Conclusie
eerste middelklaagt dat het hof onvoldoende heeft gerespondeerd “op de door de verdediging met argumenten onderbouwde standpunten/het verweer”. Met het verweer wordt het “meest verstrekkende verweer” bedoeld dat de verdachte niet aanwezig was op de plaats delict. Voordat ik de klacht bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsoverweging weer.
BVH-goednummer SVO SIN monster
Medeplegen
1
2Voor zover een bewijsverweer in wezen een ontkenning van de tenlastelegging inhoudt, geldt dat deze moet voldoen aan de strenge eisen die worden gesteld aan een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
3Slechts wanneer het bewijsverweer een standpunt betreft dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de rechter naar voren is gebracht, is de rechter verplicht te responderen ingevolge art. 359, tweede lid, tweede volzin Sv.
4
5De standpunten van de verdediging vinden daarom genoegzaam hun weerlegging in de bewijsmiddelen.
6
7
tweede middelklaagt dat het hof ten onrechte geen eendaadse samenloop, althans voortgezette handeling heeft aangenomen bij de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten.
8
9Art. 312 Sr – kort gezegd diefstal met geweldpleging -- beschermt naast de belangen die door art. 310 Sr worden beschermd, tevens de integriteit van het menselijk lichaam, inclusief het leven (derde lid).
10De strafbaarstelling van art. 317 Sr – kort gezegd afpersing – dient ertoe het persoonlijk vermogen en de lichamelijke integriteit van personen te beschermen.
11De strekkingen van de relevante strafbepalingen lopen daarmee niet dusdanig uiteen, dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat de verdachte van het onderhavige feitencomplex (in wezen) slechts één strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt.
12Daarbij neem ik in aanmerking dat het in de voorliggende zaak bij een poging tot een overval is gebleven. De bestanddelen in art. 312 Sr en 317 Sr, die strekken tot bescherming van het persoonlijk vermogen, te weten het wegnemen en het doen afgeven, waren nog niet vervuld.
13Het oordeel van het hof, dat sprake is van meerdaadse samenloop, is, gelet op het voorgaande, niet zonder meer begrijpelijk.
14
T&C Sr2020, art. 285 Sr, aant. 5.
T&C Sr2020, art. 312 Sr, aant. 5.
T&C Sr2020, art. 317 Sr, aant. 5.
Meervoudige aansprakelijkstelling. Een analyse van rechtsfiguren die aansprakelijkstelling voor meer dan één strafbaar feit normeren, Den Haag: BJu 2018, p. 41-67.
NJ2005/43.