ECLI:NL:PHR:2021:662

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
19/04248
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop en meerdaadse samenloop in strafrechtelijke context met betrekking tot bedreiging en poging tot diefstal

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 18 mei 2021, staat de vraag centraal of er sprake is van eendaadse of meerdaadse samenloop in de strafrechtelijke context. De verdachte, geboren in 1979, wordt beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging tot diefstal, voorafgegaan door bedreiging met geweld. De feiten dateren van 2 maart 2016, toen de verdachte samen met medeverdachten een schietincident heeft gepleegd waarbij meerdere personen bedreigd werden met een vuurwapen. De Hoge Raad vat de algemene overwegingen uit eerdere arresten samen en stelt dat voor eendaadse samenloop de gedragingen in een samenhangend feitencomplex moeten plaatsvinden, terwijl voor voortgezette handeling de gedragingen elkaar in de tijd moeten opvolgen. In deze zaak oordeelt de Hoge Raad dat de gegrondheid van het cassatiemiddel niet leidt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, omdat de opgelegde straf onder het strafmaximum ligt en de verdachte onvoldoende belang heeft bij cassatie. De uitspraak van het hof wordt bevestigd, waarbij de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten wordt vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en camerabeelden.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer19/04248
Zitting18 mei 2021
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 10 september 2019 door het gerechtshof Den Haag wegens 1 subsidiair “medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” en 3 “poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest overeenkomstig art. 27(a) Sr.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam , twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het
eerste middelklaagt dat het hof onvoldoende heeft gerespondeerd “op de door de verdediging met argumenten onderbouwde standpunten/het verweer”. Met het verweer wordt het “meest verstrekkende verweer” bedoeld dat de verdachte niet aanwezig was op de plaats delict. Voordat ik de klacht bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsoverweging weer.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1 subsidiair:
hij op 02 maart 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen voorgehouden aan en/of gericht op genoemde personen en vervolgens meermalen met een vuurwapen geschoten in de richting van de auto van genoemde personen;
3.
hij op 02 maart 2016 te [plaats] op het [a-straat] , tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid cocaïne en/of enig ander goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of
[betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 1] en die [betrokkene 3] en die [betrokkene 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of
om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid cocaïne en/of enig ander goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 2] ,
- een vuurwapen gericht op en/of voorgehouden aan die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en
- meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 2]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode
1603251110.GET. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 201 t/m 203 van zaaksdossier Zafira):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [getuige 1] :
Op 2 maart 2016 tussen 14:00 uur en 16:30 uur was ik thuis. Vanuit mijn woning heb ik zicht op de [b-straat] te [plaats] . Ik zag dat omstreeks 14:00 uur een auto van het merk Opel, type Zafira, kleur blauw voorbij mijn woning reed. Ik zag dat de auto erg langzaam reed. Ik zag dat de auto na het langzaam passeren doorreed. Even later zag ik diezelfde auto weer heel langzaam langs rijden. Hierna zag ik de auto voor de derde keer voorbij rijden. Ik zag dat het kenteken van de Opel Zafira [kenteken 1] betrof. Ik zag dat de auto ongeveer drie minuten stil stond. Ik zag dat er twee personen in de auto zaten. Ik heb gezien dat de bijrijder een blauwkleurige latex handschoen droeg. Hierna zag ik diezelfde auto weer opvallend langzaam voorbij rijden.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. [geboortedatum] 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1603171403.G. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 196 t/m 198 van zaaksdossier Zafira):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [getuige 2] :
Ik ben woonachtig aan het [a-straat] te [plaats] . Toen ik op 2 maart 2016 omstreeks 18:15 uur of 18:20 uur naar buiten keek, zag ik twee auto’s staan die mij opvielen. Dit viel mij op omdat één auto in een parkeervak recht voor mijn woning geparkeerd stond en een tweede auto er pal achter geparkeerd stond, op hele kleine afstand van de eerste auto. In de auto die in het parkeervak geparkeerd stond zaten drie personen. Het was een vrij kleine auto. De tweede auto die er achter geparkeerd stond was blauw van kleur. Ik zag dat deze auto groter was dan de auto in het parkeervak.
Ik zag dat in de tweede auto een man achter het stuur zat. Naast de auto in het parkeervak zag ik een man staan. Ik zag dat deze man blauwe latex handschoenen droeg. Vervolgens zag ik dat deze man iets zwarts in zijn handen had. Dit leek op een loop van een pistool. Deze man stond naast de auto in het parkeervak, aan de bestuurderszijde, vrij dicht bij de auto. Het bestuurdersportier stond op dat moment open. Ik zag en hoorde dat de man tweemaal in de auto schoot. Hiermee bedoel ik dat hij zijn wapen in de auto richtte. Hij schoot.
Ik zag vervolgens dat er een plastic tasje of iets dergelijks uit de kleine auto naar buiten op straat werd gegooid. Ik meen dat de bestuurder van de auto dit naar buiten gooide. Hierop zag ik de man met het pistool bukken en dit tasje oprapen. Hierop sprong de bestuurder van de kleine auto uit de auto en ik zag dat hij wegvluchtte.
Vervolgens zag ik dat de man met het pistool aan de andere kant van de kleine auto stond. Ik zag dat hij weer schoot in de richting van de auto. Ik weet niet hoe vaak hij op dat moment geschoten heeft. Hierop zag ik dat de andere twee inzittenden van de kleine auto de auto via het bestuurdersportier verlieten en ook wegrenden. Ik zag dat de man met het pistool vervolgens nog één of twee keer in de richting van de rennende mannen schoot. Vervolgens zag ik dat de grotere blauwe auto keihard achteruit reed in de richting van de [c-straat] . Ik zag dat de auto de [c-straat] opdraaide en vervolgens vooruit de [c-straat] opreed in de richting van de [d-straat] .
