De raadsmandeelt hierop - zakelijk weergegeven - mee:
In eerste aanleg is in het kader van de vordering van de benadeelde partij gesteld dat sinds medio 2016 door de ex-partner van verdachte per maand driehonderd euro wordt betaald vanwege haar hoofdelijke aansprakelijkheid. In februari zal daarom twaalfduizend euro zijn afbetaald en dat is van belang in verband met de ontnemingsvordering. Dat bedrag zou in mindering moeten worden gebracht.
De verdachtedeelt - zakelijk weergegeven - nog mee:
Mijn hoofdverblijf is bij mijn dochter, maar ik verblijf af en toe ook wel bij anderen om mijn dochter niet teveel te belasten. Het adres in [plaats] is mijn officiële adres. Ik verblijf soms bij mijn moeder of bij andere familieleden.
Ik kan, mede vanwege mijn faillissement, geen bedrijf uitoefenen. Deze zaak is ook in de publiciteit geweest en dat maakt het er niet gemakkelijker op in de sector waarin ik werkzaam ben. Niet alleen ben ik veroordeeld, maar het predikantschap is mij ook ontnomen. Dat houdt in dat ik ook niet als ziekenhuispredikant mag werken. Ik heb met name gewerkt aan situaties bij anderen om te voorkomen dat dit soort dingen zich zouden voordoen. Er wordt mij soms nog wel om advies gevraagd en op grond van mijn ervaringen adviseer ik mensen. Ik leef dus als een vroeg-gepensioneerde, maar ik geef nog weleens iemand advies. Ik heb geen dienstbetrekking. Ik heb nog weleens gesolliciteerd, maar dan loop ik telkens tegen mijn achtergrond aan. Men hoeft maar op Google te zoeken en men vindt de gegevens over mij. Daarnaast heb ik ook mijn leeftijd tegen. Ik ben de zestig gepasseerd en dan is het niet eenvoudig om een inkomen te verwerven. Ik merk dat mensen Googelen en dan met vragen komen en dat leidt tot drempels die moeilijk te slechten zijn.
Op de vraag van de oudste raadsheer of ik een eigen website heb als bemiddelaar, antwoord ik dat ik niet zelf bemiddel. Ik faciliteer bemiddeling. Met faciliteren bedoel ik dat mensen mij kunnen benaderen, waarbij ik een bemiddelaar zoek naar wie ik kan doorverwijzen. In Noord-Holland en elders in Nederland zijn bemiddelaars en daar verwijs ik naar, omdat ik zelf niet als bemiddelaar kan fungeren.
U vraagt mij of [A] nog wel actief is op LinkedIn. Dat is een goede vraag. De holding is failliet gegaan en de werkmaatschappij en [A] en de vereniging ook. De eenmanszaak is kennelijk nog niet afgewikkeld. Er was ook nog een stichting en die is niet failliet. En er was nog een andere stichting van voor het faillissement en die is ook niet failliet. Die zijn allemaal blijven bestaan. Ik ben vooral bezig met schrijven waar ik zelf voor kies. Dus, als het moeilijk is om een dienstbetrekking te krijgen, ga je kijken wat je kunt doen. De stichting staat voor onderzoek en schrijven. Het brengt niets op, maar is wel een zinvolle tijdsbesteding. Ik ben de laatste jaren bezig met dingen waar ik anderen ook mee kan helpen om te voorkomen dat ze in dezelfde fouten terechtkomen als ik. Bijvoorbeeld met de kennis van nu weet ik dat het risicovol is om bankinstrumenten te leasen. Ik wist dat toen niet en nu weet ik dat wel. Ik kan met die kennis mogelijk anderen informeren om hen zo te waarschuwen. Ik heb de afgelopen jaren vrienden gehad die mij financieel met kleine giften hebben geholpen. Ik heb ook weleens een documentje gemaakt waar ik tweehonderd euro voor kreeg. Dat was dan niet veel, maar het is wel nodig om van te kunnen leven. Ik voldeed niet aan de eisen om voor bijstand in aanmerking te komen. Daar is eerst naar gekeken. Dat was voor de curator ook niet gunstig en verder zou niemand daar voordeel aan hebben gehad. Bij de aanvraag voor bijstand in [plaats] is al gekeken of het mogelijk was dat ik het werk als bemiddelaar of iets dergelijks kon voortzetten. Dat bleek niet mogelijk. Het beleid in [plaats] is zo dat als je bijstand krijgt, je ook moet proberen om betaald werk te krijgen.
De advocaat-generaal houdt mij voor dat op mijn
website […] .comeen quote van Albert Einstein staat, te weten “Failure is success in progress'’. Het komt erop neer dat fouten uit het verleden soms een stop zijn op weg naar succes. We kunnen het verleden niet veranderen, maar je kunt wel werken aan de toekomst. Ik heb van mijn fouten geleerd en daarom ben ik de laatste jaren vooral aan het werk om mijn ervaringen met anderen te delen om hen ervoor te behoeden dezelfde fouten te maken als ik. Succes kan ook materieel succes zijn.
(…)
De raadsmanvoert zowel in de strafzaak als in de ontnemingszaak het woord tot verdediging en pleit daartoe overeenkomstig zijn beide overgelegde pleitnota’s, welke aan dit proces-verbaal zijn gehecht en waarvan de inhoud geacht moet worden hier te zijn ingevoegd. Hij voegt daar - zakelijk weergegeven - in het kader van de ontnemingszaak nog aan toe dat de BMW van verdachte in beslag is genomen en is verkocht.
