III. De bewezenverklaring en bewijsvoering
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij in de periode van 16 december 2014 tot en met 23 december 2014 in Nederland, een geheim waarvan zij wist dat zij uit hoofde van haar ambt, te weten gemeenteraadslid bij de gemeente Bloemendaal, verplicht was dit te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door stukken uit het "intern dossier wethouder inzake intimidaties EWH (Elswoutshoek)" aan derden ter inzage aan te bieden en vervolgens op een openbaar toegankelijke website van Hart voor Bloemendaal te plaatsen.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2014264293-1 van 24 december 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina’s 7 - 10 van het doorgenummerde dossier. Dit proces-verbaal houdt in als de op 23 december 2014 afgelegde verklaring van aangever [aangever] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik in mijn hoedanigheid als burgemeester van de gemeente Bloemendaal aangifte van het vermoeden van opzettelijke schending van de geheimhoudingsplicht door raadslid [verdachte] . Bij besluit van 4 november 2014 is geheimhouding op grond van artikel 25 lid 2 van de Gemeentewet en artikel 10 lid 2 onder e en g van de Wet openbaarheid van bestuur opgelegd ten aanzien van de stukken in het dossier “intern dossier wethouder inzake intimidaties EWH’ en is besloten het dossier met deze stukken te verstrekken aan de raadsleden [verdachte] en [betrokkene 1] . In de enveloppen zaten genoemde briefbesluiten, alsmede kopieën van genoemd intern dossier met daarop de mededeling: geheim. In de brief is gemotiveerd uiteengezet op grond waarvan de geheimhouding is opgelegd.
Genoemde raadsleden konden zich met de opgelegde geheimhouding niet verenigen. [verdachte] heeft aangekondigd de enveloppe op 16 december 2014 in restaurant Loetje te Overveen, gemeente Bloemendaal in een persconferentie ten overstaan van publiek te openen in bijzijn van notaris [betrokkene 2] . Ik heb [verdachte] in mijn hoedanigheid als burgemeester voorafgaand aan de persconferentie op 14 december 2014 telefonisch gewaarschuwd dat als zij de geheimhouding zou schenden, ik hiervan aangifte zou doen. Vervolgens heeft [verdachte] ondanks mijn waarschuwing op de hierboven vermelde wijze de persconferentie toch gehouden. [verdachte] heeft bij die gelegenheid na opening van de enveloppe de inhoud overhandigd aan notaris [betrokkene 2] , waarna hij het dossier heeft geanonimiseerd. Notaris [betrokkene 2] heeft van het verloop van de bijeenkomst een proces-verbaal opgesteld. Dit proces-verbaal en de genoemde geanonimiseerde stukken zijn geplaatst op de openbare en voor een ieder toegankelijke site van Hart voor Bloemendaal. [verdachte] heeft aldus een deel van de geheime stukken willens en wetens, ondanks mijn waarschuwing, geopenbaard en heeft daarmee de opgelegde plicht tot geheimhouding geschonden.
2. Een proces-verbaal van 16 december 2014, opgesteld door [betrokkene 2] , notaris te Haarlem, pagina’s 14 - 31 van het doorgenummerde dossier. Dit proces-verbaal houdt in voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op zestien december tweeduizendveertien heb ik, [betrokkene 2] , mij bevonden in restaurant Loetje te Overveen, teneinde daar een proces-verbaal op te maken van hetgeen daar geschiedde tijdens de door mij, notaris, bijgewoonde persconferentie van [verdachte] , als gemeenteraadslid van de gemeente Bloemendaal en aldaar zitting hebbende voor de politieke vereniging Hart voor Bloemendaal. Ik heb dit proces-verbaal opgemaakt op verzoek van [verdachte] teneinde hetgeen geschiedde tijdens de persconferentie eenduidig vast te leggen.
[verdachte] heeft mij voor aanvang van de persconferentie diverse stukken waarnaar zij verwijst tijdens de persconferentie ter hand gesteld met het verzoek deze ook te hechten aan dit proces-verbaal.
[verdachte] heet iedereen welkom en legt de procedure uit. Zij zal eerst een verklaring voorlezen, daarna zal zij de enveloppe die voor haar op tafel ligt openen en daarna de inhoud overhandigen aan de notaris. Zij vermoedt dat er een brief bij zit van de burgemeester en wethouders, welke zij zal voorlezen, de notaris gaat vervolgens het dossier anonimiseren in een aparte ruimte en die stukken die er niet in thuis horen zullen er eerst door [verdachte] uitgehaald worden. Vervolgens wordt het hele dossier gekopieerd en zullen de kopieën door haar ter inzage worden gelegd.
Zij steekt van wal en begint met het voorlezen van haar verklaring.
U bent door mij uitgenodigd om vanavond aanwezig te zijn omdat ik heb aangekondigd dat de enveloppe geopend wordt waarin zich hoogstwaarschijnlijk kopieën bevinden van de stukken waarop de wethouder [betrokkene 3] zich heeft gebaseerd in het interview in het Haarlems Dagblad van zestien augustus jl. en dat deze stukken vanavond voor een ieder die daar kennis van wil nemen ter inzage worden gelegd. Op 16 augustus (het hof begrijpt: 2014) is een interview met wethouder [betrokkene 3] in het Haarlems Dagblad geplaatst, waarin [betrokkene 4 en 5] worden weggezet als een stelletje hele of halve criminelen. Ik heb hierover met de wethouder gesproken en zij verzocht mij het dossier te bestuderen en bij haar langs te komen om de stukken die het bewijs vormden van haar uitspraken in te zien. Voorafgaand aan de inzage verklaarde de wethouder dat de stukken die op tafel lagen geheim waren. Dat heb ik samen met [betrokkene 1] van Liberaal Bloemendaal onmiddellijk bestreden.
