ECLI:NL:HR:2021:1264

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
20/00524
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijke schending van ambtsgeheim door een lid van de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een militaire medewerker van de Koninklijke Marechaussee, die beschuldigd werd van opzettelijke schending van het ambtsgeheim, meermalen gepleegd, zoals vastgelegd in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had in de periode van 1 januari 2017 tot en met 4 december 2017 informatie over personen opgevraagd uit politionele systemen voor privédoeleinden, wat in strijd is met de wettelijke voorschriften en zijn ambtelijke verplichtingen.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de schending van het ambtsgeheim ontoereikend gemotiveerd was. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte informatie had opgevraagd, maar er was onvoldoende bewijs dat hij deze informatie ook daadwerkelijk had gedeeld met onbevoegden. De Hoge Raad benadrukte dat het begrip 'schenden' in de context van artikel 272 Sr moet worden opgevat als het verstrekken van geheime gegevens aan iemand die daar niet bevoegd toe is. Aangezien de bewijsvoering niet kon aantonen dat de verdachte meermalen geheime gegevens had verstrekt aan onbevoegden, werd de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van ambtsgeheimen en de bewijsvoering in strafzaken, vooral in militaire contexten. De zaak benadrukt de noodzaak voor duidelijke en voldoende bewijsvoering bij beschuldigingen van schending van ambtsgeheimen, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en rechtvaardigheid in het strafrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00524 M
Datum21 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, militaire kamer, van 13 februari 2020, nummer 21/003394-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.M. Diekstra, advocaat te Leiden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (de militaire kamer), opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het bewezenverklaarde, voor zover inhoudende dat de verdachte ‘telkens’ opzettelijk een geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) heeft geschonden, niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 4 december 2017 te IJmuiden, in ieder geval in Nederland, telkens een geheim waarvan hij wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt van [functie] Koninklijke Marechaussee en wettelijk voorschrift te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte in/uit het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem van politie/KMar en/of het Recherche Basissysteem en/of […] en/of […] in elk geval uit een of meerdere politionele informatie systemen informatie over strafrechtelijke onderzoeken en/of informatie en/of persoonsgegevens en/of contactgegevens van personen bevraagd en/of opgezocht en/of uit dat systeem/die systemen gehaald voor eigen privé gebruik.”
3.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 25 januari 2018 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal van 22 december 2017 (dossierpagina 13 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever], zakelijk weergegeven:
Bij aanvang van het verhoor deelde ik de aangever mede dat hij zou worden gehoord naar aanleiding van een klacht betreffende een buurvrouw van [verdachte] die volgens haar de buren van hem zou natrekken waaronder haarzelf. Tijdens het onderzoek bij de Sectie Interne Onderzoeken is vast komen te staan dat [verdachte] inderdaad zijn buurman had bevraagd en ook de rest van de straat waar hij woonachtig is regelmatig nakijkt in […]. Ook bevraagt hij drie andere straten in de buurt van zijn woonadres.
De aangever verklaarde:
Ik wens aangifte te doen van artikel 272, schending ambtsgeheim als genoemd in het Wetboek van Strafrecht, gepleegd door de [functie] Koninklijke Marechaussee [verdachte].
[verdachte] is als medewerker van het Brigade Informatie Knooppunt werkzaam binnen mijn brigade, gevestigd op de KMar brigade Noord Holland te IJmuiden. Voor de uitoefening van zijn taak is hij gerechtigd tot het bevragen in Bedrijfs Processen Systeem (BPS), Recherche Basis Systeem (RBS), […], […]. Voor zover de bevragingen niet gedaan zijn uit hoofde van zijn functie, maar voor privédoeleinden zijn bevraagd, had [verdachte] daar geen toestemming voor. Het is ook algemeen bekend, en zeker bij medewerkers van de Brigade Informatie Knooppunten, dat het niet is toegestaan om informatie te bevragen voor privédoeleinden.
Ik heb [verdachte] nooit toestemming gegeven om voor privédoeleinden bevragingen te doen. [verdachte] had van mij geen toestemming om anders te handelen dan in de voorschriften is voorgeschreven.
Ik heb de planning laten uitzoeken of op de opgegeven data en tijdstippen dat deze bevragingen zijn gedaan [verdachte] op dienst was:
Deze tijdstippen waren:
4 jan 2017 10:49:50
6 jan 2017 12:15:47
17 mrt 2017 9:58:59
3 mei 2017 11:31:52
9 mei 2017 9:21:05
15 mei 2017 13:23:31
6 juni 2017 12:36:55
14 juni 2017 13:52:30
19 juni 2017 17:20:36
2 okt 2017 20:58:54
1 nov 2017 10:06:11
10 nov 2017 16:40:53
19 nov 2017 14:16:41
Op de aangegeven dagen was [verdachte] wel op dienst.
2. Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 25 januari 2018 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk adjudant-onderofficier en eerste luitenant der Koninklijke Marechaussee opgemaakte proces-verbaal van 17 januari 2018 (dossierpagina 19 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Welke systemen kan jij raadplegen binnen jouw functie?
A: Meerdere, BPS, VBS, […], […], GBA, internet.
A: BPS is een Marechaussee invoersysteem van zaken die je onderzoekt. Het zijn politie en informatiesystemen.
V: Met wie mag je deze informatie delen?
A: Met de mensen waarmee ik werkzaam ben bij de Marechaussee.
V: Heb je [betrokkene 1] opgezocht in politionele systemen?
A: Misschien dat ik ooit heb gezocht op haar straat en dat ik zo ook bij haar ben uitgekomen.
O: In ons gesprek had je al aangegeven dat je je buurman had nagetrokken of te wel opgezocht in de politionele systemen.
A: Ik heb in […] gekeken en gezocht op “No Fear”. Toen kwam ik al redelijk snel op de naam [betrokkene 2]. Dat bleek [betrokkene 2] te zijn. Ik heb toen op zijn naam gezocht en heb gezien wat voor antecedenten hij had. Ik heb op zijn naam in […] gelezen. Ik heb onder andere gezien dat [betrokkene 2] vuurwapengevaarlijk was. Ik heb dat opgezocht voor mijn eigen veiligheid en die van mijn gezin.
Er was weer een incident gebeurd en mijn buurman, [betrokkene 3], was in emotionele toestand bij ons. Op een gegeven moment hoorden we de hond weer en ik zag dat [betrokkene 3] helemaal uit zijn slof schoot en naar de deur liep. Ik hoorde dat hij zei: “Zijn kop gaat er af”. Ik was er van overtuigd dat hij die [betrokkene 2] of die hond van [betrokkene 2] wat aan wilde doen waardoor [betrokkene 2] [betrokkene 3] iets aan zou doen. Ik heb tegen [betrokkene 3] geroepen: “Hier blijven. Die gek is vuurwapengevaarlijk”. De enige die dat op dat moment ook gehoord heeft was [betrokkene 4], mijn vrouw.
V: Heb je behalve [betrokkene 2] nog meer opgezocht in de politionele systemen?
A: Ik heb [betrokkene 5] ook bekeken. Die kwam er tegelijk met [betrokkene 2] uit. Ze hadden veel gezamenlijke incidenten. [betrokkene 3], mijn eigen buurman, heb ik ook gekeken.
A: Ter lering van nieuwe […] heb ik mijn eigen naam wel eens bevraagd of mijn ouders.
V: Jij kan je niet herinneren dat je meer hebt opgevraagd?
A: Ja, ik heb meer opgevraagd. Telefoonnummers. De straat. [a-straat] bijvoorbeeld.
A: Ik heb mijn buurvrouw [betrokkene 6] in […] bekeken.
O: Ook heb je straten in [plaats] bevraagd.
V: Weet je welke adressen je bevraagd hebt?
A: De [b-straat] denk ik echt. [a-straat] en mijn nieuwe straat de [c-straat] ook.
V: Waarom heb je die adressen bevraagd?
A: [b-straat] vanwege [betrokkene 1] denk ik. [a-straat] om te kijken wat er allemaal gebeurd was. Een [c-straat] heb ik bevraagd omdat ik op de voetbalclub had gezegd dat ik zou gaan verhuizen. Ik hoorde dat daar een drugsverslaafde man woonde. Ik heb toen ook in […] gekeken en zag dat er inderdaad wel een man met criminele antecedenten woonde.
O: [a-straat 1] is bevraagd.
V: Wie woont daar?
A: Ik denk dat [betrokkene 8] daar woonde.
O: [a-straat 2] is bevraagd.
V : Waarom heb je dat adres bevraagd?
A: Dat is het adres van [betrokkene 6] en [betrokkene 5] en [betrokkene 2].
O: [a-straat 3] is bevraagd.
V: Wie woont daar?
A: [betrokkene 9].
O: [a-straat 4] is bevraagd.
V: Waarom heb je je eigen adres bevraagd?
A: Omdat ik toen bezig was om te kijken wat daar allemaal gebeurd was voor mijn tijd dat ik daar woonde.
V: Heb je deze bevragingen gedaan voor de uitvoering van de dienst?
A: Nee.
V: Wat heb je met deze informatie gedaan?
A: Alles voor mezelf gehouden. Behalve dan dat ik in die opwelling aan [betrokkene 3] verteld heb dat [betrokkene 2] vuurwapengevaarlijk was.
A: Ik denk dat ik de [c-straat] heb ingevoerd en bij de adressen waar ik meer heb zien staan, heb ik doorgevraagd om te zien wat voor mensen daar woonden.
