Conclusie
1.Inleiding
2.Ontvankelijkheid
3.Het middel
Inhoud van het klaagschrift
ongegrond.”
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag tegen beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op een telefoon. De rechtbank Amsterdam heeft op 18 oktober 2018 het klaagschrift van de klager, die om teruggave van de in beslag genomen telefoon vroeg, ongegrond verklaard. De klager was op 15 april 2016 aangehouden als bestuurder van een auto waarin verdovende middelen en twee telefoons werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de klager niet als beslagene kon worden aangemerkt, omdat op de kennisgeving van inbeslagneming was aangetekend dat er 'geen eigenaar bekend' was. De Advocaat-Generaal (AG) heeft in zijn conclusie betoogd dat dit oordeel niet begrijpelijk is, aangezien de beslagene de persoon is onder wie het voorwerp feitelijk in beslag is genomen. De AG adviseert de Hoge Raad om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de zaak terug te wijzen.
De AG wijst erop dat het openbaar ministerie tijdens de behandeling van het klaagschrift heeft gesteld dat het klaagschrift te laat was ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het tijdig was, omdat er sprake was van een vervolging. De AG concludeert dat de rechtbank onvoldoende aandacht heeft besteed aan de ontvankelijkheid van het klaagschrift, vooral gezien het feit dat de telefoon inmiddels was vernietigd. De AG stelt dat de rechtbank had moeten overwegen of de klager niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard op basis van de vernietiging van de telefoon. De AG concludeert dat de rechtbank de klager ten onrechte niet als beslagene heeft aangemerkt en dat het middel van cassatie slaagt. De conclusie van de AG strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam.