‘1. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, (…), gedateerd 9 augustus 2017, (…), voor zover inhoudende als
aangifte van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2017, omstreeks 01.30 uur, bevond ik mij in café [A] te Utrecht. Ik was hier met [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ). Ik had mijn telefoon op tafel liggen. Mijn telefoon betrof een Apple iPhone 6. In het beschermhoesje zat mijn pinpas van ING. Omstreeks 1.30 uur ging ik naar de wc. Toen ik terugkwam, zag ik dat mijn telefoon niet meer op de tafel lag.
Ik heb met de telefoon van [betrokkene 2] ingelogd op het programma ‘find my iPhone’. Mijn telefoon bevond zich op de [a-straat] te Utrecht. Samen met [betrokkene 2] ben ik naar deze straat gelopen. Ik zag een man met een fiets op de [a-straat] stil staan. [betrokkene 2] riep direct dat hij deze man in café [A] had gezien. Deze man had een vuurtje gevraagd aan [betrokkene 2] toen ik naar de wc was.
Ik zag dat de man op een zwarte damesfiets met fietstassen zat. Ik zag dat [betrokkene 2] de man vastpakte bij zijn schouder. [betrokkene 2] vroeg waar de telefoon was. Ik zag dat de man met zijn hand uithaalde richting [betrokkene 2] . Ik zag dat [betrokkene 2] in zijn gezicht werd geraakt. Op dat moment kwamen twee mensen van Toezicht en Handhaving de straat in fietsen. Zij hebben de man apart genomen. Eén van de medewerkers van Toezicht en Handhaving heeft samen met [betrokkene 2] in de fietstas gekeken van de fiets van de man. Mijn telefoon bleek toen in de fietstas te zitten. Ik zag dat mijn pinpas niet meer in het hoesje van mijn telefoon zat.
De politie kwam kort daarna ter plaatse en zij hebben de man aangehouden.
2. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, opgemaakt proces-verbaal, (…), gedateerd 9 augustus 2017, (…), voor zover inhoudende als
verklaring van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2017, omstreeks 1.30 uur, bevond ik mij bij café [A] te Utrecht. Ik was hier samen met [betrokkene 1] . Ik hoorde dat [betrokkene 1] aan mij vroeg of ik even op haar spullen wilde letten. [betrokkene 1] liep weg. Ik zag dat er een voor mij onbekende man bij mijn tafeltje kwam staan. Ik zag dat de man zich over mijn tafeltje heen boog. Ik hoorde dat de man aan mij vroeg of ik een vuurtje voor hem had. Ik zag dat de man vervolgens naar buiten liep. Ik zag dat [betrokkene 1] weer terug liep naar ons tafeltje. Ik hoorde dat [betrokkene 1] vroeg: ‘Waar is mijn telefoon?’
Wij zijn direct gaan zoeken naar haar telefoon. Ik ben naar buiten gelopen. Ik zag dat de man die mij eerder om een vuurtje had gevraagd nog buiten stond. Ik vroeg aan de man of hij de telefoon van [betrokkene 1] op het tafeltje had zien liggen.
[betrokkene 1] heeft vervolgens op mijn telefoon ingelogd op de applicatie ‘Vind mijn iPhone’. Wij zijn het signaal van de telefoon gaan volgen. Ik zag dat de telefoon zich moest bevinden in de [a-straat] . Toen wij hier aan kwamen, zag ik een man staan die ik herkende als de man die mij eerder om een vuurtje gevraagd had. Ik ben naar de man toegelopen en heb hem bij zijn linkerschouder gepakt. Ik zei tegen de man: ‘Jij hebt die iPhone en je gaat hem nu teruggeven.’ Ik zag en voelde vervolgens dat de man mij met zijn hand gebald tot vuist op mijn linkerwang sloeg. De mensen van Toezicht en Handhaving hebben de man apart genomen.
Toen ik op de ‘Vind mijn iPhone’ applicatie keek, zag ik dat de telefoon zich nog steeds in de buurt moest bevinden. Ik zag dat op die plek een zwarte fiets op de grond lag met witte fietstassen. De politieagent heeft in de fietstas gekeken. Ik zag dat hij een telefoon, die ik herkende als de telefoon van [betrokkene 1] , uit de fietstas haalde.
3. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , hoofdagenten van politie, opgemaakt proces-verbaal, (…), gedateerd 9 augustus 2017, (…), voor zover inhoudende als
relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2017, omstreeks 01.45 uur, kregen wij de melding te gaan naar de [a-straat] . Aldaar zou Stadstoezicht een man staande hebben gehouden die een telefoon gestolen had. Wij gingen direct ter plaatse.
Wij spraken daar met aangever [betrokkene 1] . Zij was in het bijzijn van getuige [betrokkene 2] . Zij verklaarde dat haar telefoon en haar pinpas was gestolen en dat zij via het programma ‘Find my iPhone’ had gezien dat haar telefoon zich bevond op de [a-straat] . Daar zag zij een man staan die door [betrokkene 2] in verband werd gebracht met de diefstal. Deze man zat op een damesfiets met fietstassen. Collega’s van de afdeling Toezicht en Handhaving hebben in de fietstas van de man gekeken en troffen daar de telefoon van aangeefster aan. Wij hoorden van de collega’s van Toezicht en Handhaving dat zij contact hadden gelegd met cameratoezicht. Wij hoorden dat zij zeiden dat cameratoezicht had gezien dat de verdachte op de fiets reed waar de telefoon in de fietstassen was aangetroffen.
Vervolgens hebben wij de man aangehouden.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] .’