[verdachte] toont de enveloppe, houdt deze omhoog opdat een ieder kan constateren dat de enveloppe nog niet geopend is. [verdachte] opent de enveloppe en constateert dat het dossier in de enveloppe zit en een brief die ze zal voorlezen. Zij ziet dat de stukken niet geanonimiseerd zijn. Zij verklaart dat de notaris kan beginnen met het anonimiseren.
Zodra de notaris klaar is, zal het geanonimiseerde dossier ter inzage worden gelegd en krijgt u de gelegenheid dit in te zien. De gescande versie zal ik publiceren op de website van Hart voor Bloemendaal.
Nu begint zij de brief (het hof begrijpt: de hieronder als bewijsmiddel 4 opgenomen brief) voor te lezen. Deze brief wordt aan dit proces-verbaal gehecht. Zij constateert dat op de brief geen GEHEIM staat en dat het om een openbaar besluit gaat waarin vermeld staat dat bezwaar mogelijk is. Ze geeft aan dat ze niet weet of het helemaal hetzelfde dossier is als op 8 september.
[verdachte] geeft aan dat zij nog een noot wenst voor te lezen.
Ik liet u zojuist weten dat ik het college een aanbod heb gedaan. Dat ging zo. De burgemeester belde mij veertien december (het hof begrijpt: 2014) op en vroeg mij of het nog door zou gaan bij Loetje. Daarbij waarschuwde hij mij dat ik mij op strafbaar pad zou begeven als ik stukken openbaar zou maken. De burgemeester heeft mij toch dringend geadviseerd hiervan af te zien omdat hij anders genoodzaakt zou zijn maatregelen te treffen. Daarop heb ik zondagavond een mail gestuurd met daarin het aanbod om de bijeenkomst in Loetje af te zeggen, mits vooraf een openbare en volmondige verklaring door het college zou worden afgelegd waarin excuses zouden worden aangeboden voor het interview van zestien augustus jl.. De burgemeester heeft hierop gereageerd op vijftien december in de loop van de middag. Hij heeft laten weten dat het college om uiteenlopende redenen niet aan de voorwaarden kan voldoen.
3. Een geschrift, zijnde een e-mail van 23 oktober 2014 van [betrokkene 3] aan [betrokkene 1] en de verdachte, cc. aan de griffie Bloemendaal en het college Bloemendaal, pagina 140 van het doorgenummerde dossier. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Onderwerp: dossier EWH - onder geheimhouding
Geachte [betrokkene 1] en [verdachte] ,
Enige weken geleden heeft u inzage gehad in het dossier, dat ik had samengesteld, over Elswoutshoek. Dit dossier vormde voor mij de basis voor de uitspraken die ik in het Haarlems Dagblad heb gedaan. U beiden heeft aangegeven dit dossier te willen ontvangen. Ik realiseer me heel goed dat voor u als raadslid dit dossier belangrijk kan zijn. Hierbij zeg ik u toe dat u het volledige dossier onder geheimhouding zult ontvangen. Omdat hiervoor een collegebesluit nodig is, kost dit nog anderhalve week. In het college van dinsdag 4 november zullen wij dit besluit nemen en wij zullen u direct hierna de stukken doen toekomen.
[betrokkene 3]
Wethouder Ruimtelijke Ordening, Verkeer, Natuur en Milieu
4. Een geschrift, zijnde een ondertekende brief van de gemeente Bloemendaal van 4 november 2014, gericht aan [verdachte] , pagina’s 114-116 van het doorgenummerde dossier.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Datum: 4 november 2014
Onderwerp: verstrekking stukken onder oplegging geheimhouding
Bijlage: het dossier met betrekking tot de intimidaties/ bedreigingen
Wij verstrekken u alle verzamelde stukken in uw hoedanigheid van raadslid. Daarbij willen wij wel de rechten van alle betrokken personen optimaal beschermen door daar waar mogelijk en nodig geheimhouding op te leggen op de aan u verstrekte stukken. Hierbij wordt op grond van artikel 25 lid 2 Gemeentewet en artikel 10 lid 2 onder e en onder g Wob geheimhouding opgelegd op de stukken waarbij het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de in de stukken voorkomende personen en waarbij het belang niet opweegt tegen het belang van voorkoming van benadeling van de betrokken personen.
Alle overige verzamelde stukken (
het hof begrijpt: alle verzamelde stukken voor zover gedateerd 9 juli 2013 of later en behoudens een reeds openbare brief aan de raad) zijn naar aard en inhoud dermate gevoelig en belastend voor de persoonlijke levenssfeer van alle betrokkenen, dat wij hebben besloten u die stukken te verstrekken onder oplegging van geheimhouding.
Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na verzending van deze brief, een gemotiveerd bezwaarschrift sturen naar: het College van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, Postbus 201, 2050 AE Overveen.
5. Een geschrift, zijnde een e-mail van 14 december 2014 van de verdachte aan de burgemeester, pagina’s 147-148. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Nav het telefoongesprek zojuist, bevestig ik als volgt.