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. vrijdag 4 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaal nummer RT5R016021 […] en documentcode 1603040930.V2- […] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 117 t/m 121 van zaaksdossier Zafira):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Woensdag (Het hof begrijpt: 2 maart 2016) was ik in [plaats] . Die vrienden van me hadden me gebeld. Een heet [betrokkene 3] en de andere noemen ze ‘ [betrokkene 1] ’. Ik weet dat ik ze op huisnummer […] heb opgehaald, de straatnaam weet ik niet. Het was in [plaats] . Ik denk dat ik ze rond 18:00 uur
heb opgehaald. Ik reed in een Seat Ibiza, kenteken [kenteken 2] . Ik was rond 18:15 of 18:20 uur op het [a-straat] in [plaats] . Ik kwam daar aanrijden en ik parkeerde de auto in een parkeervak. Wij zaten nog allemaal in de auto. Er stopte een auto achter mijn auto. Er stapte een man uit die auto met een pistool. Deze man liep naar mijn portier en probeerde mijn portierdeur open te maken. Dit lukte niet en toen schoot de man in de lucht toen hij heel dicht naast mijn auto stond. Ik ben weggerend. De man schoot nog twee keer. Ik zag dat [betrokkene 3] uit hetzelfde portier als ik uit de auto kwam en hard wegrende. De man schoot nogmaals.
De man sprak in het Spaans. Hij had een zwarte jas aan. Zijn gezicht was afgedekt. De bestuurder van de auto had een witte doek voor zijn gezicht. Toen ik die man met het pistool in zijn gezicht keek richtte hij het pistool op mij.
De auto die achter mijn auto stopte was een Opel Zafira, lichtblauw. De man met het pistool is weer in de Opel gestapt en weggereden. Ik denk dat er zes, zeven of acht keer is geschoten.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1603051450.V- […] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 122 t/m 127 van zaaksdossier Zafira):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
[betrokkene 1] noemde ik [betrokkene 1] . Die andere noem ik [betrokkene 3] , die heet [betrokkene 3] .
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer […] en documentcode 1603031500.V2- […] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 152 t/m 155 van zaaksdossier Zafira):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Toen het incident gebeurde was ik samen met mijn vriend [betrokkene 3] , die is hier ook bij de politie (het hof begrijpt: [betrokkene 3] ), en met een taxichauffeur die dat als zwart werk doet. Hij was de bestuurder van de auto. We gingen naar het huis van mijn vriendin Carmen, waar ik verblijf en waar [betrokkene 3] en ik soms zijn. We hebben daar in [plaats] de auto geparkeerd. We wilden uitstappen en een andere auto sloot ons de weg af. Uit die auto kwam een man met een pistool, een andere man bleef in de auto zitten. De man die uitstapte begaf zich naar de kant van de bestuurder van onze auto. Deze man zei dat wij de deur open moesten doen. De man loste een schot op de grond. We begrepen dat de man zei dat hij geld wilde en anders ringen, sieraden, horloges en dergelijke. Wij zaten in een blauwe Seat. De auto van de man met het pistool was een middelgrote auto. De man die achter het stuur zat heb ik niet goed gezien, omdat deze een soort doek voor zijn gezicht had.
Het eerste schot was op de grond naast de chauffeur. De man vroeg weer om geld en schoot. Dit schot kwam bijna in de auto. Het voelde alsof die kogel in de auto kwam. De persoon achter het stuur is uit de auto gevlucht. [betrokkene 3] heeft via de bestuurdersstoel de auto verlaten. De man met het pistool heeft zeker drie keer op [betrokkene 3] geschoten.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1603031630.V- […] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 164 t/m 169 van zaaksdossier Zafira):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Gisteren ben ik naar een vriendin gegaan, ze heet Carmen. Ik was met Tony Fransico [betrokkene 1] en met Franchie, de chauffeur die ons naar de woning heeft gereden. Ik zat voorin, Franchie was de chauffeur en Thony zat achterin. Een blauwe auto stopte achter ons. Er zaten twee personen in de auto. Eén persoon stapte uit, de andere bleef in de auto zitten. De persoon die uitstapte was de bijrijder. Hij trok een pistool, die richtte hij op ons en wilde ons overvallen. Hij
richtte zijn pistool op mij. Ik ben aan de kant van de chauffeur eruit gegaan en weggerend. Ik hoorde vier á vijf schoten.
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1603291111.amb. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 207 en 208 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik heb een onderzoek ingesteld in de systemen naar de gebruikers van het voertuig van het merk Opel, type Zafira, kleur blauw voorzien van kenteken [kenteken 1] .
In het bedrijfsprocessensysteem […] bleek dat op 9 december 2014 een controle van het voertuig was geweest. In dit voertuig werd toen aangetroffen als bestuurder [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979.
Op 2 april 2015 werd dit voertuig weggetakeld en werd het voertuig opgehaald door [verdachte] .
De kentekenhouder van het voertuig was vanaf 2 juli 2014 tot en met 2 maart 2016 was [betrokkene 4] . De zus van [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , is de partner van [verdachte] .
10. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1605091038 amb. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 219 en 220 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
In de zaak betreffende een overval in een woning te ‘s-Gravenhage op 3 juni 2013, waarbij gebruik werd gemaakt van een vuurwapen, geregistreerd onder nummer PL1500 2013108461, werden zowel [verdachte] als [betrokkene 6] , geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , als verdachten aangemerkt. [betrokkene 6] verklaarde in deze zaak te verblijven bij [betrokkene 5] , de partner van [verdachte] . [verdachte] verklaarde dat [betrokkene 6] vaak in de woning van zijn vriendin [betrokkene 5] is en dat zij bekenden zijn van elkaar.
In de zaak betreffende een schietpartij te Rotterdam op 15 februari 2015, geregistreerd onder nummer PL17002015061029, werden eveneens [verdachte] en [betrokkene 6] als verdachten aangemerkt. Door een getuige was verklaard dat [betrokkene 6] zou verblijven bij de vriendin van [verdachte] .
11. Een proces-verbaal van bevindingen combinatie DCS/Vialis/ARS d.d. 9 mei 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1605091100.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven
– (blz. 215 t/m 217 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 2 maart 2016 omstreeks 18:30 uur vond een schietincident plaats op het [a-straat] te [plaats] . Het voertuig waaruit de schutter is gestapt betrof vermoedelijk een Opel, type Zafira, voorzien van kenteken [kenteken 1] .
