Het College is, evenals de advocaat-generaal, van oordeel dat Liander, gelet op hetgeen is aangevoerd en gelet op hetgeen blijkt uit niet betwiste feiten en omstandigheden, geslaagd in het weerleggen van het bewijsvermoeden dat aan de WOZ-beschikking die betrekking heeft op opstalrecht B kan worden ontleend. Daartoe overweegt het College, aan de hand van de onder 4.7 genoemde stappen, het volgende:
(i) Er bestaat geen geschil over de onroerende status van de loods, van de dakdelen waarop de litigieuze opstalrechten zijn gevestigd, en van de zonnepanelen die op die dakdelen liggen.
(ii) Vaststelling van de rechtsverhouding is onder meer nodig om de adressaat van de WOZ-beschikking te kunnen bepalen (artikel 24 van de Wet WOZ) en om het WOZ-object te bepalen (artikel 16 van de Wet WOZ). Een WOZ-object kan zich niet uitstrekken voorbij de grenzen van iemands vermogen (c.q. van de gemeenschap). Voor onderhavig geval is vooral van belang dat vestiging van beperkte zakelijke rechten in beginsel leidt tot even zovele WOZ-objecten. Dit betekent dat de loods en de drie sets zonnepanelen op de dakdelen daarvan – waarvan de eigendom bij NAEN berust op grond van de op die dakdelen gevestigde opstalrechten – in beginsel vier separate objecten zijn en dat de zonnepanelen op de loods niet samengesteld kunnen worden met de loods zelf omdat zij een andere gerechtigde toebehoren dan de eigenaar van de loods.
(iii) In de derde stap moeten de aldus bepaalde gebouwde of ongebouwde “eigendommen” gesplitst worden in gedeelten, als er gedeelten zijn die blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (artikel 16, onder c, van de Wet WOZ). Deze stap is hier niet relevant, althans niet in geschil.
(iv) De vierde en in deze procedure cruciale stap is de beantwoording van de vraag of de eigendommen een “samenstel” vormen in de zin van artikel 16, aanhef en onder d, van de Wet WOZ. Hiervoor gelden blijkens de wettekst drie criteria: de eigendommen of gedeelten daarvan moeten (i) dezelfde eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde hebben, (ii) dezelfde gebruiker hebben, en (iii) naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.
De eigendomsverhoudingen bepalen dus de maximale omvang van een WOZ-object omdat alle delen van zo’n object dezelfde eigena(a)r(en) of beperkt zakelijk gerechtigde(n) moeten hebben.