Indien het college van B&W Bloemendaal bereid is een verklaring af te geven die gepubliceerd wordt in het Haarlems Dagblad voor 24 december as, waarin zonder enige terughoudendheid door het college excuses wordt aangeboden voor de beschuldigingen die geuit zijn in het interview dat op 16 augustus jl in het Haarlems Dagblad werd gepubliceerd met [betrokkene 3] , ben ik bereid de bijeenkomst in Loetje op 16 december as af te zeggen, onder de volgende voorwaarden:
1. (...)
2. (...)
3. (...)
9. (…)
Tot slot een belangrijke opmerking, cq constatering van mijn kant. Je heb mij gebeld met een duidelijke waarschuwing, waarbij je mij hebt gezegd dat als ik zou overgaan tot het openbaar maken van stukken die in het dossier zitten dat mij is toegestuurd (ik weet van niets, want die enveloppe is nog altijd dicht), ik mij begeef op het pad van strafbaar handelen. (...).
[verdachte]
Hart voor Bloemendaal
6. Een geschrift, zijnde een e-mail van 15 december 2014 van [aangever] aan de verdachte (cc. aan het college Bloemendaal), pagina’s 146-147. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Gisteren hebben wij elkaar gesproken over de bijeenkomst in Loetje. Naar aanleiding daarvan heb je mij een email gestuurd met negen voorwaarden waar het college aan moet voldoen om de bijeenkomst af te zeggen. Het college kan om uiteenlopende redenen niet aan deze voorwaarden voldoen. Wij hebben jou de mails (het hof begrijpt: het intern dossier) laten inzien en later toegezonden. Vanwege privacy overwegingen geschiedde dit onder geheimhouding. Ik heb je willen informeren over het feit dat er andere meer geëigende manieren zijn om doelen te bereiken als raadslid, zoals het bespreken van de noodzaak (of niet) van geheimhouding in de gemeenteraad, of bijvoorbeeld de gang naar de rechter zoals een tweetal fracties die heeft gekozen.
[aangever] , burgemeester.
7. De verklaring van de getuige [betrokkene 6] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2021. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben betrokken geraakt bij deze zaak omdat ik van ongeveer 2009 tot en met 2016 wethouder van de gemeente Bloemendaal was. Ik kan mij herinneren dat het college van burgemeester en wethouders bij monde van [betrokkene 3] een interview heeft gegeven aan het Haarlems dagblad. Naar aanleiding van dat interview heeft een aantal raadsleden inzage gevraagd in het dossier dat [betrokkene 3] heeft gehanteerd bij haar interview. Naar aanleiding van de inzage hebben twee raadsleden om een kopie van het dossier verzocht. Dit waren [verdachte] (het hof begrijpt hier en telkens hierna: de verdachte) en [betrokkene 1] . Dat heeft geleid tot een collegevoorstel van 23 oktober 2014 en dit voorstel is behandeld in het besloten gedeelte van de collegevergadering op 4 november 2014. Op 4 november 2014 was het volledige college, bestaande uit [aangever] , [betrokkene 3] , [betrokkene 7] en ikzelf, en een waarnemend gemeentesecretaris bijeen voor de vergadering. In het besloten gedeelte is unaniem besloten om de stukken onder geheimhouding te verstrekken aan [betrokkene 1] en [verdachte] . De collegevergaderingen vonden altijd plaats op dinsdagochtend.
Ik weet voor honderd procent zeker dat [betrokkene 8] in de namiddag van 4 november 2014 met de brief voor [verdachte] en [betrokkene 1] naar mij toekwam. Ik heb aan [betrokkene 8] gevraagd, gelet op haar rol binnen het gemeenteapparaat, of het voldeed aan de wettelijke vereisten en ik heb de besluiten ondertekend. Dat [betrokkene 8] aanwezig was bij de besluitvorming is een interpretatie, want ik heb er geen actieve herinnering aan dat zij aanwezig was bij het overleg. Ik heb wel actieve herinnering aan de andere aanwezigen. Het is ondenkbaar dat ik een besluit onderteken dat niet genomen is in de vergadering van het college.
8. De verklaring van de getuige [betrokkene 7] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2021. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben betrokken geraakt bij deze zaak omdat ik van juni 2014 tot september 2016 wethouder was bij de gemeente Bloemendaal. Ik weet dat na het interview van [betrokkene 3] in het Haarlems Dagblad enkele raadsleden de stukken wilden inzien op basis waarvan [betrokkene 3] dit interview had gegeven. Die stukken hebben onder geheimhouding ter inzage gelegen en zijn op verzoek van twee raadsleden naar hen verzonden.
Ik weet dat er in de collegevergaderingen is gesproken over deze kwestie. Over de vraag of de stukken aan [verdachte] en [betrokkene 1] verstrekt konden worden, is ook vergaderd en daarover is beslist. Bij de vergadering zijn in ieder geval drie leden aanwezig. Ik kan mij niet herinneren of er een gemeentesecretaris bij aanwezig was. Toen de stukken aan [verdachte] verzonden werden, heb ik gevraagd voorzorgsmaatregelen in acht te nemen bij het verzenden van de vertrouwelijke stukken. Ik weet niet wie de brief van 4 november 2014 ondertekend heeft.
In heel Nederland zijn de collegevergaderingen op dinsdag. Wij hebben in de collegevergadering in ieder geval over geheimhouding van stukken gesproken.
De raadsvrouw vraagt: Eerder deze dag is [betrokkene 6] als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat op 4 november 2014 het besluit is genomen dat aan [verdachte] en [betrokkene 1] de gevraagde stukken verstrekt zouden worden onder geheimhouding en dat u ook aanwezig was bij die vergadering. Kunt u zich nog herinneren dat hierover gesproken is op 4 november 2014?