De VIALIS en ARS cameragegevens zijn opgevraagd van de Opel Zafira.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [betrokkene 6] van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Uit een overzicht van gecombineerde gegevens van VIALIS en ARS camera’s van de Opel Zafira
met kenteken [kenteken 1] en zendmastgegevens van de hierboven genoemde telefoonnummers
valt op te maken dat het telefoonnummer in gebruik bij [betrokkene 6] op 2 maart 2016 vrijwel de hele dag meebeweegt met de route van de Opel Zafira.
Om 11:59 uur passeert de Opel Zafira een VIALIS camera op de Blaak. De telefoon van [verdachte] maakt gebruik van een zendmast op Blaak 20 te Rotterdam . Om 12:00 uur passeert de Opel Zafira een VIALIS camera op de Rochussenstraat te Rotterdam en de telefoon in gebruik bij [betrokkene 6] maakt gebruik van een zendmast op de Korenaarstraat 60 te Rotterdam . Dit is in de nabije omgeving van elkaar.
De Opel Zafira passeert om 15:37 uur een VIALIS camera op de Laan op Zuid en om 15:53 uur een VIALIS camera op de Erasmusbrug. In de tussenliggende tijd maakt de telefoon in gebruik bij [betrokkene 6] gebruik van een aantal zendmasten gelegen in Rotterdam Zuid. Deze zendmasten liggen op de route tussen de camera Laan op Zuid en de Erasmusbrug te Rotterdam .
Hierna is te zien dat de telefoon van [betrokkene 6] en de Opel Zafira zich verplaatsen naar Rotterdam West. Ook de telefoon van [verdachte] is om 16:36 uur omgeving Rotterdam West. Ongeveer een uur later verplaatst de Opel Zafira zich naar Rotterdam Zuid. Ook de telefoon van [betrokkene 6] verplaatst zich naar Rotterdam Zuid.
Om 18:18 uur werd door een ARS camera een voertuig gefotografeerd met het kenteken [kenteken 1] op de oprit A16 nabij Oud IJsselmonde Rotterdam , richting Ridderkerk . Het gaat vermoedelijk om de Opel Zafira met kenteken [kenteken 1] . Om 18:29 uur vond het schietincident plaats aan het [a-straat] te [plaats] . Om 18:35 uur registreert een ARS camera de Opel Zafira op de oprit A15 bij Ridderkerk , richting Rotterdam .
Om 18:51 uur passeert de Opel Zafira een VIALIS camera op de Groene Kruisweg te Rotterdam .
12. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1604211530.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 213 t/m 214 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Het kenteken [kenteken 1] is nagenoeg gelijk aan het kenteken [kenteken 1] . Het is algemeen bekend dat het opnemen van de kentekens niet foutloos gebeurt en dat er een kleine foutmarge mogelijk is.
Het kenteken [kenteken 1] is afgegeven voor een grijze Volkswagen Golf. Ik heb op 21 april 2016 telefonisch contact opgenomen met de eigenaar van bovengenoemde Golf. Hij verklaarde dat hij al maanden niet met zijn Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] in Rotterdam was geweest, dat hij op 2 maart 2016 met zijn auto naar zijn werk in Amsterdam was gereden, de hele dag daar had gewerkt en zijn auto niet aan een andere persoon had uitgeleend. Volgens hem was het dan ook onmogelijk dat zijn auto in Rotterdam was gesignaleerd.
13. Een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 maart 2016 van de politie Eenheid Rotterdam , met nummer PL1700-2016073078-38 en documentcode 1603021915.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 31 t/m 35 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Het onderzoek is op 2 maart 2016 omstreeks 19:45 uur verricht op de openbare weg van het centraal gelegen parkeerterrein aan het [a-straat 1] ter hoogte van huisnummer [a-straat 1] te [plaats] .
Ik zag dat het voertuig een personenauto van het merk Seat, type Ibiza, blauw van kleur en voorzien van kenteken [kenteken 2] was. Gezien vanaf de achterzijde van de Seat zag ik aan de linker-, achter- en rechterzijde in totaal zes oranje pylonen staan. Onder de pylonen zag ik aan de linker- en rechterzijde van de Seat twee afgevuurde patroonhulzen liggen. Ik zag dat beide
afgevuurde patroonhulzen van het kaliber 7.65 waren. Verder zag ik op de straat rondom de Seat een zwarte wollen handschoen liggen.
Ik zag in de Seat op de vloer een afgevuurde patroonhuls liggen. In de Seat werden nog twee afgevuurde patroonhulzen van het kaliber 7.65 aangetroffen.
De volgende sporen werden veiliggesteld: SIN: AAJA7079NL
Object: Handschoen
Merk/type: Wollen
Kleur: Zwart
Bijzonderheden: Zwarte wollen handschoen (rechts), lag op straat achter Seat Ibiza [kenteken 2]
14. Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 30 maart 2016 van de politie Eenheid Rotterdam , met nummer PL1700-2016073078-39 en documentcode 1603031600.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 36 t/m 41 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op de vloer van de personenauto van het merk Seat, type Ibiza, kleur blauw en voorzien van kenteken [kenteken 2] , zag ik zowel aan de bestuurders- als aan de bijrijderszijde een afgevuurde patroonhuls liggen.
In de vloer aan de bijrijderszijde zagen wij aan de rechterzijde een kleine ronde perforatie in de vloerbedekking. Onder een in de chassis bevestigde dop zagen wij een holle ruimte van het chassis, met hierin een beschadiging passend bij het uiterlijk voorkomen van een doorschotbeschadiging ten gevolge van een afgevuurd projectiel.
15. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, zaaknummer 2016.03.16.147 (aanvraag 003 t/m 006), d.d. 3 mei 2016, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. I.E.P.M. Blom. Dit rapport houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 263 t/m 267):
als relaas van deze deskundige:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
AAJA7079NL#01 Bemonstering van de binnenzijde van
de handschoen
Tabel – resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
/celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJA7079NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen, waarvan minimaal één man
Afgeleid DNA-hoofdprofiel
- [verdachte]
Kleiner dan één op één miljard
16. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1606091310.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 368 t/m 379 van aanvullend proces-verbaal zaak Zafira (C)):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 7 juni 2016 werd tijdens het transport van de verdachten [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) en [betrokkene 6] (het hof begrijpt: [betrokkene 6] ) het geluid in de transportruimte van de arrestantenbus opgenomen. Het gesprek bleek in de Spaanse taal te zijn gevoerd. Door tolk/vertaler L.M. Hooft werd het opgenomen gesprek vertaald.
De uitgewerkte vertaling van het opgenomen gesprek luidde als volgt. [betrokkene 6] : Ze hebben niets
[verdachte] : (…) de dinges
[verdachte] : Die hebben ze
[verdachte] : Een handschoen die van mij was [betrokkene 6] : Was een handschoen van jou? (…)
[betrokkene 6] : Wat zeg je dat ze gepakt hebben, wat zeg je over de dingen die ze gepakt hebben over de handschoen? Jij had geen!
[verdachte] : Nee, eentje die verloren was
[betrokkene 6] : Verloren? Hoe bedoel je dat die kwijt was?
[verdachte] : Zij zeggen dat ze daarginder er één gevonden hebben [betrokkene 6] : Daar zijn er veel van
[verdachte] : Dat er ding van mij op zat [betrokkene 6] : Een ding van jou, zeg je dat?
[verdachte] : Die blauwe niet, die waren van jou. De zwarte. [betrokkene 6] : Ja er was een (paar) zwarte, die lag/lagen in de auto [verdachte] : Een van een, en een andere van de andere
[betrokkene 6] : En wat is daarmee?
[verdachte] : Dat ze daar een gevonden hebben, bij de dinges van de show
(…)
[betrokkene 6] : (…) Die lagen in de deur
[verdachte] : Ja
17. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2017 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1711131117.AMB (als bijlage gevoegd achter de appelmemorie van de officier van justitie d.d. 23 november 2017). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar de inhoud van een uitgelezen telefoon die toebehoorde aan [betrokkene 6] . Bij het onderzoek trof ik een aantal foto’s aan die waren gedateerd op 2 maart 2016.
Zowel uit de datering als uit hetgeen op de foto’s te zien was, maakte ik op dat deze foto’s mogelijk
betrekking hebben op de (dag van) de schietpartij.
Op foto IMG-20160302-WA0014.jpg is te zien dat deze foto is genomen vanuit een auto, vermoedelijk vanuit het perspectief van de bijrijder. Op de foto is een straat zichtbaar en op de foto is een deel van de bestuurder zichtbaar. Te zien is dat de bestuurder is gekleed in een spijkerbroek met slijtageplekken en zwarte bovenkleding. Uit de bestandsgegevens van de foto blijkt dat het bestand op de telefoon op 2 maart 2016 om 15:31 uur is aangemaakt.
Uit andere bevindingen in het onderzoek is naar voren gekomen dat op de dag van de schietpartij de verdachten ’s middags al in de omgeving van een woning zijn geweest, waar op dat moment twee van de slachtoffers van de schietpartij verbleven. Dit betrof de woning van [betrokkene 7] , aan de [b-straat 1] te [plaats] .
Op internet heb ik via Google Streetview een onderzoek ingesteld om vast te stellen in welke straat de foto met bestandsnaam IMG-20160302-WA0014.jpg is gemaakt. Hieruit bleek mij dat deze foto is gemaakt vanaf de hoek [e-straat] – [b-straat] , in de richting van de [b-straat] .
Op foto IMG-20160302-WA0025.jpg is te zien dat deze foto is genomen vanuit een auto, eveneens vanuit het perspectief van de bijrijder. Rechts op de foto is een stuur zichtbaar met daarop een logo. Dit logo vertoont grote gelijkenis met het logo van Opel. Ook met betrekking tot deze foto heb ik een onderzoek ingesteld op internet, via Google Streetview. Hieruit bleek mij dat deze foto is gemaakt in de [b-straat] te [plaats] en dat links op de foto de (toenmalige) woning van eerdergenoemde [betrokkene 7] , woonachtig op nummer [b-straat 1] , zichtbaar is.
Met betrekking tot het signalement van de bestuurder kan worden vastgesteld dat de kleding van de bestuurder overeenkomt met de kleding van de bestuurder die zichtbaar is op de foto met bestandsnaam IMG-20160302-WA0014.jpg. Op de foto met bestandsnaam IMG-20160302- WA0025.jpg zijn meer details met betrekking tot de kleding te zien. Zo is te zien dat de bestuurder een roze/wit gekleurde doek of sjaal om de hals draagt. Door twee van de slachtoffers is verklaard dat de bestuurder van het voertuig, waar de schutter in zat, een (witte) doek voor zijn gezicht droeg.
Ten slotte is te zien dat de bestuurder een zwarte jas draagt. Een klein lichtgekleurd gedeelte van een mogelijke bontkraag is zichtbaar. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat verdachte [verdachte] in het bezit was van een jas die sterke uiterlijke overeenkomst vertoont met de jas die zichtbaar is op bovengenoemde foto.
De foto met bestandsnaam IMG-20160302-WA0025.jpg is gemaakt op 2 maart 2016 om 17:48:03 uur.
18. Een proces-verbaal van observatie donderdag 21 april 2016 d.d. 21 april 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met proces-verbaalnummer RT5R016 […]
20160421 J112 en documentcode 1604211530.OBS. Dit proces-verbaal houdt onder meer in –
zakelijk weergegeven – (blz. 234 t/m 236 van zaaksdossier Zafira):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Wij hebben op 21 april 2016 geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan en/of handelingen verricht.
19. De eigen waarneming van het hof.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2019 waargenomen – zakelijk weergegeven – :
In het proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2016073078 en documentcode 1711131117.AMB, welk proces-verbaal als bijlage is gevoegd bij de appelmemorie van de officier van justitie d.d. 23 november 2017, neemt het hof het volgende waar.
