is verrijkt, en voorts omdat Desco niet is verarmd.
Dit verweer nog in het midden latend, hangt de beoordeling van deze grondslag zodanig samen met de voorgaande overwegingen, dat ook deze beoordeling dient te worden aangehouden.