De getuige verklaart:
Ik kan mij niet meer herinneren of dit op 4 november 2014 is geweest of eerder. Maar ik weet wel zeker dat ik bij de vergadering ben geweest waar het besluit is genomen om stukken onder geheimhouding te verstrekken.
De getuige krijgt de beschikking over de stukken van de vergadering van 4 november 2014.
De voorzitter vraagt of de bewoordingen in die stukken overeen stemmen met hetgeen in de vergadering van 4 november 2014 is besproken.
De getuige verklaart:
Ja, voor zover ik mij kan herinneren wel.
Ik weet dat wij dit besluit hebben genomen, maar ik weet de precieze datum niet meer.
9. Een geschrift, zijnde niet-openbare notulen, Vergadering van burgemeester en wethouders van 4 november 2014 (ongenummerd).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Niet-openbare notulen,
Vergadering van burgemeester en wethouders
Datum: dinsdag 4 november 2014
Aanwezig:
[aangever] Burgemeester
[betrokkene 6] Wethouder
[betrokkene 7] Wethouder
[betrokkene 3] Wethouder
[betrokkene 8] Wnd. Gemeentesecretaris
014 Oplegging geheimhouding stukken in dossier “intern dossier wethouder Inzake intimidaties EWH” [2014065941 ]
Het college besluit voor wat betreft het vertrouwelijk karakter met inachtneming van artikel 10, lid 2, sub e om:
1. op grond van artikel 55 lid 1 Gemeentewet en artikel 10 lid 2 onder e (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer waartegen het belang van openbaarmaking niet opweegt) Wet openbaarheid van bestuur ten aanzien van het dossier “intern dossier wethouder inzake intimidaties EWH” geheimhouding op te leggen op de stukken van na 9 juli 2013; met betrekking tot de stukken van voor 9 juli 2013 geheimhouding op te leggen ten aanzien van alle in de stukken gebruikte namen en legt geen geheimhouding op ten aanzien van de brief d.d. 11 februari 2014 aan de gemeenteraad met kenmerk 2014004496;
2. het dossier ‘Intern dossier wethouder inzake vermeende intimidaties EWH” op verzoek van [betrokkene 1] en [verdachte] aan hen te verstrekken onder oplegging van geheimhouding op grond van artikel 25 lid 2 Gemeentewet en artikel 10 lid 2 onder e van de Wet openbaarheid van bestuur op de stukken van na 9 juli 2013; met betrekking tot de stukken voor 9 juli 2013 geheimhouding op te leggen ten aanzien van alle in stukken gebruikte namen en legt geen geheimhouding op ten aanzien van de brief d.d. 11 februari 2014 aan de gemeenteraad met kenmerk 2014004496.
10. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 en 18 september 2019. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben raadslid van de gemeente Bloemendaal sinds maart 2014. De gemeenteraad bestaat uit 19 leden. Ik ben afgestudeerd in het notarieel en fiscaal recht.
Ik had gemaild met wethouder [betrokkene 3] en mocht langs komen om de stukken waarop de wethouder haar bevindingen had gebaseerd, in te zien. Daar waren ook aanwezig: [betrokkene 9] en [betrokkene 10] van D66, [betrokkene 11] van de PvdA en [betrokkene 1] van Liberaal Bloemendaal. Die bijeenkomst werd gehouden op de kamer van de wethouder op 8 september 2014.
Ik heb van geen enkel ander raadslid gehoord dat zij deze brief ook hebben ontvangen. Ik weet wel dat de PvdA ook om verstrekking van de stukken had gevraagd, en dat [betrokkene 12] er kwaad over was dat zij deze niet kreeg. Alleen [betrokkene 1] en ik hebben de stukken gekregen en alleen wij hebben de brief van 4 november 2014 gekregen.
Het klopt dat ik op 16 december 2014 in bijzijn van de notaris de envelop in Loetje heb geopend en daar de brief van 4 november 2014 en de stukken heb bekeken. Ik heb ze ter inzage gelegd en op de website gezet. Er zijn tijdens deze bijeenkomst beeld- en geluidsopnames gemaakt door RTV Noord-Holland. Ik weet niet meer of ik deze opnames op mijn website heb geplaatst. De stukken in ieder geval wel.”
6. De bewijsoverweging van het hof houdt het volgende in:
“Feitelijke gang van zaken
Het hof stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte was in de tenlastegelegde periode (en is nog steeds) gemeenteraadslid in de gemeente Bloemendaal. De gemeenteraad bestaat uit negentien leden. Op 16 augustus 2014 verscheen in het Haarlems Dagblad een interview met [betrokkene 3] , toenmalig wethouder van de gemeente Bloemendaal, over “Elswouthoek”. Naar aanleiding van dit artikel heeft een aantal raadsleden van de gemeente Bloemendaal, waaronder de verdachte, gevraagd om inzage in het zogenoemde “intern dossier wethouder inzake intimidaties Elswouthoek” (hierna: intern dossier). Op 8 september 2014 heeft deze inzage plaatsgevonden op de werkkamer van [betrokkene 3] . Daarbij waren aanwezig: raadsleden [betrokkene 9] en [betrokkene 10] van D66, [betrokkene 11] van de PvdA, [betrokkene 1] van Liberaal Bloemendaal en de verdachte. [betrokkene 3] gaf voorafgaande aan de inzage te kennen dat de stukken geheim waren. [betrokkene 1] en de verdachte hebben onmiddellijk gezegd dat zij dat bestreden. De verdachte heeft, samen met [betrokkene 1] , om een afschrift van het intern dossier gevraagd.