Op de in dat proces-verbaal weergegeven afbeelding met bestandsnaam IMG-20160302- WA0014.jpg neemt het hof een persoon waar die kennelijk achter het stuur zit van een auto. Gelet op de positie van de persoon stelt het hof vast dat rechts onderin beeld het linker bovenbeen van de bestuurder te zien moet zijn, kennelijk gekleed in een blauwe broek. Op de broek zijn rechthoekige vlakken en kleurverschillen zichtbaar. Het hof is van oordeel dat de op de broek zichtbare vlakken en kleurverschillen sterke overeenkomsten vertonen met de vlakken en kleurverschillen ter hoogte van het linker bovenbeen op de broek die de verdachte blijkens een foto droeg op 21 april 2016 (zie het proces-verbaal van observatie donderdag 21 april 2016 d.d.
21 april 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met documentcode 1604211530.OBS (blz. 234 t/m 236 van zaaksdossier Zafira), dat is gebezigd als bewijsmiddel 18).
20. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2016 van de politie, districtsrecherche Rijnmond Zuid-West, met nummer PL1700-2016073078-49 en documentcode 1604071053.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 418 t/m 422 van aanvullend proces-verbaal zaak Zafira (C)):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 2 maart 2016 omstreeks 18:30 uur vond er aan het [a-straat] te [plaats] een schietpartij plaats. Uit getuigenverklaringen is gebleken dat na de schietpartij onder andere twee verdachten wegrenden in de richting van de [f-straat] te [plaats] en dat deze verdachten allebei een plastic tas bij zich droegen.
Enkele minuten na de melding van de schietpartij ziet politieambtenaar [verbalisant 1] bovengenoemde verdachten op de [f-straat] lopen. [verbalisant 1] ziet dat de verdachten niet in het bezit zijn van een plastic tas.
Op 5 maart 2016 hebben wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , een onderzoek ingesteld in de nabije omgeving van het plaats delict, met als doel het traceren van de plastic tassen. Wij zagen dat het perceel [f-straat 1] te [plaats] op de vluchtroute van de verdachten lag. Tijdens ons onderzoek op dit perceel troffen wij achter een gestalde caravan een blauwkleurige Albert Heijn tas aan. Wij zagen dat er één pakket in deze tas zat. Wij zagen dat in dit pakket drie aparte pakketten met dezelfde grootte verpakt waren. De combinatie van de grootte van de pakketten en de verpakking herkenden wij ambtshalve als zijnde pakketten met daarin vermoedelijk verpakt verdovende middelen. Wij hebben de plastic tas met daarin vermoedelijk verdovende middelen in beslag genomen.
21. Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 6 maart 2016 van de politie, Eenheid Rotterdam , met nummer PL1700-2016073078-53 en documentcode 1603030001.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 427 en 428 van aanvullend proces-verbaal zaak Zafira (C)):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 6 maart 2016 ontvingen wij van [verbalisant 2] het volgende stuk van overtuiging (SVO), met het verzoek deze te onderzoeken op de aanwezigheid van verdovende middelen.
BVH-goednummer SVO Omschrijving SVOPL1700-2016073078-5096461 een in cellofaan gewikkeld
pakket, waar drie pakken met wit poeder in zaten
Van de stukken van overtuiging wordt een monster genomen ten behoeve van analyse door het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.

BVH-goednummer SVO SIN monster

PL1700-2016073078-5096461 AAJA7060NL AAJA7058NL AAJA7059NL
22. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, zaaknummer 2016.03.16.147 (aanvraag 001), d.d. 25 maart 2016, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. A.G.A. Sprong. Dit rapport houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 429 en 430 van aanvullend proces-verbaal zaak Zafira (C)):
als relaas van deze deskundige:
Kenmerk ConclusieAAJA7058NL Bevat cocaïne AAJA7060NL Bevat cocaïne AAJA7059NL Bevat cocaïne”
6. Het bestreden arrest bevat voorts de volgende bewijsoverweging:
“Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
(…)

Medeplegen

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er – kort gezegd – onvoldoende bewijs is om de verdachte als medepleger van het onder 1 en 3 aan hem ten laste gelegde aan te kunnen merken.
Het hof stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende vast.
Kennelijk bij wijze van voorverkenning zijn de verdachte en de medeverdachte in de middag van 2 maart 2016 in de auto van de vriendin van de verdachte naar de [b-straat 1] te [plaats] gereden, waarbij de verdachte die auto bestuurde. Dit is het adres waar de latere slachtoffers [betrokkene 3] en [betrokkene 1] verbleven en waar zij werden opgehaald door [betrokkene 2] .
Diezelfde avond zijn de verdachte en de medeverdachte in dezelfde auto naar het [a-straat] gereden, waarbij de verdachte opnieuw als bestuurder optrad. Daar heeft de verdachte de auto waarin [betrokkene 3] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zaten klem gereden. De medeverdachte heeft vervolgens de bewezenverklaarde handelingen met het vuurwapen verricht, waarmee de inzittenden van de andere auto zijn bedreigd. Op deze wijze is getracht hen te beroven.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, welke samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Het verweer wordt verworpen.”
7. Het middel klaagt dat het hof onvoldoende heeft gerespondeerd “op de door de verdediging met argumenten onderbouwde standpunten/het verweer”, waarbij met het verweer wordt gedoeld op het verweer met de strekking dat de verdachte niet aanwezig was op de plaats delict.
8. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. De rechter die in zijn beslissing afwijkt van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dient, ingevolge art. 359 tweede lid, tweede volzin, Sv in het bijzonder de redenen op te geven die daartoe hebben geleid. Deze plicht tot nadere motivering houdt in dat het standpunt in de uitspraak beargumenteerd moet worden weerlegd. De omvang van de motiveringsplicht is afhankelijk van de aard van het onderwerp alsmede de inhoud en indringendheid van de argumenten. Ook kan zich het geval voordoen dat, wanneer het naar voren gebrachte, door de rechter niet aanvaarde standpunt niet uitdrukkelijk wordt weerlegd, de uitspraak voldoende gegevens bevat, bijvoorbeeld in de gebezigde, voor de verwerping van het standpunt relevante, bewijsmiddelen en/of in een aanvullende bewijsmotivering, waarin de weerlegging van het standpunt besloten ligt. De motiveringsplicht gaat voorts niet zo ver dat bij de niet- aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. Een en ander doet niet af aan de vrijheid van de feitenrechter in de selectie en waardering van het beschikbare bewijsmateriaal.
