ECLI:NL:HR:2008:BB7667
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Geheimhoudingsverplichting en de Gemeentewet: beoordeling van de rechtsgeldigheid van geheimhouding in gemeentelijke documenten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1948 en wonende te Vlaardingen, was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk schenden van een geheim, waarvan hij uit hoofde van zijn ambt als fractievoorzitter en raadslid van de gemeenteraad van Vlaardingen verplicht was het te bewaren. De zaak draaide om de vraag of de geheimhoudingsverplichting correct was opgelegd volgens artikel 25 van de Gemeentewet. De verdediging stelde dat de geheimhouding niet rechtsgeldig was, omdat op de desbetreffende stukken zelf geen melding van geheimhouding was gemaakt. De Hoge Raad oordeelde dat de strekking van artikel 25 Gemeentewet niet vereist dat de geheimhouding expliciet op elk stuk moet worden vermeld, mits de ontvanger van de stukken op de hoogte is gesteld van de geheimhoudingsplicht. In dit geval was er een begeleidende brief met de aanduiding 'persoonlijk en geheim', waarin werd vermeld dat geheimhouding was opgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat aan de eisen van de Gemeentewet was voldaan, en verwierp het beroep van de verdachte. De uitspraak bevestigt de interpretatie van de geheimhoudingsverplichting in de context van gemeentelijke documenten en de rol van de gemeenteraad in het opleggen van geheimhouding.