III. Het tweede middel en de bespreking daarvan
11. Het middel klaagt dat uit de betekeningsstukken van de dagvaarding in hoger beroep niet kan volgen dat een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar het door de verdachte opgegeven adres [d-straat 1] , [plaats] , zodat het hof ten onrechte de dagvaarding niet nietig heeft verklaard, althans dat het oordeel van het hof dat de verdachte behoorlijk is gedagvaard onjuist dan wel onbegrijpelijk is.
Van belang zijnde stukken van het geding (voor zover in cassatie voorhanden)
12. Onder de op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevinden zich, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
(i) een aantekening mondeling vonnis betreffende de verstekuitspraak van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 4 oktober 2019, waarin als adres van de verdachte staat vermeld: [d-straat 1] , [plaats] ;
(ii) een akte instellen hoger beroep, waaruit blijkt dat op 17 oktober 2019 namens de verdachte ter griffie van de rechtbank OostBrabant hoger beroep is ingesteld “tegen het eindvonnis, alsmede tegen alle ter terechtzitting genomen beslissingen, door de politierechter in die rechtbank, locatie ’s-Hertogenbosch, op 4 oktober 2019 gewezen”.Het in deze akte genoemde woonadres is: [d-straat 1] , [plaats] . In de daaraan gehechte brief (de volmacht), waarin de verdachte de griffiemedewerker machtigt namens hem hoger beroep in te stellen, verklaart de verdachte wonende te zijn op het adres [d-straat 1] , [plaats] . De verdachte heeft in deze brief onder meer aangegeven dat hij door privéomstandigheden geen gehoor heeft kunnen geven aan de dagvaarding om te verschijnen op 4 oktober 2019 “bij het Arrondissementsparket Oost-Brabant te S’-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 8”;
(iii) een kopie van de dagvaarding van de verdachte in hoger beroep d.d. 17 september 2020, om te verschijnen ter terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 9 november 2020, geadresseerd aan de verdachte, wonende [c-straat 1] te [plaats] ;
(iv) een kopie van de dagvaarding van de verdachte in hoger beroep d.d. 17 september 2020, om te verschijnen ter terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 9 november 2020, geadresseerd aan de verdachte, wonende [b-straat 1] te [plaats] ;
(v) een informatiestaat SKDB betreffende de verdachte van 17 september 2020, die de volgende informatie bevat: de verdachte is niet-ingezetene en heeft met ingang van 6 augustus 2003 als “huidig” BRP-adres [b-straat 1] , [plaats] , de verdachte is niet gedetineerd en de verdachte heeft sinds 14 februari 2015 als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [c-straat 1] , [plaats];
(vi) een akte van uitreiking van de dagvaarding d.d. 17 september 2020 om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2020. Deze akte is gedresseerd aan de verdachte op het adres [c-straat 1] [plaats] . Aangekruist staat dat de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde niet bekend is. Bij het invulveld ten aanzien van een eventueel door de geadresseerde opgegeven voorkeursadres is niets aangekruist.De akte houdt verder in dat de dagvaarding van de verdachte om op 9 november 2020 (15:00 uur) ter terechtzitting te verschijnen op 17 september 2020 is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie en dat de gerechtelijke brief op diezelfde datum is verzonden naar het op de akte vermelde adres in het buitenland;
(vii) een akte van uitreiking van de dagvaarding d.d. 17 september 2020 om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2020. Deze akte is gedresseerd aan de verdachte op het adres [b-straat 1] [plaats] . Aangekruist staat dat de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde niet bekend is. Bij het invulveld ten aanzien van een eventueel door de geadresseerde opgegeven voorkeursadres is niets aangekruist.De akte houdt verder in dat de dagvaarding van de verdachte om op 9 november 2020 (15:00 uur) ter terechtzitting te verschijnen, op 17 september 2020 is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie en dat de gerechtelijke brief op diezelfde datum is verzonden naar het op de akte vermelde adres in het buitenland;
(viii) een akte van uitreiking d.d. 3 december 2020 van de uitspraak van het hof ten name van de verdachte en met als adres [c-straat 1] , [plaats] . Aangekruist is dat de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde niet bekend is, dat de gerechtelijke brief is uitgereikt aan de medewerker van het openbaar ministerie en dat een afschrift is verzonden naar het op deze akte vermelde adres.
13. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 9 november 2020 houdt, voor zover hier relevant, het volgende in:
“De verdachte genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [plaats] , [c-straat 1]
is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet verschenen.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat de behandeling van de zaak buiten diens aanwezigheid wordt voortgezet.
[...]
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede onmiddellijk uitspraak te zullen doen.
