Conclusie
1.Inleiding
2.De aanleiding en het procesverloop
corporaof
instrumenta delicti(art. 98 lid 2 Sv) zijn. De overblijvende stukken zijn als geheimhouderstukken aangemerkt en daarvan is teruggave gelast.
“Indien in een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv de teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp wordt verzocht met een beroep op feiten en omstandigheden op grond waarvan de beslaglegging zelve onrechtmatig moet worden geacht, zal de rechter moeten onderzoeken of hij de feitelijke grondslag van dat beklag voldoende aannemelijk acht en of die onregelmatigheid bij de beslaglegging tot gegrondverklaring van het klaagschrift dient te leiden.”.
corporaof
instrumenta delicti. Verder heeft de rechter-commissaris vastgesteld dat de notarissen weliswaar zijn aangemerkt als verdachten maar dat die verdenking onvoldoende ernstig is om te kunnen spreken van een zeer uitzonderlijke omstandigheid die moet leiden tot doorbreking van het verschoningsrecht. De rechter- commissaris overweegt:
instrumenta delicti, zodat de rechter-commissaris van oordeel is dat daarom het verschoningsrecht ten aanzien van deze stukken moet worden doorbroken. De overweging luidt als volgt:
geheimhouderstukken, nu deze documenten gelet op hun inhoud tussen de notaris en zijn cliënt in het kader van de juridische dienstverlening aan zijn cliënt zijn gewisseld. Alsdan dient de vraag beantwoord te worden of deze documenten instrumenta dan wel corpora delicti betreffen. De inhoud van deze documenten bezien in het licht van de witwasverdenking tegen de verdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] terzake de koop van het onroerend goed aan de [a-straat] middels onder meer het gebruik van een valse leenovereenkomst en een schijnconstructie, maakt dat de rechter-commissaris van oordeel is dat deze documenten
moeten worden aangemerkt als instrumenta delictien dat daarom het verschoningsrecht van de notarissen met betrekking tot dit document moet worden doorbroken.”
3. De beschikking van de rechter-commissaris
4. Het standpunt van de officier van justitie
5. Het standpunt van klagers
effective remedyin de zin van het EVRM tegen deze onrechtmatigheid. Deze onrechtmatigheid moet dan ook in volle omvang in deze procedure kunnen worden beoordeeld. Dit dient te leiden tot gegrondverklaring van het klaagschrift en teruggave van inbeslaggenomen stukken aan klagers. (…)
In raadkamer is het navolgende nog aangevoerd. De rechter-commissaris heeft ten onrechte alle stukken bekeken. Volgens de verdediging is het aan de notaris, in casu klagers, samen met de Ringvoorzitter om aan te geven welke stukken geheimhoudersstukken zijn. Dit standpunt had moeten worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijs geen twijfel erover kon bestaan dat het standpunt van de notaris niet klopte. In onderhavige zaak heeft de rechter-commissaris alle stukken zelf bekeken en over alle stukken een eigen oordeel gevormd, d.w.z. dat hij heeft beoordeeld of het stuk een geheimhoudersstuk is, een ‘corpus et instrumentum delicti is of geen geheimhoudersstuk is. Daarmee is het verschoningsrecht geschonden.
(…)
6. De beoordeling(…)
De (beoordeling van de) inbeslaggenomen documenten:
corpus et instrumentum delicti’ of ‘geheimhouderstuk en geen
corpus et instrumentum delicti’ betreft. Ten aanzien van een deel van de stukken is de rechtbank tot een ander oordeel dan de rechter-commissaris gekomen en heeft zij op basis daarvan het klaagschrift van de klagers gedeeltelijk gegrond verklaard (en voor het overige ongegrond).
3.Het middel van de klagers
de factoniet meer beschermd. Teneinde wel deze rechtsbescherming te kunnen bieden verdient volgens de steller van het middel het voorstel van Keulen in diens noot NJ 2013/128 onder 7 de voorkeur. Als vertrekpunt kan gelden dat aan de inbeslagneming klevende gebreken niet altijd een toereikende grond voor teruggave kunnen zijn, maar dat dit wel een factor is die bij de afweging of het betrokken voorwerp teruggegeven moet worden van belang is – en soms ook van doorslaggevend belang kan zijn.