1
9. Wanneer een verdachte het hem tenlastegelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet met een bewezenverklaring zou stroken, heeft als uitgangspunt
te gelden dat de rechter – indien hij tot een bewezenverklaring komt – de aangedragen alternatieve gang van zaken (via de band van art. 359 tweede lid, tweede volzin Sv) zal moeten weerleggen. Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten. In voorkomende gevallen zal de rechter kunnen oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is, dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
2Voor zover een bewijsverweer in wezen een ontkenning van de tenlastelegging inhoudt, geldt dat deze moet voldoen aan de strenge eisen die worden gesteld aan een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
3Slechts wanneer het bewijsverweer een standpunt betreft dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de rechter naar voren is gebracht, is de rechter verplicht te responderen ingevolge art. 359, tweede lid, tweede volzin Sv.
4
10. Uit de pleitnota, die is gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2019 en uit hetgeen de raadsman daarop als aanvulling heeft medegedeeld, blijkt dat de raadsman ter terechtzitting heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij niet op de plaats delict aanwezig is geweest. De stellers van het middel hebben in de cassatieschriftuur hetgeen de raadsman ter terechtzitting heeft aangevoerd als volgt zakelijk weergegeven:
“Daarbij is aangevoerd dat (…) verdachte niet is herkend op de plaats delict; getuigen verdachte niet hebben aangewezen; de medeverdachte er niets over heeft gezegd; ook de vermeende slachtoffers verdachte niet hebben aangewezen als een van de mogelijke daders; verdachte over een alibi voor de bewuste dag beschikt; de telefoon van verdachte een zendmast heeft aangestraald waaruit volgt dat verdachte niet op de plaats delict aanwezig is geweest; uit het dossier volgt dat als de verschillende technische gegevens naast elkaar worden gelegd, verdachte niet een van de inzittenden van de Opel Zafira was kan zijn geweest terwijl de rechtbank in haar vonnis ook naar dit proces-verbaal heeft verwezen; de omstandigheid dat een handschoen op de plaats delict is aangetroffen met daarop het DNA van verdachte in dit geval niet tot bewijs leidt nu een handschoen een verplaatsbaar object is; de OVC gesprekken, inhoudende onder meer: "Zij zeggen dat wij daar waren, dat is wat zij zeggen" ontlastend is; de rechtbank de gesprekken uitvoerig ter terechtzitting aan de orde heeft gesteld en dat verdachte op die vragen van de rechtbank heeft aangegeven dat hij in de OVC gesprekken het dossier bespreekt met de medeverdachte en uit de OVC gesprekken geen daderkennis kan worden gehaald; de in hoger beroep overgelegde digitale foto's wellicht scherper zijn dan de foto's in het dossier maar dat op deze foto's geen embleem van een Opel is te zien maar slechts een witte vlek en door het gebruik maken van een flits kleuren veranderen en niet is vast te stellen wat op de foto's zichtbaar is terwijl de foto's ook niets zeggen over de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict; geen specifieke kenmerken van de op de foto's waarneembare jas zijn waar te nemen en bij verdachte niet een combinatie van jas met bontkraag en sjaal is vastgesteld; uit het onderzoek van de TomTom blijkt dat het woonadres van [betrokkene 5] is ingevoerd waaruit eveneens kan worden afgeleid dat verdachte niet in de auto zat nu verdachte immers wist waar dat huis was.”
11. Daarmee heeft de raadsman in hoger beroep aangevoerd dat uit het dossier volgt dat de verdachte niet op de plaats delict was. Hij had immers een alibi op de relevante tijdstippen op 2 maart 2016. Dat de daders in de Opel reden die hij zelf veelvuldig gebruikt, komt omdat hij de auto had uitgeleend aan [betrokkene 8] (een kennis). Maar ook wanneer voorbijgegaan wordt aan het alibi en het alternatieve scenario, is onvoldoende bewijs beschikbaar is vast te stellen
dat de verdachte op de plaats delict is geweest. Daarom moet de verdachte worden vrijgesproken.
12. Het hof is van het (uitdrukkelijk onderbouwde) standpunt dat de verdachte niet op de plaats delict was, afgeweken door het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde bewezen te verklaren. Het hof is in de aanvullende bewijsoverweging in het arrest niet specifiek op de argumenten van de verdediging ingegaan. Kennelijk heeft het hof geoordeeld dat deze voldoende worden weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, waaruit naar het oordeel van het hof volgt dat de verdachte op 2 maart 2016 wel degelijk op de plaats delict was.
13. Het hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld:
(i) Op 2 maart 2016 tussen 14:00 uur en 16:30 uur is een blauwe Opel Zafira, kenteken [kenteken 1] , viermaal door de [b-straat] in [plaats] gereden.
(ii) Rond 18:00 uur die dag werden de latere slachtoffers [betrokkene 1] en [betrokkene 3] op [b-straat 1] opgehaald door het latere derde slachtoffer [betrokkene 2] , die hen in een Seat Ibiza naar het [a-straat] in [plaats] bracht. Toen zij daar geparkeerd stonden, stopte een blauwe Opel Zafira naast hun auto, en stapte de bijrijder uit die Opel Zafira. Deze bijrijder schoot meermaals met een vuurwapen richting de mannen in de Seat en maakte hen duidelijk dat hij goederen wilde hebben.
(iii) Op de plaats delict is een zwarte wollen handschoen gevonden en in de binnenkant van deze handschoen is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen, waarvan minimaal één man, terwijl het hieruit afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte.
(iv) De Opel Zafira met het kentekennummer [kenteken 1] stond op de naam van de broer van de partner van de verdachte en deze auto werd kennelijk (ook) gebruikt door de verdachte.
(v) De verdachte en de medeverdachte [betrokkene 6] zijn goede bekenden van elkaar en zijn in twee onderzoeken eerder door de politie aangemerkt als medeverdachten van een misdrijf waarbij een vuurwapen in het spel was.