V: Heb je deze bevragingen gedaan voor de uitvoering van de dienst?
A: Nee.
V: Waarom heb je specifiek het adres van je ouders bevraagd?
A: Nieuwgierigheid.
V: Heb je deze bevragingen gedaan voor de uitvoering van de dienst?
A: Nee.
O: En [d-straat] is bevraagd.
V: Waarom heb je deze zoekslag gemaakt?
A: Daar stond een huis te koop waar ik interesse in had.
V : Waarom heb je specifiek de adressen [d-straat 1], [d-straat 2] en [d-straat 3] bevraagd?
A: Dat is dan weer gebeurd omdat er meerdere incidenten op zo’n adres stonden in die straat. Dan heb ik door gevraagd.
O: Ook heb je de persoonssleutel […] bevraagd.
V: Wie is dit?
A: Dat is mijn vader. Puur uit nieuwsgierigheid.
O: Ook is verbalisantnummer […] in combinatie met [plaats] bevraagd.
V: Wie is deze verbalisant?
A: Dit is een parkeerwachter in [plaats]. Ik zag dat er een bekeuring onder mijn ruitenwisser zat. Omdat er wel verhalen gingen over die parkeerwachter, dat hij voor de lulligste dingen boetes schreef en dat er vaker klachten over hem waren, heb ik het verbalisantnummer van de parkeerwachter in […] nagekeken.
O: [betrokkene 7] is ook bevraagd door je.
V: Waarom heb je hem bevraagd?
A: Misschien dat ik op mijn achternaam gezocht heb en dat ik gewoon uit nieuwsgierigheid hem heb doorbevraagd.
V: Wist je dat bij het gebruik van je account medegedeeld wordt dat het oneigenlijk gebruik strafbaar gesteld is?
A: Ja, dat weet ik. Maar na verloop van tijd klik je dat gewoon door.
3. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 30 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb uit veiligheid voor mezelf en voor mijn omgeving verschillende systemen geraadpleegd.
[betrokkene 2] had een pitbull die al eens gebeten had. Ik had een kleine meid. Ik wilde dit eventueel aan de wijkagent doorgeven. Uit de systemen die ik bevroeg bleek dat de persoon die ik bevroeg vuurwapengevaarlijk was.
Ik wist dat hij lid was van een motorbende. Ik zou aan de politie doorgeven wat zij niet wisten.
We zaten in ons tijdelijke huis en hoorden dat er weer iets was gebeurd met de pitbull. Mijn buurman was kwaad en ik heb hem toen in een split second ingelicht. Ik heb ook een parkeerwachter nagetrokken. Ik was het niet eens met een uitgeschreven boete. Uit de systemen kwam echter niets over die parkeerwachter. Ik heb de boete daarom gewoon betaald en ik heb niets met de informatie gedaan. Ik heb ook op het huis van mijn ouders gekeken.
Ik heb ook in de buurt van een nieuwe woning in het systeem gekeken.”
3.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“De militaire kamer is van oordeel dat (...) sprake is van schending van een ambtsgeheim. Verdachte heeft immers, zonder dat het voor zijn functie-uitoefening noodzakelijk was, voor zichzelf, uit de hem uit hoofde van zijn functie ter beschikking staande systemen, geheime informatie ontsloten die niet voor hem bedoeld was. Daarmee heeft verdachte zijn ambtsgeheim geschonden. De stelling van de verdediging dat verdachte die informatie niet met een of meer derden heeft gedeeld, doet daaraan niet af.
Bovendien heeft verdachte, zoals hiervoor reeds vermeld, in een enkel geval de door hem opgevraagde informatie weldegelijk gedeeld. Verdachte heeft immers verklaard dat hij de informatie over [betrokkene 2] heeft gedeeld met [betrokkene 3] en dat hij dat in een split second deed omdat [betrokkene 3] [betrokkene 2], dan wel diens hond, in een emotionele toestand te lijf dreigde te gaan.”
3.2.4
Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd.
3.3.1
De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op artikel 272 Sr. De in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende term ‘schenden’ moet daarom geacht worden daar te zijn gebruikt in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in artikel 272 Sr.
3.3.2
Artikel 272 lid 1 Sr luidt:
“Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.”
3.3.3
Het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 Sr moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is (vgl. HR 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:523 en ECLI:NL:HR:2020:527).
3.4
Uit de bewijsvoering kan niet worden afgeleid dat de verdachte meermalen geheime gegevens heeft verstrekt aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd was. Voor zover de bewezenverklaring inhoudt dat de verdachte ‘telkens’ een geheim in de zin van artikel 272 Sr heeft geschonden, is zij dus ontoereikend gemotiveerd.
3.5
Het cassatiemiddel slaagt.

4.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 september 2021.