[betrokkene 3] heeft op 23 oktober 2014 een e-mail verzonden aan [betrokkene 1] en de verdachte, met kopie aan het college en de griffie van de gemeente Bloemendaal, inhoudende de mededeling dat het volledige dossier onder geheimhouding aan hen zou worden verstrekt. [betrokkene 3] merkte daarbij op dat hiervoor een collegebesluit nodig was. In het e-mailbericht staat: “In het college van dinsdag 4 november 2014 zullen wij dit besluit nemen en wij zullen u direct hierna de stukken doen toekomen”.
Aldus is ook geschied. Zoals hierna nog zal worden besproken, vond op 4 november 2014 een vergadering van het college van burgemeester en wethouders plaats, waarin werd besloten aan de verdachte (en [betrokkene 1] ) geheimhouding op te leggen met betrekking tot het aan hen te verstrekken intern dossier. Diezelfde dag is in een gesloten envelop een brief (met als onderwerp: verstrekking stukken onder oplegging geheimhouding) naar de verdachte verzonden met in dezelfde envelop de gevraagde stukken. In die brief van 4 november 2014 stond dat de verzamelde stukken aan de verdachte werden toegezonden in haar hoedanigheid van raadslid en dat de stukken haar onder geheimhouding werden verstrekt. De brief werd afgesloten met een attendering op de mogelijkheid van het instellen van bezwaar tegen ‘dit besluit’ bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Bloemendaal (hierna: het college).
De verdachte was het niet eens met de oplegging van de geheimhouding en uitte haar voornemen om de stukken ter inzage te leggen op een door haar te organiseren (pers)bijeenkomst in restaurant Loetje. Op 14 december 2014 heeft [aangever] , de toenmalige burgemeester van Bloemendaal, telefonisch contact opgenomen met de verdachte. In dat gesprek heeft de burgemeester haar ontraden de stukken te openbaren. Hij waarschuwde haar dat zij zich op strafbaar pad zou begeven als zij de stukken openbaar zou maken en adviseerde haar dringend daarvan af te zien, omdat hij anders genoodzaakt zou zijn maatregelen te treffen. De verdachte mailde de burgemeester diezelfde dag met de boodschap dat zij van een bijeenkomst in Loetje zou afzien, mits het college zonder enige terughoudendheid middels een verklaring in het Haarlems Dagblad excuses zou aanbieden voor het interview dat [betrokkene 3] had gegeven en daarbij zou voldoen aan negen voorwaarden. De burgemeester heeft op 15 december 2014 per e-mail laten weten niet te kunnen voldoen aan de door de verdachte gestelde voorwaarden en heeft haar er op gewezen dat de mails onder geheimhouding zijn toegezonden en dat er meer geëigende manieren zijn om als raadslid haar doel te bereiken, zoals het bespreken van de noodzaak (of niet) van geheimhouding in de gemeenteraad. De verdachte heeft de burgemeester daarop per e-mail laten weten dat de reactie van het college juridisch incorrect is, en heeft ontkend dat de stukken geheim zijn.
Op 16 december 2014 heeft de verdachte de envelop die haar was toegezonden geopend, de brief voorgelezen en de stukken - na anonimisering in het bijzijn van een notaris - ter inzage gelegd tijdens een door haar georganiseerde (pers)bijeenkomst in restaurant Loetje. Zij heeft daarbij geconstateerd dat het om een openbaar besluit gaat waarin vermeld staat dat bezwaar mogelijk is. Op deze bijeenkomst heeft de verdachte voorts aangekondigd dat het in te scannen dossier op de website van haar partij ‘Hart voor Bloemendaal’ zou worden gepubliceerd.
Op 23 december 2014 heeft burgemeester [aangever] aangifte tegen de verdachte gedaan van opzettelijke schending van een op haar rustende geheimhoudingsplicht, waarin hij tevens heeft verklaard dat het van die bijeenkomst opgestelde proces-verbaal van de notaris en de daarbij gevoegde geheime stukken waren geplaatst op de openbare en voor een ieder toegankelijke site van Hart voor Bloemendaal.
Toetsingskader
Bij de beoordeling van deze zaak gaat het hof - met de advocaat-generaal en de verdediging - uit van het volgende toetsingskader, zoals gegeven door de Hoge Raad in zijn arrest van 17 mei 2005 (gepubliceerd als ECLI:NL:HR:2005:AS 4610): ‘de taak van de strafrechter is beperkt tot een onderzoek van de vraag of de aan de verdachte opgelegde geheimhoudingsplicht formeel in overeenstemming is met de wettelijke regeling waarop de geheimhoudingsplicht is gebaseerd. Het gaat om een afbakening tussen bestuurs- en strafrecht waarbij de strafrechter de bestuursrechter volgt op terreinen die primair bestuursrechtelijk van aard zijn’.
Het hof dient zich in deze zaak aldus te beperken tot een onderzoek van de vraag of de aan de verdachte opgelegde geheimhoudingsplicht formeel in overeenstemming is met de wettelijke regeling waarop deze plicht is gebaseerd. Ter beoordeling ligt dus niet voor of het college in de onderhavige zaak terecht geheimhouding heeft opgelegd omtrent de stukken die de verdachte ter inzage heeft gelegd en heeft gepubliceerd op de website van haar partij. Het voorgaande staat er niet aan in de weg dat de verdachte zich in een geval als het onderhavige kan beroepen op het bestaan van strafuitsluitingsgronden, zoals die van de noodtoestand. In dat verband kan aan de orde komen en door de strafrechter worden beoordeeld of en in hoeverre de niet naleving van de geheimhoudingsplicht in het concrete geval kan worden gerechtvaardigd op grond van de door de verdachte gediende belangen.