(vi) Uit een combinatie van camera- en zendmastgegevens volgt dat de telefoon die in gebruik was bij [betrokkene 6] op 2 maart 2016 de hele dag heeft meebewogen met de route van de Opel Zafira met het kenteken [kenteken 1] . Deze Opel Zafira reed, blijkens de technische gegevens, vlak voor het schietincident richting Ridderkerk en reed vlak daarna weer weg van Ridderkerk richting Rotterdam .
14. Daarnaast heeft het hof een OVC-gesprek tussen de verdachte en de medeverdachte voor het bewijs gebezigd, waarin gesproken wordt over de handschoen die is gevonden op de plaats delict. Kennelijk – en niet onbegrijpelijk – heeft het hof geoordeeld dat ook de inhoud van dit gesprek redengevend is voor het bewijs van de aanwezigheid van de verdachte en [betrokkene 6] op de plaats delict. Daarbij is van belang dat uit de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] blijkt dat de bijrijder van de Opel Zafira op 2 maart 2016, zowel ’s middags in de [b-straat] als ’s avonds bij het [a-straat] , blauwe latex handschoenen aanhad. In het OVC-gesprek zegt de verdachte dat de blauwe handschoenen van [betrokkene 6] waren. [betrokkene 6] reageert daarnaast als volgt wanneer de verdachte vertelt dat de politie een handschoen van hem heeft gevonden: “Wat zeg je dat ze gepakt hebben, wat zeg je de dingen die ze gepakt hebben over de handschoen? Jij had
geen!”. Hieruit kan worden afgeleid dat [betrokkene 6] opmerkt dat de verdachte geen handschoenen aanhad ten tijde van het plegen van het delict.
15. Verder is van belang dat het openbaar ministerie, nadat de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken, middels een als bijlage aan de appélmemorie gehecht proces-verbaal, nieuwe informatie heeft ingebracht in het strafproces. Het hof heeft dit proces-verbaal tot het bewijs gebezigd en daarmee vastgesteld dat met de telefoon van [betrokkene 6] op 2 maart 2016 twee foto’s zijn genomen vanuit een auto bij de [b-straat] , waarop de bestuurder van de auto deels zichtbaar is. De eerste foto is genomen om 15:31 uur en de tweede foto om 17:48 uur. Het hof heeft kennelijk, en wederom niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat beide foto’s zijn genomen vanuit de Opel Zafira met kentekennummer [kenteken 1] en dat de inzittenden de daders van het tenlastegelegde delict zijn. Daarbij is, naast het onder randnummer 13 vermelde, van belang dat op de tweede foto een logo op het stuur te zien is dat lijkt op een Opel logo. Ook is te zien dat de bestuurder een doek om zijn hals draagt, terwijl twee van de slachtoffers verklaren dat de bestuurder van de Opel Zafira een doek voor zijn gezicht droeg. Op basis van dit nieuwe, in hoger beroep door het OM ingebrachte, proces-verbaal heeft het hof voorts nog vastgesteld dat:
i. de bestuurder van de Opel op de eerste foto een spijkerbroek met slijtageplekken aan heeft;
ii. de bestuurder op de tweede foto een zwarte jas met bontkraag draagt;
iii. uit de eigen waarneming van het hof ter terechtzitting blijkt dat de op de broek van de bestuurder zichtbare vlakken en kleurverschillen overeenkomen met de vlakken en kleurverschillen op de broek die de verdachte op een zich in het dossier bevindende foto van 21 april 2016 draagt;
iv. de jas van de bestuurder sterke uiterlijke overeenkomst vertoont met een jas die de verdachte in zijn bezit had.
16. Aan het voorgaande heeft het hof de gevolgtrekking verbonden dat de verdachte op 2 maart 2016 ’s middags in de [b-straat] de bestuurder was van de Opel Zafira met kentekennummer [kenteken 1] en dat hij, als bestuurder van deze Opel Zafira diezelfde avond op het [a-straat] was. Op beide momenten was [betrokkene 6] de bijrijder. Deze gevolgtrekking acht ik – in het licht van de hiervoor opgetekende feiten en omstandigheden – niet onbegrijpelijk. Voor een verdere toets van gevolgtrekkingen door het hof op basis van de door het hof met de bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden is in cassatie geen plaats.
5De standpunten van de verdediging vinden daarom genoegzaam hun weerlegging in de bewijsmiddelen.
6
17. Ik meen dat het hof niet tot een verdere motivering van zijn beslissing was gehouden. Daarbij neem ik de inhoud en indringendheid van de argumenten van de raadsman in aanmerking. Omtrent het scenario dat de Opel Zafira uitgeleend was aan ene [betrokkene 8] zijn door of namens de verdachte geen concrete gegevens aangevoerd, die een en ander (zouden kunnen) ondersteunen. Ten aanzien van de door de verdediging ingebrachte alternatieve gang van zaken verdient in dit kader opmerking dat het alibi van de verdachte, zoals de
raadsman zelf ook ter terechtzitting in hoger beroep opmerkt, niet sluitend is. De raadsman had aangevoerd dat de telefoon van de verdachte een zendmast heeft aangestraald waaruit zou volgen dat de verdachte niet op de plaats delict aanwezig is geweest. De redenering van de raadsman houdt in dat de telefoon van de verdachte op 2 maart 2016 om 16:36 uur een zendmast heeft aangestraald bij het huis van zijn vriendin, terwijl uit de getuigenverklaring van [getuige 1] blijkt dat de auto om 16:30 uur voor het laatst in de [b-straat] is geweest. Daaruit zou moeten worden afgeleid dat de verdachte niet in de auto kan hebben gezeten, omdat de auto onmogelijk in 6 minuten de afstand tussen beide plaatsen kan hebben afgelegd. De verklaring van [getuige 1] dwingt echter geenszins tot de interpretatie van de raadsman, nu deze inhoudt dat dat hij tussen 14:00 uur en 16:30 uur thuis was en in die periode de Opel Zafira vier maal heeft langs zien rijden.
