1.3ZFC heeft Liander op 15 augustus 2017 verzocht om een aansluiting van 2 MVA (AC5-aansluiting) op het door Liander beheerde openbare net ten behoeve van haar utiliteitsgebouw aan de [adres 2] . Liander heeft dit geweigerd.
2. ACM is van oordeel dat Liander de gevraagde aansluiting terecht heeft geweigerd. Met inachtneming van de WOZ-beschikking van de gemeente concludeert ACM dat naast de eigenaar van het stelsel van verbindingen (ZFC) een derde, FCN, is aangesloten op dit stelsel. Vanaf 10 juli 2017 is het stelsel van verbindingen dus een net, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de E-wet. Daarvoor was het een installatie. Dat ZFC en FCN onderdeel zijn van dezelfde groep en/of sprake is van eigendomsverknochtheid is niet relevant voor die beoordeling. Voor dit net moet dus een netbeheerder worden aangewezen of een ontheffing worden gevraagd. Voor de beoordeling van dit geschil neemt ACM als uitgangspunt dat het stelsel van verbindingen op het bedrijfsterrein kwalificeert als een net. Uit de definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet volgt dat een verbinding tussen een net van Liander en een net dat wordt beheerd door een ander dan Liander, een aansluiting is. ACM stelt vast dat er al een verbinding bestaat tussen het openbare net van Liander en het net van ZFC. Deze verbinding is volgens ACM een aansluiting in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet. Deze aansluiting voedt het net van ZFC. ZFC beschikt in die zin over de aansluiting op het net van Liander. ZFC distribueert de elektriciteit vervolgens via haar net aan ZFC en FCN. Dat FCN een ATO heeft gesloten met Liander, acht ACM niet relevant. De E-wet gaat namelijk in de eerste plaats uit van de feitelijke fysieke werkelijkheid. FCN heeft geen fysieke aansluiting op het net van Liander, maar op het net van ZFC. FCN is daarom geen afnemer op het net van Liander.
Nu ZFC over een aansluiting beschikt op het openbare net van Liander is Liander niet verplicht een tweede aansluiting te realiseren. De gevraagde aansluiting ten behoeve van het utiliteitsgebouw is er al. Het utiliteitsgebouw is aangesloten op het net van ZFC, dat weer is aangesloten op het openbare net van Liander. Een eigen fysieke aansluiting is niet nodig.
3. Liander betoogt kort samengevat, dat, ook al is zij door ACM in het gelijk gesteld, haar beroep ontvankelijk is. De kernoverweging van het besluit van ACM is namelijk dat achter de aansluiting sprake is van twee WOZ-objecten en ACM gaat in het besluit ten onrechte voorbij aan het standpunt van Liander dat zij de afbakening van het WOZ-object zelfstandig moet toetsen.
4. ZFC betoogt dat ACM zich ten onrechte bij het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat de ATO tussen Liander en FCN niet relevant is voor de beoordeling van dit geschil. De contractuele afspraken zijn bepalend voor de vraag welke partij kwalificeert als afnemer voor de aansluiting. Met inachtneming van de ATO is dat in dit geval FCN en niet ZFC. ZFC beschikt niet over de aansluiting. Dit blijkt ook uit de feitelijke situatie. De aansluiting dient immers primair om de door FCN geëxploiteerde kaasfabriek op het bedrijfsterrein van elektriciteit te voorzien. Bovendien blijkt door de wijziging in de objectafbakening in het kader van de Wet WOZ dat zowel FCN als ZFC over een aansluiting moeten kunnen beschikken. Dat ZFC de juridische eigendom heeft van het elektriciteitsnet dat door middel van een aansluiting is aangesloten op het openbare net van Liander is niet relevant. ZFC heeft immers niet het gebruik van dit elektriciteitsnet. Dat gebruik ligt bij FCN.
5. Ten aanzien van het beroep van Liander is het College van oordeel dat dit beroep niet-ontvankelijk is. Liander heeft geen belang bij de beoordeling van haar beroep. Het beroep is immers niet gericht tegen het dictum van het bestreden besluit, waarbij ACM heeft vastgesteld dat Liander niet in strijd met artikel 23, eerste lid, van de E-wet heeft gehandeld, maar tegen overwegingen van het besluit. Dit vormt in beginsel geen voldoende procesbelang. Dat volgens Liander ZFC gelijk heeft gekregen van ACM met betrekking tot haar stelling dat sprake is van verschillende WOZ-objecten achter de thans bestaande aansluiting, en dat FCN inmiddels om een aansluiting heeft verzocht zodat – nu Liander niet zal instemmen met een verzoek om aansluiting – een nieuwe geschilaanvraag in de lucht hangt, valt naar het oordeel van het College buiten het bestek van deze procedure.