Is er sprake van een rechtsgeldig besluit?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een rechtsgeldig besluit en heeft daartoe aangevoerd dat er geen primair besluit ten grondslag ligt aan de door de verdachte ontvangen brief en de brief op zichzelf niet kan worden beschouwd als een besluit. Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat het college de in de Gemeentewet toegekende bevoegdheden niet rechtmatig heeft gebruikt en dat dit consequenties zou moeten hebben.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Op dinsdag 4 november 2014 heeft het (voltallige) college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal (hierna: het college) besloten dat de gevraagde stukken onder geheimhouding verstrekt zouden worden aan de verdachte en aan [betrokkene 1] . Voor de juistheid van de stelling van de verdediging dat die dag geen collegevergadering heeft plaatsgevonden, heeft het hof geen enkel solide aanknopingspunt gevonden, mede gelet op het feit dat colleges van Nederlandse gemeenten traditiegetrouw op dinsdag vergaderen. [betrokkene 3] had (bovendien) in haar mail van 23 oktober 2014 aan verdachte en [betrokkene 1] , in kopie gestuurd naar het college en de griffie, al aangekondigd dat een collegebesluit nodig was en dat dit besluit genomen zou worden tijdens de collegevergadering op 4 november 2014. Van die collegevergadering is een besluitenlijst opgesteld waarop de namen van het voltallige college vermeld staan (burgemeester [aangever] en wethouders [betrokkene 6] , [betrokkene 7] en [betrokkene 3] ) en die van een (waarnemend)gemeentesecretaris ( [betrokkene 8] ). Bovendien heeft het hof ter zitting twee van de (toenmalige) wethouders onder ede gehoord die beiden hebben verklaard dat de beslissing tot geheimhouding in een voltallige collegevergadering is genomen. Dat in de digitale agenda van één van de gehoorde wethouders die dag van 9.00 uur tot 10.00 uur een andere afspraak (op een andere locatie) stond, terwijl de collegevergadering om 10.00 uur zou zijn aangevangen, doet aan het vorenstaande niets af. Ook de enkele aantekening van deze collegevergadering in de digitale agenda van de toenmalig gemeentesecretaris [betrokkene 13] brengt niet met zich dat het hof ervan uit gaat dat hij degene was die bij de vergadering aanwezig is geweest. Het hof hecht meer waarde aan hetgeen op de hiervoor genoemde besluitenlijsten is vermeld en de bevestiging daarvan onder ede door wethouder [betrokkene 6] , dan aan deze aantekening.
Ook het e-mailbericht van 22 december 2014 van wethouder [betrokkene 6] , waarin hij kritische vragen stelt, leidt niet tot de conclusie dat hij niet aanwezig was bij de collegevergadering, mede gelet op de verklaring die hij ter terechtzitting heeft gegeven voor dit bericht.
Het hof stelt vast dat - gelet op artikel 1:3, eerste lid, Awb - de brief die op 4 november 2014 aan de verdachte is verzonden, een rechtsgeldig besluit is. Het betreft een schriftelijke beslissing, ondertekend door de waarnemend secretaris en de locoburgemeester, genomen door een bestuursorgaan (het college, op 4 november 2014) en inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, te weten: het opleggen van geheimhouding op de verstrekte stukken.
Dat aan dit besluit verschillende collegevoorstellen ten grondslag hebben gelegen, waarvan er één op de dag na het besluit zou zijn gedateerd, maakt het voorgaande niet anders. Een collegevoorstel betreft immers slechts een werkdocument voor intern beraad ter voorbereiding op door het college van burgemeester en wethouders te nemen beslissing.
Geheel ten overvloede merkt het hof nog op dat raadslid [betrokkene 1] bezwaar, vervolgens beroep en hoger beroep heeft aangewend tegen het (ook) aan hem opgelegde besluit tot geheimhouding. Ook de bestuursrechter is er tot in hoogste instantie vanuit gegaan dat sprake is van een besluit als bedoeld in de Awb (zie ECLI:NL:RVS:2018:2451). Rechtmatigheid van het gebruik van toegekende bevoegdheden
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het college de in de Gemeentewet (hierna: Gemw) toegekende bevoegdheden niet rechtmatig heeft gebruikt. Het hof begrijpt dat de verdediging daarmee een beroep doet op het in het bestuursrecht geldende verbod van ‘détournement de pouvoir’.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Voor zover de beoordeling van de rechtmatigheid van de gebruikte bevoegdheden al onder het eerder geschetste beoordelingskader valt, faalt dit beroep omdat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat het college misbruik heeft gemaakt van de hem toegekende bevoegdheid bij het nemen van het voorliggende besluit.
Resumerend
Bij besluit van 4 november 2014 van het college is aan de verdachte geheimhouding opgelegd ten aanzien van de aan haar verstrekte stukken, een en ander op grond van artikel 25, tweede lid, Gemw juncto artikel 10, tweede lid onder e en g van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bekrachtiging en de gestelde openbaarheid van de stukken
Door de verdediging is aangevoerd dat - indien het hof van oordeel is dat sprake is van een besluit - dit besluit niet voldoet aan de wettelijke regeling en er ook anderszins geen sprake is van een rechtsgeldig besluit, omdat het collegebesluit niet is bekrachtigd door de gemeenteraad. Bovendien waren de stukken al openbaar en is de informatie gedeeld met vele anderen, waaronder buitenstaanders, waardoor de geheimhouding niet aan slechts twee raadsleden opgelegd kon worden. Indien wel geheimhouding opgelegd kon worden, is niet duidelijk ten aanzien van welke stukken de geheimhouding gold.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt als volgt.