18. Het voorgaande brengt mij tot de slotsom dat het weliswaar de begrijpelijkheid van de verwerping van het verweer ten goede zou zijn gekomen als het hof daaraan een bewijsoverweging had gewijd, maar dat het hof toereikend gemotiveerd heeft gerespondeerd op het standpunt van de verdediging. Dat de rechtbank de verdachte in eerste aanleg heeft vrijgesproken maakt dit niet anders. Een vrijspraak in eerste aanleg heeft in het algemeen niet zonder meer gevolgen voor de omvang van de responsieplicht van het hof. Daar komt bij dat het openbaar ministerie in deze zaak in hoger beroep nieuwe informatie heeft aangeleverd en, in het verlengde daarvan, dat de advocaat-generaal een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft gevorderd.
7
19. Het middel faalt.
20. Het
tweede middelklaagt dat het hof ten onrechte geen eendaadse samenloop, althans voortgezette handeling heeft aangenomen bij de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten.
21. Het hof heeft het onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde gekwalificeerd als respectievelijk “medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” en “poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”.
22. Het hof heeft in het bestreden arrest de artikelen 45, 47, 57, 285, 312 en 317 Sr aangehaald als toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de straf is gegrond en is dus uitgegaan van meerdaadse samenloop.
23. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Of sprake is van eendaadse samenloop is vooral afhankelijk van de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het
“wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Een enigszins uiteenlopen van de strekking van de aan de orde zijnde strafbepalingen staat niet in de weg aan het aannemen van eendaadse samenloop of een voortgezette handeling indien het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat.
8
24. Uit de bewijsvoering blijkt dat de onder 3 bewezenverklaarde poging diefstal met bedreiging van geweld en/of afpersing (in vereniging) voor wat betreft de bedreiging met geweld bestaat uit de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bewezenverklaarde gedragingen behelzen daarom een op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex. Van een voortgezette handeling is geen sprake. Voor zover het middel klaagt dat het hof geen voortgezette handeling heeft aangenomen, faalt het in zoverre.
25. De strekking van de strafbaarstelling van art. 285 Sr is te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door bedreiging met een ernstig misdrijf.
9Art. 312 Sr – kort gezegd diefstal met geweldpleging -- beschermt naast de belangen die door art. 310 Sr worden beschermd, tevens de integriteit van het menselijk lichaam, inclusief het leven (derde lid).
10De strafbaarstelling van art. 317 Sr – kort gezegd afpersing – dient ertoe het persoonlijk vermogen en de lichamelijke integriteit van personen te beschermen.
11De strekkingen van de relevante strafbepalingen lopen daarmee niet dusdanig uiteen, dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat de verdachte van het onderhavige feitencomplex (in wezen) slechts één strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt.
12Daarbij neem ik in aanmerking dat het in de voorliggende zaak bij een poging tot een overval is gebleven. De bestanddelen in art. 312 Sr en 317 Sr, die strekken tot bescherming van het persoonlijk vermogen, te weten het wegnemen en het doen afgeven, waren nog niet vervuld.
13Het oordeel van het hof, dat sprake is van meerdaadse samenloop, is, gelet op het voorgaande, niet zonder meer begrijpelijk.
26. Dit hoeft echter niet tot cassatie te leiden. Daarbij neem ik in beschouwing dat het hof de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden en in zijn strafmotivering het volgende heeft overwogen:
“De verdachte heeft samen met een ander op de openbare weg geprobeerd een overval te plegen op drie inzittenden van een auto, door hen te bedreigen met een vuurwapen. Hierbij werd onverhoeds hun auto klem gezet en werd hen door de medeverdachte het vuurwapen voorgehouden. Daarnaast heeft de medeverdachte nabij die auto met een vuurwapen meerdere schoten gelost. Vermoedelijk was het de verdachte en zijn mededader te doen om harddrugs(opbrengsten).”
27. Uit de strafmotivering van het hof blijkt daarmee dat het hof de bedreigingen als onderdeel van de poging tot het plegen van een overval heeft meegewogen en kennelijk geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan de onder 1 bewezenverklaarde gedragingen. De
duur van de opgelegde gevangenisstraf, 36 maanden, ligt daarnaast relatief ver onder het wettelijk maximum van acht jaren dat zou gelden indien het hof bij toepassing van art. 55 Sr eendaadse samenloop zou hebben aangenomen. Daarmee heeft de verdachte – in weerwil van hetgeen de stellers van het middel betogen – onvoldoende belang bij cassatie.
14
28. Het middel is gegrond, maar leidt niet tot cassatie.
29. Het eerste middel faalt en het tweede middel is gegrond, maar leidt niet tot cassatie. Het eerste middel kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
29. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
29. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
2. HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359, NJ 2010/314 m.nt. Y. Buruma, r.o. 2.5.
3. A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 251.
4. HR 11 april 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU9130, NJ 2006/393 m.nt. Buruma, r.o. 3.7.1.
5. Vgl. HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530, r.o. 3.3: “In cassatie kan niet worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn. Dat geldt ook voor conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld. Dergelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden onderzocht.”
6. Vgl. HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5177 en HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:476.
8. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1115,
NJ2019/115 m.nt. P.A.M. Mevis, r.o. 2.8.
9. Van der Meij, in:
T&C Sr2020, art. 285 Sr, aant. 5.
10. Van der Velden & De Jonge, in
T&C Sr2020, art. 312 Sr, aant. 5.
11. Van der Velden & De Jonge, in
T&C Sr2020, art. 317 Sr, aant. 5.
12. Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Keulen, ECLI:NL:PHR:2019:1452 onder 22, voorafgaand aan HR 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:280. Zie ook F.C.W. de Graaf,
Meervoudige aansprakelijkstelling. Een analyse van rechtsfiguren die aansprakelijkstelling voor meer dan één strafbaar feit normeren, Den Haag: BJu 2018, p. 41-67.
13. Hetgeen overigens niet wegneemt dat bij een voltooid delict onder soortgelijke omstandigheden waarschijnlijk ook van eendaadse samenloop gesproken moet worden, zie bv. HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2437,
NJ2005/43.
14 Vgl. HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:831, r.o. 3.5.