(…)
De raadsmandupliceert en deelt - zakelijk weergegeven - mee dat de opbrengst van de BMW van verdachte naar de benadeelden is gegaan en dat daarom het bepaalde in artikel 36f 9e lid van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.’
7. De aan het hof overgelegde pleitnota houdt onder meer in (met weglating van verwijzingen en voetnoten):
‘1.
[betrokkene 2]
Van het wederrechtelijk verkregen voordeel is € 12.265,- naar de ex-vrouw van cliënt [betrokkene 2] gegaan (…).
Volgens [betrokkene 2] is dit geld overgeboekt vanuit cliënt naar haar privérekening als onderdeel van hun scheidingsconvenant (…).
[betrokkene 4] , penningmeester van [benadeelde] , heeft namens de benadeelde partij het woord gevoerd op de zitting d.d. 9 mei 2018 in eerste aanleg. Hij heeft toen onder meer verklaard dat met [betrokkene 2] een betalingsregeling is aangegaan van maandelijks € 300,- voor een periode van 3 jaren (…). Deze is volgens cliënt in februari 2020 afbetaald (41 maanden vanaf medio 2016). Gelet op art. 36e, negende lid, Sr dient dit bedrag in mindering te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
In het geval het Hof het niet aannemelijk acht dat dit bedrag (deels) is terugbetaald dan verzoekt de verdediging de zaak aan te houden om [betrokkene 2] ter zitting op te roepen om als getuige te horen. Zij kan verklaren tot welk bedrag zij de benadeelde partij heeft terugbetaald.
2. Matiging betalingsverplichting
De rechter neemt in de ontnemingsprocedure achtereenvolgens twee beslissingen: de vaststelling (schatting) van de hoogte van het voordeel en de vaststelling van de betalingsverplichting. De betalingsverplichting is in beginsel gelijk aan het bedrag van het voordeel, maar kan op grond van art. 36e, vijfde lid, Sr om uiteenlopende redenen worden gematigd, desnoods tot nihil.
Naar het oordeel van de verdediging komen de volgende twee posten in aanmerking voor een matiging. Dat zijn:
- [betrokkene 1] (€ 62.995,-)
- [betrokkene 2] (€ 30.000,-)
Dit betreffen uitgaven aan derden. Cliënt heeft deze nimmer in privé ontvangen en zal ze ook niet meer terugkrijgen of kunnen terugvorderen. Met andere woorden: de uitgaven aan deze posten zijn opgesoupeerd.
Ten aanzien van opgesoupeerd voordeel stelt de wetgever het volgende:
De rechter is evenwel vrij het voor ontneming in aanmerking te brengen bedrag lager te bepalen dan dat waarop hij het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geschat. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer een deel of het geheel van het wederrechtelijk verkregen voordeel inmiddels is opgesoupeerd, en er niet voldoende vermogensobjecten resteren, en, naar wordt gevreesd, ook in de toekomst zullen worden verworven, om het geschatte bedrag aan voordeel op te verhalen.
Cliënt verkeert per 28 juni 2016 in staat van faillissement. Voorts zal cliënt binnen 2 jaar zijn pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Cliënt ontbeert enig vermogen en zijn verdiencapaciteit in de toekomst is beperkt. Het is derhalve aanstonds duidelijk dat cliënt thans en in de toekomst de door de rechtbank opgelegde ontnemingsmaatregel niet kan voldoen.
Weliswaar staat het CJIB in (zeer) uitzonderlijke gevallen een betalingsregeling toe waarbij binnen 3 jaar, uiterlijk 6 jaar wordt voldaan, maar ook bij die stand van zaken is dat voor cliënt onuitvoerbaar.
De verdediging wenst te benadrukken dat met de ontnemingsmaatregel als sanctie rechtsherstel wordt nagestreefd niet vanzelf betekent dat het onverkort opleggen van een ontnemingsmaatregel in het concrete geval ook steeds een rechtvaardige en zinvolle strafrechtelijke reactie oplevert. Zoals altijd komt het in het recht aan op het afwegen van onderling tegenstrijdige belangen en het bereiken van het juiste evenwicht tussen die belangen.
Op grond daarvan verzoekt de verdediging om voormelde posten tot nihil, althans (aanzienlijk) te matigen.’
8. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 9 en 16 mei 2018 heeft [betrokkene 4] aldaar het volgende verklaard:
‘Ik ben sinds kort penningmeester van [benadeelde] . De ten laste gelegde feiten hebben zich afgespeeld in de periode voorafgaand aan mijn penningmeesterschap. Het zit ons dwars dat wij nooit van de verdachte te horen hebben gekregen wat er gebeurd is met het geld, ondanks het contact dat wij met de verdachte hebben gehad. Het schadebedrag in de vordering is opgebouwd in de jaren 2013, 2014 en 2016. Vanwege oplopende proceskosten is de vordering inmiddels opgelopen tot een bedrag van € 279.000,00.
De vordering is in een andere procedure door de civiele rechter toegekend. Het faillissement van de verdachte is uitgesproken, waardoor er bij hem niets meer te halen valt. De vordering is ingediend bij de curator. Met de ex-vrouw van de verdachte is een betalingsregeling overeengekomen, omdat zij en de verdachte in gemeenschap van goederen getrouwd waren. Zij betaalt momenteel maandelijks € 300,00 voor een periode van 3 jaren.’