Zoals reeds overwogen, is door het voltallige college tijdens een vergadering op 4 november 2014, in bijzijn van een gemeentesecretaris, beslist de door [betrokkene 1] en de verdachte verzochte stukken aan hen onder geheimhouding te verstrekken. Van die vergadering is een besluitenlijst opgemaakt. Het schriftelijke besluit dat aan de verdachte is verzonden, is op diezelfde dag gedateerd en ondertekend.
Het enkele gegeven dat de besluitenlijst (de niet-openbare notulen) niet is ondertekend, doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de beslissing, mede in aanmerking genomen dat het destijds geldende Reglement van Orde van de gemeente Bloemendaal een dergelijke eis niet stelt.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat geen bekrachtiging nodig was van het besluit tot oplegging van de geheimhouding. Daartoe overweegt het dat de stukken op eigen verzoek onder geheimhouding aan de verdachte (en één ander raadslid) zijn verstrekt. De bekrachtigingsprocedure van artikel 25, derde lid, Gemw waaraan de verdachte refereert, is om die reden - aangezien de stukken slechts aan twee raadsleden zijn verstrekt - niet aan de orde. Nu de geheimhouding voorts niet door het college voor het einde van de tenlastegelegde periode was opgeheven, was het aan de verdachte gerichte besluit van 4 november 2014 in die periode onverminderd van kracht.
Het hof heeft vastgesteld dat enkele raadsleden gebruik hebben gemaakt van de inzagemogelijkheid op 8 september 2014 in het intern dossier. Dit dossier was samengesteld door [betrokkene 3] zelf als werkdossier en behelsde onder meer e-mails van een aantal ambtenaren van de gemeente Bloemendaal waarin zij hun ervaringen deelden over communicatie die zij uit hoofde van hun functie hadden met de eigenaren van het perceel Elswouthoek in Overveen. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 3] ermee heeft ingestemd dat een aantal raadsleden, onder wie de verdachte, in de gelegenheid is gesteld inzage te hebben in haar interne dossier, maakt niet dat dit dossier openbaar is gemaakt. Juist ook uit het feit dat het college daarna tot geheimhouding heeft besloten, blijkt dat het college niet de intentie heeft gehad dit interne dossier openbaar te maken.
De suggestie van de verdediging dat ook buitenstaanders informatie uit het intern dossier hebben gekregen, is geenszins aannemelijk geworden. Het hof heeft enkel kunnen vaststellen dat verslaggever [betrokkene 14] van het Haarlems Dagblad een A4’tje met passages uit het mailverkeer tussen de gemeente en de eigenaren van het perceel Elswouthoek onder ogen heeft gehad. [betrokkene 14] heeft ter zitting onder ede verklaard dat zij niet de gehele e-mails heeft gezien en evenmin het dossier heeft mogen inzien of stukken heeft gekregen. Het hof heeft geen enkele aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
Ten aanzien van [betrokkene 15] geldt dat hij in een column (van zijn hand) in TPO, waarop door de verdediging is gewezen, zelf met klem heeft ontkend dat hij inzage heeft gehad in de geheime stukken. Ook hier geldt dat het hof geen reden heeft aan te nemen dat dit wel het geval is geweest.
Het enkele feit dat de (voorzieningen)rechter in de bestuursrechtelijke procedure kennis heeft genomen van (een deel van) de stukken, brengt nog niet mee dat daardoor het geheime karakter aan de stukken is komen te ontvallen.
Tot slot merkt het hof op dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen het dossier ‘Elswoutshoek’ - waarvan aangenomen mag worden dat velen binnen de gemeente Bloemendaal daarmee bekend waren - en het intern dossier van de wethouder waarop de geheimhouding is opgelegd. De verdachte heeft in hoger beroep een overzicht ingebracht met een weergave van alle stukken waarop geheimhouding is opgelegd, waarbij zij heeft beschreven welke stukken al bekend zouden zijn geweest bij de raad. Zelfs als het hof die stelling tot uitgangspunt voor de beoordeling zou nemen, geldt dat de verdachte vier van de stukken waarop de plicht tot geheimhouding rustte, nog niet eerder had ontvangen - zodat moet worden aangenomen dat deze niet bekend waren bij de gemeenteraad - terwijl daarnaast voor een groot deel van deze stukken geldt dat zij deze rechtstreeks van de eigenaren (of een van hen) van Elswouthoek heeft ontvangen en dus niet via gemeentelijke weg. Ten aanzien van deze stukken zou de verdachte, ook indien haar eigen stellingen worden gevolgd, dus de geheimhoudingsplicht hebben geschonden.
Stukken waarop de geheimhouding rustte
Ten aanzien van de stelling van de verdediging dat geenszins duidelijk was ten aanzien van welke stukken de geheimhouding gold, overweegt het hof als volgt. Allereerst staat vast dat de verdachte bij inzage van het intern dossier heeft verzocht om verstrekking daarvan. Zoals hiervoor overwogen, heeft [betrokkene 3] in een mail van 23 oktober 2014 aan onder meer de verdachte te kennen gegeven dat deze stukken zouden worden verstrekt, zij het onder geheimhouding, die bij collegevergadering op 4 november 2014 zou worden opgelegd. Vervolgens heeft de verdachte een envelop van de gemeente ontvangen. Naast het besluit van 4 november 2014 waarin de geheimhouding is opgelegd, bevatte de envelop de stukken waarvoor die geheimhouding gold. Aldus kon er voor de verdachte in de tenlastegelegde periode geen enkele onduidelijkheid hebben bestaan over het antwoord op de vraag welke stukken zich in de envelop bevonden en in het verlengde daarvan op welke stukken de verplichting tot geheimhouding rustte. Het feit dat niet op alle aan de verdachte in dit verband verstrekte stukken ‘volledig geheim’ stond vermeld, leidt derhalve niet tot een ander oordeel, reeds omdat uit het zich ook in de envelop bevindende besluit onmiskenbaar bleek dat geheimhouding op de betreffende stukken rustte.
Geen opzet
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat zij geen opzet had op het schenden van de geheimhoudingsplicht en aldus van het tenlastegelegde feit vrijgesproken dient te worden. Daartoe is aangevoerd dat zij zelf jurist is en uitgebreid juridisch onderzoek heeft gedaan en heeft laten doen, onder meer door bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) informatie in te winnen. Uit haar onderzoek volgde dat geen geheimhouding rustte op de stukken.
Begrijpt het hof de verdediging goed, dan raakt dit verweer niet alleen het opzet, maar ook de vraag of sprake was van een geheim, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij verplicht was te bewaren. Daarvoor geldt het volgende.
Vast staat dat de verdachte wist dat de gemeente voornemens was haar het intern dossier te verstrekken onder oplegging van geheimhouding. Na ontvangst van de stukken in een gesloten envelop en een paar dagen voor de bijeenkomst bij restaurant Loetje heeft burgemeester [aangever] de verdachte er telefonisch op gewezen dat de stukken geheim waren en dat het strafbaar was om die stukken te openbaren. De verdachte heeft vervolgens het college een ultimatum gesteld, waarin zij te kennen heeft gegeven de bijeenkomst bij Loetje af te blazen indien aan haar gestelde voorwaarden (onder meer excuses van de zijde van de gemeente richting de eigenaren van Elswouthoek) zou worden voldaan. Uiteindelijk heeft de verdachte tijdens de door haar belegde (pers)bijeenkomst in restaurant Loetje de envelop geopend en het besluit tot geheimhouding voorgelezen, waarbij zij heeft opgemerkt dat de brief ‘een openbaar besluit’ betreft ‘waarin vermeld staat dat bezwaar mogelijk is’.
Uit het voorgaande volgt dat in de tenlastegelegde periode de verdachte volstrekt helder moet zijn geweest wat het standpunt van het college was ten aanzien van het intern dossier: dat dossier is geheim en de inhoud ervan mag niet openbaar worden gemaakt. De verdachte was het onmiskenbaar niet eens met dit standpunt van het college en voelde zich daarin gesteund door ingewonnen advies, waaronder kennelijk een brief van de VNG waarin deze een - overigens door [betrokkene 1] en niet door de verdachte gestelde - vraag heeft beantwoord omtrent de geheimhouding. Mede gelet op de beperkte vraagstelling richting de VNG (waardoor aan het antwoord naar het oordeel van het hof geen groot gewicht kon worden toegekend) en in aanmerking genomen dat de verdachte zelf juriste was en is, brengt dit echter niet mee dat de verdachte niet wist dat de stukken van het intern dossier geheim waren en dat zij verplicht was dat geheim te bewaren.
Bij die stand van zaken had het op de weg van de verdachte gelegen om, evenals enkele andere raadsleden, een bestuursrechtelijke procedure te starten tegen het (vermeende) besluit van het college. Dat heeft zij evenwel niet gedaan, maar zij heeft, onwrikbaar gelovend in haar gelijk, op een door haar zelf georganiseerde (pers)bijeenkomst de betreffende stukken openbaar gemaakt, ter inzage gelegd en vervolgens op haar website gepubliceerd. Dit kan niet anders worden aangemerkt dan als willens en wetens handelen, zodat bewezen is dat de verdachte de aan haar opgelegde geheimhoudingsplicht opzettelijk heeft geschonden.
Ook dit tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Alternatief scenario
De verdediging heeft gesteld dat er geen collegebesluit is genomen op 4 november 2014 en dat het meest waarschijnlijke scenario is dat wethouder [betrokkene 6] en waarnemend secretaris [betrokkene 8] samen, als solo-actie, een brief aan de verdachte hebben gestuurd. In de gemeente Bloemendaal ontbreekt een helder besluitvormingsproces en het is zeer gebruikelijk om te stellen dat er besluiten zijn genomen, terwijl dit niet zo is.
Het hof acht het alternatief scenario volstrekt niet aannemelijk geworden. Dit scenario vindt zijn weerlegging in de feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor al omschreven en zoals daarvan blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder het e-mailbericht van wethouder [betrokkene 3] dat zij aan de verdachte en het voltallige college heeft verzonden, met de aankondiging dat in de collegevergadering van dinsdag 4 november 2014 een besluit tot geheimhouding zou worden genomen, de e-mails van en het telefoongesprek met burgemeester [aangever] en het besluit van 4 november 2014.”
7. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv houdt – naast de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – nog het volgende in:
“Nadere bewijsoverwegingen
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Waar het hof in de bewijsoverwegingen op pagina 6 in het arrest heeft overwogen dat sprake was van een ‘besluitenlijst’ dan wel ‘besluitenlijsten’, is gedoeld op de niet-openbare notulen die zijn vervat in bewijsmiddel 9.”