De voorzitter spreekt vervolgens het arrest uit.”
Juridisch kader
14. Ingevolge het bepaalde in art. 36e, derde lid, Sv dient de uitreiking van de dagvaarding aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, te geschieden door toezending, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Indien de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie bericht dat de mededeling aan de geadresseerde is uitgereikt, geldt deze uitreiking als betekening in persoon, zonder dat dit nog uit een afzonderlijke akte hoeft te blijken. In de regel volstaat in geval van een in België woonachtige verdachte de rechtstreekse verzending aan het van hem bekende adres.
15. Op grond van art. 278, eerste lid, Sv, welke bepaling ingevolge art. 415 Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is, dient de rechter de geldigheid van de uitreiking van de dagvaarding te onderzoeken ingeval de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen. In beginsel behoeft de rechter zich op grond van art. 349, eerste lid, Sv j° art 358, eerste lid, Sv over de vraag naar de geldigheid van de dagvaarding in zijn uitspraak slechts uit te laten indien hij de dagvaarding nietig verklaart.
Bespreking van het middel
16. De berechting in hoger beroep heeft bij verstek plaatsgevonden. Uit de in randnummer 12 vermelde stukken van het geding kan worden opgemaakt dat de verdachte ten tijde van het betekenen van de dagvaarding in hoger beroep niet gedetineerd was, dat hij niet stond ingeschreven in de Nederlandse BRP, dat van hem geen feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was, dat hij in zijn – aan de akte instellen hoger beroep gehechte – volmacht als zijn woonadres [d-straat 1] , [plaats] heeft opgegeven en dat in de akte instellen hoger beroep als zijn woonadres [d-straat 1] , [plaats] staat vermeld.
17. In de toelichting op het middel wordt er terecht op gewezen dat de verdachte in de bedoelde brief [plaats] als woonplaats heeft genoemd en dat op de akte instellen hoger beroep [plaats] als woonplaats staat vermeld. Naar het mij voorkomt is dit verschil niet van wezenlijke betekenis voor de beoordeling van het middel en kan in cassatie worden aangenomen dat het hier gaat om één en hetzelfde adres, aangezien de gemeente [plaats] sinds 1 januari 2019 deel is gaan uitmaken van de fusiegemeente [plaats] .
18. Uit het juridisch kader volgt dat – wil sprake zijn van een rechtsgeldige betekening – de appeldagvaarding om ter terechtzitting van het hof op 9 november 2020 te verschijnen had moeten geschieden door rechtstreekse toezending van die dagvaarding over de post aan het door de verdachte opgegeven woonadres [d-straat 1] , [plaats] . Niet blijkt uit de stukken van het geding dat een zodanige verzending heeft plaatsgevonden, zodat het er in cassatie voor moet worden gehouden dat zulks niet is gebeurd.
19. Kennelijk heeft het hof zijn in het bestreden arrest besloten liggend oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend gebaseerd op de in randnummer 12 ad (v) aangehaalde informatiestaat SKDB van 17 september 2020. Gelet op de opgave door de verdachte van zijn adres [d-straat 1] , [plaats] bij het instellen van hoger beroep, kunnen die gegevens niet als juist worden aangemerkt.Het criterium (kort gezegd) voor dagvaardingen aan een buitenlands adres is dat dit moet geschieden aan een ‘bekend’ adres. In zoverre zouden de SKDB-gegevens een aanknopingspunt kunnen vormen, maar als die gegevens afwijken van het door de verdachte opgegeven adres, moet dit (laatste adres) ook ‘aangeschreven’ worden. Overigens wijs ik erop dat, blijkens de stukken van het geding, in eerste aanleg de dagvaarding wél is verzonden naar het adres van de verdachte [d-straat 1] in [plaats] , en ook het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter alsmede de aantekening mondeling vonnis van 4 oktober 2019 datzelfde adres vermelden. Een blik over de papieren muur laat bovendien zien dat het Belgische proces-verbaal van het verhoor van de verdachte dat op 2 januari 2019 heeft plaatsgevonden reeds als “Wettelijke verblijfplaats” [d-straat 1] te [plaats] noteert.
20. Op basis van het voorgaande rijst het ernstige vermoeden dat het oordeel van het hof dat de dagvaarding in hoger beroep overeenkomstig het bepaalde in art. 36e, derde lid, Sv rechtsgeldig is betekend, op een onjuiste feitelijke grondslag berust en derhalve onjuist is.
21. Het middel is terecht voorgesteld. Ik meen dat de Hoge Raad om doelmatigheidsredenen de dagvaarding in hoger beroep zelf nietig kan verklaren.
22. Dat maakt tevens dat het eerste middel geen bespreking behoeft.