4.Beoordeling van het middel
corporadan wel
instrumenta delictibetreffen inzake de witwasverdenking jegens de drie niet-verschoningsgerechtigde verdachten. Evenmin wordt er over geklaagd dat de rechtbank nadat zij kennelijk heeft geoordeeld dat de onrechtmatigheden die zich hebben voorgedaan bij de rechter-commissaris niet kunnen leiden tot een gegrondverklaring van het klaagschrift, zélf is overgegaan tot een beoordeling van de inbeslaggenomen stukken en daarbij heeft kennisgenomen van de inhoud van alle stukken die in beslag zijn genomen. Vooral dat laatste heeft mij verbaasd omdat de verdediging tegenover de rechtbank wel geklaagd heeft dat de rechter-commissaris door kennisneming van alle inbeslaggenomen stukken het verschoningsrecht heeft geschonden en mede op grond daarvan bepleit heeft dat het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard. Wel wordt in voetnoot 3 in de cassatieschriftuur verwezen naar het verweer dat gevoerd is tijdens de raadkamerzitting van de rechtbank op 18 april 2019 onder de randnummers 13 tot en met 23 van de pleitnota. Hierin wordt onder de randnummers 19-23 geklaagd over de handelwijze van de “tweede” rechter-commissaris. Welwillend gelezen zou hierin een aanknopingspunt kunnen worden gevonden dat de klagers in cassatie mede beogen te klagen over het kennelijk oordeel van de rechtbank dat het verzuim van de rechter-commissaris om het primaat bij de klagers te laten, niet tot gegrondverklaring van het klaagschrift moet leiden. Gelet op het belang van de materie heb ik bij de bespreking van het middel gekozen voor deze welwillende lezing.
in hoeverrede rechter-commissaris die de bij de verschoningsgerechtigde inbeslaggenomen stukken en gegevens in een zogenaamde “gesloten enveloppe” in bewaring neemt, casu quo de raadkamer van de rechtbank die over een klaagschrift dienaangaande dient te oordelen, kennis mag nemen van die inbeslaggenomen stukken om te bepalen of het gaat om stukken of gegevens waarover zich het verschoningsrecht uitstrekt.
nietwordt verwezen, merkt Knigge op dat deze nieuwe koers in de jurisprudentie [9] , tot vrees heeft geleid dat deze ook consequenties heeft voor beklagzaken waar het verschoningsrecht aan de orde is. Knigge zegt onder 6.5. het volgende:
corporaen
instrumenta delicti, wel in beslag mogen worden genomen. De ratio hiervan is dat dergelijke stukken geen object van verschoning zijn en het verschoningsrecht daarop niet van toepassing kan zijn.
corporaof
instrumenta delictien of er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden.
corporaof
instrumenta, dan laat de rechter-commissaris overeenkomstig het hiervoor onder 4.13 weergegeven beginsel, tijdens de doorzoeking het oordeel of stukken onder het verschoningsrecht vallen, over aan de verschoningsgerechtigde en de aanwezige vertegenwoordiger van de beroepsgroep. [16] Kan de beoordeling vanwege de omvang van de in beslag te nemen stukken niet ter plekke plaatsvinden dan kunnen de stukken door de rechter-commissaris in een verzegelde enveloppe of doos worden meegenomen naar zijn kabinet en wordt de schifting daar in aanwezigheid van de verschoningsgerechtigde en een vertegenwoordiger van de beroepsgroep gedaan.
corporaof
instrumentavan het strafbare feit, geen kennis zouden mogen nemen van de betrokken stukken. De rechter zou dan als het ware “blind” moeten beoordelen of er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden en of een beslag in dat verband de waarheidsvinding dient. Dat zal niet kunnen zonder kennisneming van de stukken. Hetzelfde geldt voor een beslissing over de vraag of stukken aan zijn te merken als
corporaof
instrumentavan het strafbare feit. Dus kennisneming is volgens hen in die gevallen onvermijdelijk. Zij stellen daarbij wel:
corporaen
instrumenta delicti, de rechter-commissaris dan wel de beklagrechter bevoegd is om
voorafgaandaan een beslissing of van een dergelijke uitzonderingssituatie sprake is, kennis te nemen van de inhoud van de inbeslaggenomen stukken, echter slechts in zoverre als nodig is om te beoordelen of van (een van) deze uitzonderingssituaties sprake is.
fishing expeditionom aan de hand van de inhoud hiervan te bezien of de verschoningsgerechtigde zich bijvoorbeeld schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten, of om te onderzoeken of er zich misschien vervalste stukken (corpora of instrumenta) in de dossiers bevinden. [23]