Uitspraak
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het door het Openbaar Ministerie voorgestelde middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin klagers een klaagschrift hebben ingediend met betrekking tot de inbeslagname van stukken en gegevensdragers in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De Hoge Raad behandelt de vraag of het verschoningsrecht van de klagers zich verzet tegen de terbeschikkingstelling van de inbeslaggenomen stukken voor strafrechtelijk onderzoek. De zaak betreft een doorzoeking in het kantoor van een notaris en kandidaat-notaris, waarbij de klagers betrokken zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte procedurele onregelmatigheden als zelfstandige reden heeft gezien om het klaagschrift gegrond te verklaren. De Hoge Raad benadrukt dat de vraag of de beslaglegging onrechtmatig is, beperkt moet worden tot de formaliteiten die in acht zijn genomen bij de inbeslagneming. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar de rechtbank voor herbehandeling. De uitspraak is gedaan op 11 juli 2017.