Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
3 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, waarin werd geoordeeld dat de appeldagvaarding rechtsgeldig was betekend. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de betekening van de dagvaarding in hoger beroep niet correct heeft plaatsgevonden, in strijd met artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Hoge Raad heeft onderzocht of de verdachte, die van 6 november 2012 tot 7 maart 2014 ingeschreven stond op een bepaald adres, op de juiste wijze was opgeroepen voor de hoger beroep zitting. Het Hof had geoordeeld dat de betekening correct was geschied, maar de Hoge Raad kwam tot de conclusie dat dit oordeel onjuist was. De dagvaarding was niet op de juiste wijze betekend, waardoor deze nietig was.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van een onjuiste betekening voor de rechtsgeldigheid van de procedure.