ECLI:NL:HR:2005:AT2855
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Schending van het ambtsgeheim door loco-burgemeester in de zaak rondom de moordaanslag op Pim Fortuijn
In deze zaak gaat het om de schending van het ambtsgeheim door een loco-burgemeester, die op de avond van de moordaanslag op Pim Fortuijn de identiteit van de vermoedelijke dader bekendmaakte aan een derde. De verdachte, geboren in 1953 en woonachtig in [woonplaats], was als wethouder op de hoogte gesteld van deze informatie door de burgemeester van [plaats]. De burgemeester had hem in twee telefoongesprekken duidelijk gemaakt dat de informatie van strikt vertrouwelijke aard was. Ondanks deze waarschuwing heeft de verdachte de identiteit van de vermoedelijke dader, die op dat moment nog niet verder bekend was dan aan een selecte groep ambtenaren, telefonisch doorgegeven aan iemand van een vereniging waar de vermoedelijke dader werkzaam was.
De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte opzettelijk een geheim heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt dat degene die een geheim, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, kan worden gestraft met gevangenisstraf of een geldboete. Het Hof had eerder geoordeeld dat de identiteit van de verdachte in deze fase van het onderzoek als geheim diende te worden beschouwd, en dat de verdachte, die uit hoofde van zijn ambt op de hoogte was gesteld, deze informatie had moeten bewaren.
De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, omdat de middelen die door zijn advocaat, mr. D.R. Doorenbos, waren voorgesteld, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad concludeert dat er geen grond aanwezig is voor vernietiging van de bestreden uitspraak, en bevestigt daarmee de veroordeling van de verdachte tot een geldboete van vijfhonderd euro, subsidiair tien dagen hechtenis.